Koffie bij Sol e Praia, waar de stoeltjes werden drooggewreven door de ober vanwege de vochtige nacht. We waren nét niet de eersten op het terras. Het weer was een beetje omgeslagen; de zon scheen wel, maar er stond een koude wind, die het dragen van een vest noodzakelijk maakte. Langzaam liep het volk binnen, en later kwamen Jan en Coby er ook bij. Nog even een colaatje en een watertje, en vroeg ik Jan of hij zin had om naar de flamingo's in de zoutpannen van Castro Marim te gaan kijken. Hij wilde wel, en ik ging de auto ophalen. Inge en Coby zouden aan het zwembad, uit de wind en in de zon nog een beetje kleur opdoen. Jan en ik reden via Sao Bartolomeu naar de zoutpannen, bij de grote zoutberg. Eigenlijk was dit verboden toegang, zo stond er in het Portugees, maar dat begrepen we niet. Kenden alleen Nederlands, dus we dachten dat er stond: Hartelijk welkom, Jan en John. Met de auto reden we de smalle dijken af, speurend naar flamingo's en ander vliegend of pootjebadend gespuis.
We zagen flamingo's maar die bleken nogal schuw te zijn, en ik probeerde zo goed en zo kwaad als het ging door het open portierraam te fotograferen. Achteraf bekeken verdienen deze foto's het niet om genomineerd te worden voor de World Press Photo, maar bij gebrek aan beter plaats ik ze toch maar. Rijdend over de kilometers lange dijk rond en door de zoutpannen vroeg ik aan Jan of we nog ergens konden keren op de dijk, want aan het einde van de dijk was er geen mogelijkheid om naar de bewoonde wereld te komen. Jan zei, er staat een wit huisje aan het eind, en daar kun je keren. Inderdaad na enkele minuten kwamen we aan bij het huisje, dat een pompstation bleek te zijn. Daar gekeerd, en het hele dijkje weer teruggereden. Naast de weg stonden gele bloemetjes, die ik als oxalis determineerde. Onderweg zagen we flamingo's, andere waadvogels en steltlopertjes, en nog een heel klein vogeltje. ik heb een foto getracht te maken, sterk ingezoemd, en toen ik de foto bekeek, bleek het een bontbekplevier te zijn, waarvan foto bijgevoegd. We zagen in de verte dat er een groot wolkenfront uit het zuidwesten kwam aanzetten, dus snel van de dijk af, want met regen verandert die in een glijbaan. Dus terug, via een toeristische route die bij Altura op de N125 eindigde. Terug in het hotel zei Inge dat ze bij het zwembad had gelegen, maar slechts voor een half uur, toen genoemd wolkenfront tussen haar en de zon schoof en het te koud werd met alleen een badpak aan.
Daarna zijn we even naar Avenida gegaan, waar d'n Ollanders in een kring zaten te zitten. We kwamen Ton en Mary tegen, die juist vertrokken naar een feest. Ton had een dik oog, want hij was eergisteren gestoken door een vuig insect, dat zijn angel ogenschijnlijk in Tons gezwollen jukbeendistrict had achtergelaten. Zeer pijnlijk allemaal, en een ober had met azijn de pijn weten te verzachten. De achtergebleven angel mocht niet met een pincet worden verwijderd, want dan zouden de aanhangende gifklieren worden uitgeknepen, met nog meer pijn tot gevolg. Een arts lijkt mij de enige oplossing, of je moet wachten tot alles er vanzelf uitzweert. Maar Ton en Mary moesten er vandoor en namen afscheid. Inge en ik schoven aan in de kring om nog een versnapering tot ons te nemen, en Ko en Lenie uit te nodigen om automatisch mijn verslagen te volgen. Ik heb ze bij het lijstje van mijn volgers zien staan, dus het is gelukt.en toen het echt fris begon te worden zijn wij ook opgestapt. Inge ging naar het hotel, en ik stopte bij Komenkaza, waar ze gebraden kip met piri-piri saus verkochten, take-away, dus in het hotel op te eten. Toen we klaar waren stonden onze lippen in de hens, vanwege de piri-piri. Die kip was de laatste vogel voor vandaag.
Geschreven door John.en.inge.op.reis