Zo, vandaag stond Sevilla op de lijst. Twee overnachtingen in hotel Cervantes in de Calle Cervantes geboekt (U weet wel, Miguel de Cervantes, de schrijver van Don Quichote, u weet wel, die dolende ridder uit La Mancha, u weet wel, etc.). Voor de verandering eens vroeg opgestaan, en na het ontbijt meteen vertrokken. Omdat we er hooguit twee uur over zouden doen, en we pas om één uur konden inchecken, hebben we besloten om via El Rocio te rijden. Dat plaatsje stond ook op mijn verlanglijstje, en dit was een mooie gelegenheid om daar nu maar eens naar toe te gaan. El Rocio ligt 25 km van de weg naar Sevilla, dus dat is goed te doen. Het plaatsje is vooral bekend van de grote processie die hier in de Paastijd plaatsvindt, en die tot de grootste en drukstbezochte van Europa gerekend mag worden. Vele Spaanse plaatsen hebben hier een kapel, beheerd door een broederschap, waar al de kostbare gouden en zilveren processiebenodigdheden bewaard worden. Het eerste stuk over de E-1 ging voorspoedig, de weg naar El Rocio was iets minder comfortabel. Toen we het plaatsje binnenreden zagen we het meteen. De straten en pleinen van het dorpje waren niet geplaveid. Eén zandvlakte. De huizen, kerk en kapellen waren stralend wit, en op sommige momenten waande je je in een wild-west film, en kon ieder ogenblik John Wayne, u weet wel, op zijn paard binnen komen rijden. Overigens: saloons genoeg. Maar je keek je ogen uit en het is er zeer fotogeniek. Helaas konden we hier niet de hele dag verblijven, want het hotel wachtte op ons.
In Sevilla was het een gekkenhuis, wat het verkeer betreft. En ons hotel lag in de oude binnenstad, gelukkig allemaal eenrichtingsverkeer, want twee naast elkaar past écht niet. We konden de auto onder het hotel parkeren, Eerst 2 keer in de straat steken om de auto in de lift te wurmen. Vorig jaar ging dat goed, maar toen hadden we een kleine auto. Met iets meer moeite kregen we het weer voor elkaar om de auto in de ondergrondse garage te proppen (De garage leek gekrompen in het afgelopen jaar), en ik nam voor twee dagen afscheid van de oude schicht. We hebben ook een balkon bij onze kamer op de 1e verdieping. 30 cm diep, maar verder uitsteken kon niet, want dan raakte je de huizen aan de overkant. Maar een mooie patio, dat dan weer wel.
Het was de vierde maal dat we Sevilla aandeden, en ik ken de stad redelijk goed, maar we waren nog nooit in de wijk Macarena geweest. Daar staat een kerk, een poort en een oude, nog uit de Moorse tijd stammende stadsmuur. Maar eerst een lichte lunch op de Alameida de Hércules, en toen noordwaarts gelopen, al zigzaggend door de fantastische sfeervolle en drukke Sevillaanse straatjes. Niet zigzaggend van de drank, maar vanwege het onbegrijpelijke stratenplan van de oude stad.
Bij de kerk aangekomen bleek dat men groot onderhoud moest plegen aan het plein tussen kerk en poort, zodat men het ontoegankelijk had gemaakt voor de nieuwsgierige voetgangers, met een hek, en dat hek bespannen met doeken. Dat was een domper, bovendien was de kerk gesloten tot na de siësta. Dat was nog twee uren wachten, en dat zagen wij niet zitten. We zijn nog een stukje langs de Moorse Muur gewandeld, en daarna in een parkje bij een fontein in de zon gaat zitten bakken. Toen we er genoeg van hadden zijn we weer naar het hotel gegaan om even te rusten.
Nadat de duisternis was gevallen, en de avond was aangebroken -beide gebeurtenissen verliepen overigens geruisloos- gingen we de stad weer in. En de aanblik was fenomenaal. Alle straten in het centrum waren feestelijk geïllumineerd, en bovendien mooi verlicht. Elke straat had zijn eigen lichtornamenten. Met de camera is dat moeilijk te vangen, maar ik doe altijd mijn best. Alle winkels waren geopend, en het Sevillaanse volk was de straat op gevlucht. Blijkbaar was er niets op de Spaanse TV.
Zelden heb ik zo'n drukte op straat gezien. Moegelopen in het hotel aangekomen. Morgen nog meer lopen, vrees ik.
Geschreven door John.en.inge.op.reis