Nog voor mijn wekker ging om 6 uur werd ik al gewekt door de vrolijk blaffende honden, waar er echt vreselijk veel van zijn hier in de buurt. De zon keek ook al nieuwsgierig door het raam, waardoor er geen reden meer was om te blijven liggen in mijn bed. Na een snelle douche pakte ik mijn tas in, griste de zelfgemaakte kaart van Raul van het nachtkastje en ontmoette David beneden. Helaas was er geen ontbijt, dus werd het een drinkyoghurt met wat bij elkaar geraapte zaden, noten en gedroogde vruchten.
Vervolgens liepen we de tuindeur uit en pakte de eerste de beste taxi die voorbij reed , in plaats van een taxi van de drie geadviseerde bedrijven. Het was wel goedkoop, alleen het rook wat apart. Gelukkig had ik al na twee minuten ontdekt dat het de zure geur was van iemands maaginhoud, waarschijnlijk was die afgelopen nacht uitgesproeit over de achterbank van de taxi.
Het ritje was gelukkig maar kort, we stapte uit bij de bus terminal en daar begon het avontuur. We moesten namelijk de minivan terminal vinden. Om hier te komen moesten we in ons gebroken Spaans vragen waar de minivan was die ons naar bestemming één zou brengen: Corire. Uiteindelijk hadden we hem gevonden en we hadden nog de beste plekken ook. Met zijn tweeën naast de chauffeur. De weg naar Corire was werkelijk ontzettend mooi. Het landschap van Peru is eigenlijk altijd weer anders en blijft je verrassen. Dus onder het genot van het uitzicht over dit adembenemende landschap dat als constant veranderd schilderij diende tijdens de goede gesprekken reden we in drie uur naar Corire.
De chauffeur vond het volgens mij erg bijzonder dat hij twee blanke mensen in zijn busje had en op een vreemde manier bleef hij ons de hele tijd wijzen op plastic kreeften die we onderweg tegen kwamen. Bij de tijd dat we aankwamen in Corire stapte hij zelfs uit om een te gebaren naar een plastic kreeft die op het centrale plein van Corire stond. Ik heb overigens geen idee waarom. Het feit dat Corire een central plein heeft implementeert dat het een vrij grote stad was. Dat is niet zo, het is een klein dorpje. Het is eigenlijk het dorp waar Raul is opgegroeid. Vanaf hier konden we een taxi nemen naar Toro Muerto. Hier zouden namelijk petrogliefen te zien zijn ( symbolen, figuren of andere afbeeldingen die in rotsen zijn gekerfd, gekrast of gehakt).
Corire is een dorp waar veel aan landbouw wordt gedaan en is dus erg groen met veel grote poolen met water. Het wordt echter omringd door grote bergen waar helemaal niks op groeit. Het contast is enorm, onwerkelijk en schitterend.
Dus toen we een taxi hadden gevonden, bracht deze ons uit het groene Corire naar het grijze woestijnachtige landschap dat hoger lag op de berg. We stopte bij een klein hutje en een kaal geschoren hond kwam vrolijk op ons afgerend. We moesten 5 soles betalen bij deze post. We kregen ook een kaart van de man, met daarop een wandelroute uitgetekend.
We gingen terug de taxi in en deze reed ons verder omhoog onder het genot van precies het goede avontuur reismuziekje dat je wilt hebben in Peru. De weg was snel niet meer een pad vol stenen waar af en toe een auto overheen reed en daarom een weg heette.
De taxi stopte bij een post, wat eigenlijk niet meer was dan vier houten palen en een rieten dak waaronder de taxi geparkeerd kon worden. De chauffeur zou wachten tot we weer terug wilden. We stapte uit de auto. Het gebied waar we ons bevonden was enorm. Het was niet vast te leggen op camera. Maar het was een woestijn van grijs zand dat raar aan voelden. En er lagen allemaal stenen verderop in de woestijn.
