Koffers en tassen waren grotendeels gepakt, en nadat ik nog even een afspraak had nagekomen, hebben we Huppel, het witte monster, volgeladen. Het paste allemaal maar nèt. Het weer zag er fantastisch uit. Volop zon, dus. We namen roerend afscheid van Cock en Theo, onze overburen, ik zette de kilometerteller op 0, de airco aan en de reis nam een aanvang. Dachten we. Maar ik was de dagmedicijnen, die ik thuis had klaargezet, vergeten, zodat Huppel na anderhalve kilometer vakantie weer voor de deur stond. Toen alles gecheckt en geregeld was gingen we dan eindelijk. Omdat het al laat was, kozen we aanvankelijk voor de snelweg, en later voor het landelijke. We reden langs Numansdorp; maar nu geen bekenden gezien. We reden langs Antwerpen; alleen het Sportpaleis langs de Ring zien liggen, We Reden langs Brussel, alleen maar opgebroken wegen. Dan kan je beter kasseien hebben. En het was erg druk. Nou, zeg maar DRUK!!. Vrachtverkeer met haast, personenvervoer zonder geduld, levensmoe geworden onderaannemerbusjesbestuurders en files. De temperatuur was opgelopen tot 25 graden in de schaduw. Groot was dan ook de opluchting, toen we in Namen kwamen. Het was óók een beetje feest der herkenning. Een tijdje geleden, zo ongeveer 57 jaar, zijn Inge en ik hier ook al eens geweest. Op de brommer, een fonkelnieuwe grijze Kreidler, maar een heel klein beetje opgevoerd. John de bestuurder, met Inge als duopassagier achterop, met sheltertentje, pannenset en gasbranders. En nog niet getrouwd, onderweg naar de grotten van Han. Nog steeds staat ons in het geheugen gegrift wat we in het restaurant van de Citadel van Namen namen. Een shirloin steak, taai als een schoenzool, zo te proeven van een héél oud paard. Maar een lol dat we hadden. Trouwens over oude paarden gesproken. Bij een van de bruggen over de Maas in Namen staat een groot standbeeld. Het stelt het ros Beyard voor, met op zijn rug de vier Heemskinderen (les quatre fils Aymon) . Hoofdpersonen uit een van de oudste Nederlandse vertellingen die bewaard zijn gebleven. Je moet het verhaal maar eens opzoeken in Wikipedia. Wát een sterk paard was dat! Maar daarover later meer.
Het was dus in Namen, waar we de grote weg verlieten. We reden richting Dinant, door het prachtige, met bossen en rotsen omzoomde Maasdal. Niet dat daar minder verkeer was, maar door snelheidsbeperkende maatregelen bleef de boel overzichtelijk.
Ook hier weer vlagen van herinnering. Zo ongeveer 58 jaar geleden stond ik hier met mijn vrienden Dick en Thaddy te liften naar.... ja, hoor, Han. We stonden al een paar uur met de duim omhoog, toen er een oud, beschilderd volkswagenbusje uit de tegenovergestelde richting kwam. Maar die gasten kenden we! Amsterdammers! Die hadden we een paar weken eerder ontmoet in Amsterdam. Omdat het liften ons niet meezat, zijn we op uitnodiging maar in de bus gestapt en hebben we nog een paar leuke dagen in Mokum gehad.
Maar terug naar vandaag. We reden Dinant binnen, en dat bleek nog steeds een toeristische trekpleister te zijn. Het was er knetterdruk, en er was geen gelegenheid om ook maar een fotootje te schieten. Snel waren we door Dinant, toen we voor ons een grote rots zagen opdoemen. De rots leek gespleten, en wij wisten hoe dat kwam. In lang vervlogen tijden heeft die oude knol Beyard met één hoefslag de rots doen splijten. Waarom dat beest zo'n destuctieve aard had vermeldt de sage niet. Maar ik heb snel een paar kiekjes gemaakt. We naderden ons hotel voor de komende nacht. Of eigenlijk een Bed & Breakfast, boven een bakker op een hoek aan de hoofdstraat van Beauraing. De auto geparkeerd, en toen stonden we voor een gesloten deur. Fermée le Lundi. En vandaag was het Lundi. Maar goed, eigenaresse gebeld, die moest uit Dinant komen (had ze wel met ons mee hebben kunnen rijden) en ze zou haast maken. Ondertussen namen wij om de tijd te doden en de dorst te stillen een biertje op de andere hoek, waar een restaurant gevestigd was. We zouden daar die avond ook eten. Ze hadden daar ook cous-cous op de kaart staan, maar dat heb ik eergisteren al gegeten.
Nathalie kwam snel, en toonde ons onze kamer. 2e verdieping, en géén lift, dus goed voor de conditie. De kamer beviel ons wel, al stond er in de (grote) kamer ook een groot ligbad. Daar hebben we maar geen gebruik van gemaakt.
Zoals gezegd, zijn we naar het restaurant op de hoek gegaan, maar Inge had niet zoveel trek, Dus hebben we gevraagd of we een kindermenu konden krijgen, en dat kon. Ze heeft heel zoet haar halve biefstukje (wat nog een hele kluif was) opgegeten. Met moeite heb ik mijn burger met raclette en salade opgegeten. De gratis attentie, koffie of een likeurtje, hebben we moeten afslaan. We hebben per slot van rekening geen gummi buikjes.
Morgen naar Straatsburg. Zetel van het Hof Voor De Rechten Van De Mens. Maar ze zullen ook nog wel andere zetels hebben, We kijken er naar uit.
Geschreven door John.en.inge.op.reis