Hans had de grote mensen er wel over horen praten, maar het was niet fijn geweest. Zijn vader werd dan boos en zijn moeder ging een beetje huilen. Maar water tot boven de kerk, dat kon natuurlijk nooit.
Hij had een spijker gevonden in de schuur en nu zat hij al vier dagen na school buiten op een geheime plek in het kozijn van het kelderluik te kerven, het was bijna klaar. Zijn vingers deden pijn, dat was goed, het moest niet te makkelijk zijn want dan zou elke jongen het kunnen, dan was er niks aan. Hij stopte even om te kijken of hij uit zou komen: links de h, rechts de m en precies er tussenin een hart, bijna af. Hans dacht er al aan hoe blij ze zou zijn, Margit, als ze het zou zien. Ze zou met haar hand in haar vlecht spelen, een beetje verlegen, zoals op school als ze iets niet wist. Hans zou zeggen: dit heb ik voor jou gemaakt. Als we later trouwen dan gaan we hier samen wonen. Want onze namen staan hier al. En Margit zou dan lachen en dan zouden ze samen naar school rennen, want ze hoorden bij elkaar. Want dat stond op het kelderluik.
Maar die dag was alles vreemd geweest. Het begon ermee dat zijn moeder zei dat hij niet naar school hoefde, dat niemand naar school hoefde. Ze zei dat het water zou komen en dat iedereen daarom weg moest. Dat begreep Hans niet. Het water kwam altijd, na de winter, het siepelde en stroomde en de beek ging bulderen, maar daarom waren ze nog nooit weg gegaan.
Het tweede was dat er een vrachtwagen stopte bij hun huis. Vader ging dozen inladen en hun bank en zijn luie stoel en alles, alles. Zelfs de gordijnen. Hij had vandaag geen grapjes gemaakt, dat was vreemd. Anders deed vader 's ochtends altijd net of hij de neus van Hans eraf schroefde, zo met zijn duim tussen zijn vingers, dat was zijn grapje voor Hans, maar nu had vader alleen maar voor zich uit gekeken. Hans keek naar zijn moeder. Stil, had ze gezegd, stil maar. Moeder had gehuild, dat zag Hans wel. Hij nam zich voor vandaag extra zoet te zijn, dan zouden vader en moeder wel weer lachen, let maar op!
Ook het kamertje van Hans was nu leeg. Hans had Siepie uit de koffers gehouden en hield hem nu heel hard in zijn vuist gekneld, hij voelde het ene plastic oogje van Siepie een beetje in zijn vinger snijden. Misschien knijp ik wel een beetje te hard voor Siepie, dacht Hans, maar dan weet Siepie in elk geval dat hij niet alleen is. Siepie kon vandaag wel een vriendje gebruiken.
De vrachtwagen reed de straat uit, Hans zat een knel tussen vader en moeder, zijn knie deed er zeer van, maar hij zei maar niks. De meeste huizen waren al leeg, zag Hans, of er stond ook een vrachtwagen. Hans schrok, bij mevrouw Sprenger stond de vrachtwagen midden in de tuin, hij was zó van de stoep over het hekje en de bloemperkjes gereden. De dahlia's lagen verpletterd in de bandensporen, hun sap glansde in de zon.
Hans wreef over zijn pijnlijke knieën. Doe je voorzichtig schat, riep Margit uit de keuken. Voor hem was ze nog net zo mooi als die zomer, een mensenleven terug.
Het water was gekomen. Het was hoger dan de kerk geweest. Alleen de toren stak er nog bovenuit. Het was nodig geweest, dat zag hij nu wel. Er was een nieuw huis geweest, nieuwe dahlia's bloeiden in het nieuwe tuintje van mevrouw Sprenger. Een nieuwe kerk waarin hij met Margit trouwde, waar hun kinderen waren gedoopt, waar ze hun ouders begraven hadden. Maar het nieuwe huis had toen, lang geleden, raar geroken, en het had lang geduurd voordat Siepie zich had thuis gevoeld.