De kaart die we gekregen hadden was niet echt bruikbaar gezien het feit dat er geen pad was. We liepen gewoon die woestijn in. Beide enorm onder de indruk van deze plek. Er was absoluut niks levends op deze plek, het enige wat er was waren deze enorme grijze bergen om ons heen. Sprakeloos liepen we verder en we kwamen bij de brokstukken en ze waren allemaal versierd met petrogliefen. Deze plek had echt een hele bijzondere uitwerking op ons. We zochten een groot brokstuk op en gingen in de schaduw zitten om de omgeving op ons te laten in werken. We keken uit op Corire en zijn enorme landbouw velden maar deze leken enorm klein vanaf waar wij zaten. Zelfs de auto was bijna niet meer te zien.
Terwijl ik daar zat in het midden van de vele brokstukken van een eerdere beschaving in een levenloze omgeving, met de brandende zon hoog aan de hemel, besefte ik opeens hoe sterfelijk een mens is. Ooit was op deze vergeten plek die niet veel verschilt van het landschap van Mars, een middelpunt van leven. Maar al die levens zijn vergeten en het enige dat over is gebleven zijn de brokstukken met daarop tekeningen waarop zij waarschijnlijk hun verhaal vertelde.
De plek had iets spiritueels, het bijzondere was dat zowel David als ik daarin werden meegenomen. We pakte willekeurig stenen op die totaal afweken van de rest en probeerde te bedenken waar ze vandaan kwamen. Op een gegeven moment had ik een kleine zwarte steen vast met een hoge dichtheid en ik wilde hem eigenlijk niet loslaten, maar toch kon ik hem niet meenemen. Hij hoorde hier, bij deze bijzondere plek. Hier was hij bijzonder en behorend tot het geheel, als ik hem mee zou nemen zou het gewoon een steen zijn.
Stil van onze spirituele ervaring liepen we terug naar de taxi, we hadden twee uur rondgewandeld door de woestijn. Het was namelijk tijd om door te reizen naar het volgende dorpje: Querulpa. Een dorpje bekend omdat er hier dinosaurus voetafdrukken te zie zijn. Om hier naar toe te komen moesten we de gewone bus pakken. Helaas was deze vol en ietsje kleiner dan de bussen in Arequipa. Wat inhield dat we op een oncomfortabele houden met onze houden gebogen in de bus moesten staan. De lokale in de bus vonden het hilarisch en maakte grapjes over het feit dat we te groot waren voor de bus.
We stapte uit in Querulpa, een heel klein dorpje met huizen die bestonden uit in elkaar gevlochten daken en muren van klei. Het was naar onze mening dan ook erg bizar dat ze wel een levensgrote plastic dinosaurus hadden. We liepen naar boven en het uitzicht werd mooier en mooier met elke stap die we zetten. Halverwege de toch naar boven stond opeens een museum. Eigenlijk was het gewoon een hut met toiletten en vier glazen boxen met daarin wat botresten van de dinosaurus. Je kon er gewoon in lopen er waren geen deuren of iemand die er een oogje op hielt.
We vervolgde onze weg naar boven, nadat we helemaal naar boven waren geklommen was het uitzicht echt ongelooflijk. Het was zo mooi dat het tien minuten duurden voordat we ons afvroegen : “ Dus waar zijn die voetafdrukken nou?” We keken om ons heen en we waren er gewoon langs gelopen. Het was best wel tof om te zien maar het uitzicht was mooier als ik eerlijk ben.
We daalde weer af, terug naar de weg om de bus naar Aplao te pakken. Vanaf Aplao moesten we weer met een ander busje naar Huancarqui. Vanaf hier zouden we een klein stukje moeten open naar Chancharai. Raul had verteld dat hier een natuurlijk zwembad was waar we heerlijk konden zwemmen. Hij had verteld dat er een beekje uit de bergen stroomde en die mondde uit in een groter geheel waardoor je heerlijk kon zwemmen.
In Aplao hadden we wat bier gekocht, een pak crackers drie avocado’s en nog wat passievruchten, zodat we een heerlijke lunch konden nuttigen bij de zwem gelegenheid. Het was toen we aankwamen in Huancarqui al half vier dus we hadden ondertussen ook wel honger gekregen. We vroegen aan de buschauffeur hoe we moesten lopen. Hij zei heel veel maar we begrepen hem niet helemaal. Hij probeerde iets uit te leggen, alleen wat het was werd ons niet duidelijk. Dus we gingen maar de steen en zandweg af waar met een bordje Chancharai stond aangegeven.
Terwijl we op die weg liepen, met een zon die langzaam onder ging, voelde we enorm verdwaald. We liepen aan de rand van de vallei, aan onze rechterhand de uitgestreken gebieden die gebruikt werden voor landbouw en direct aan onze linkerhand schoten de grijze levenloze bergen de lucht in. Terwijl we daar liepen hadden we de grootste lol want we hadden echt geen idee waar we waren. Toen er een oude kever voorbij tufte over de hobbelige weg keken de Peruanen die erin zaten wat vreemd naar ons. Het leek ons, gezien de droge omgeving, erg onwaarschijnlijk dat er ergens in de nabije omgeving een gelegenheid tot zwemen was. Een paar mannen uit een café, althans het was gewoon een huisje met gevlochten muren, riepen wat naar ons. We legde uit dat we op zoek waren voor een plek om te zwemmen. De mannen lachten ons niet uit, dus dat was een goed teken. We zaten dus wel ongeveer op de goede plek. Ze gaven ons wat aanwijzingen en we vervolgden onze weg. Het was on steeds erg warm en doordat het zwemgebied tot nu toe door iedereen aan wie we het gevraagd hadden was herkend, waren onze verwachten hoog.
Na 45 minuten over de stoffige weg te hebben gelopen kwamen we eindelijk aan.
Er waren twee zwembaden, helaas was er wel een klein dingetje anders dan onze verwachting. Er zat namelijk geen water in het. David en ik hebben ons kapot gelachen. Omdat we toch zover hadden gereisd voor deze plek, hebben we hier toch maar gelunchte. We hadden echter niet nagedacht over het feit dat een avocado en een passievrucht open moeten worden gemaakt. Gelukkig had moederlief hier wel over nagedacht en mij een zakmes gegeven. Ik kan je niet vertellen hoe gelukkig wij daarmee waren. Dus terwijl we van onze lunch aan het genieten waren konden we kijken naar de condors die overvlogen. Daarna kwam er nog een interessant verschijnsel voorbij. Een auto met daarachter een schitterend wit paard gebonden die galopperend de auto volgden. De man in de auto woonde aan de rond van het ‘zwembad’. En terwijl hij zijn auto parkeerde ging er een ezel helemaal uit zijn dak bij het zien van het paard. Dus ik denk dat we getuigen zijn geweest van het muildier maken.
Vervolgens liepen we de 45 minuten weer terug over het zandpad en waren we getuigen van een mooie zonsondergang. In het dorpje was een vrouwtje zou vriendelijk om in haar huis te laten voor een toilet. Daarna kwam er alweer een busje aan dat ons naar Aplao kon terug brengen. We waren eigenlijk best wel verrast over het openbaar vervoer van Peru. Geen één keer hebben we langer dan 10 minuten moeten wachten voor er een busje kwam. Van Aplao konden we met een minivan terug naar Arequipa, wat ongeveer 3,5 uur was. In Arequipa hebben we rond een uurtje of half 11 nog avond gegeten. Het oorspronkelijke plan was om nog een feestje in de stad te pakken maar we waren allebei te gesloopt. Soms moet een dag gewoon stoppen op zijn hoogte punt.
Het was een geweldig avontuur, heerlijk om zelf op pad te gaan. Dat geeft wel echt een extra vorm aan je ervaring en belevenis.
Geschreven door Nancy.op.reis