Hij moest zich nog haasten, Margit had haar schoenen al aan. Vandaag zouden ze over de bodem van het meer gaan lopen. Twee maanden geleden hadden ingenieurs het leeg laten lopen, alsof ze de stop eruit hadden getrokken. Dat was nodig geweest voor het verbreden van de weg boven de oever. Het had weken geduurd, maar toen was de bodem in zicht gekomen. De inlaat voor het water hapte nu als een vis op het droge. Aan de andere kant werd met zware machines gewerkt, dus het zand zou hen wel houden. Margit had het een raar idee gevonden, en gevaarlijk, ze konden wel vallen, maar Hans had vol gehouden. Nu schuifelden ze van de oever omlaag. In zijn ene hand zijn stok, de andere hand in hand met Margit. Ze lachte: 'wie had ooit gedacht dat wij hier zouden lopen na die dag? Zwemmen, dat wel, maar lopen?'
Ze moesten een beetje oppassen, her en der stak nog wat beton uit, of een oud muurtje. Hans liep wat rond te zoeken, plotseling stond hij stil. Hij leidde de vingers van Margit naar een boven gekomen stuk balk. Hé, zei Margit, da's toevallig, dat zijn precies onze letters!
Wil je ooit naar Nauders, ga naar Hotel Berghof!
Ik loop vandaag, met hoge sluier bewolking en een koude wind, naar San Valentino. Links is warm van de zon, rechts waait een koude wind. Ik trek mijn jekkie aan, wat een fijn jasje is dat toch, mijn oude Berghaus. Ik kocht al veel nieuwe intussen, maar als ik ga pakken blijft de Berghuis toch favoriet. Hij heeft ook iets stoers, zo verweerd en door de zon gebleekt is het een trouwe makker.
Ik loop vandaag de hele dag over fietspad, dat stelt de wandelaar voor plasproblemen. Een goed stekkie is niet snel gevonden, en dan is er het feit dat fietsers geluidloos en razendsnel naderen. Gelukkig is mijn timing tiptop vandaag en kom ik zonder genante momenten de dag door. Maakt mij trouwens ook niet zo heel veel uit: weg is weg.
Dan is daar opeens de grens met Italië! Voor de automobilist die er voorbij zoeft zijn er mooie borden, de fietsers en wandelaars moeten het doen met de wegafrastering 'Lavori in corso', maar hé, Italia is Italia. Wacht, mijn lief belt. Terwijl ik verder loop laat ik hem de omgeving zien: bergen, fietspad, veel fietsers ook, bruggetjes, beekjes, je kent het wel. Hij had ook gewandeld, in Groesbeek, en had in zijn nieuwe schoenen flink blaren gelopen in een rondje om de kerk.
Verder weer, ik kom bij de Reschensee, een stuwmeer. Ik ken het van foto's maar ik zie helemaal geen meer, ik zie een wijde zandvlakte waarin tientallen grote machines als een dolle stof lopen te scheppen. Het meer is leeg en desolaat. Bootjes liggen als kleurige symbolen van vergankelijkheid hun treurnis over de situatie te overwegen. Ik heb mijn hoofd vol met global-warming-einde-der-tijden-scenario's, de gletsjers worden immers kleiner en kleiner, Spanje verstoft al. Later vertelt de pensioneigenaar me dat ze het stuwmeer over een week weer vol laten lopen, omdat de toeristen dan komen (zie verhaal). Het is twee maanden geleden leeg gelaten voor wegwerkzaamheden. Dus ze moeten flink doorwerken aan die weg. Wellicht komt het einde der tijden. Maar niet vandaag.
De kitesurfers zijn ook een beetje verdrietig over de hele toestand. Surfen gaat top met die harde wind maar het is wel fijn als er water is om op te landen. Niet dus. Ze hangen wat rond bij de kitesurf-area. Het zijn allemaal jongemannen. Ze hebben allemaal lang haar.
Wacht, ik ben er al: Sankt Valentin auf der Haide / San Valentino alla Muta. Het is nog maar half één, ik zou het zo voorbij gelopen zijn. Mijn pensionnetje is bovenaan, de eigenaar is in zijn tuin aan het rondscharrelen en laat me meteen in mijn kamer binnen. Alles is hier nog tirools, trouwens, ook de taal. Wat wel handig is: het Italiaans staat er onder.
Ik begin in mijn onderweg-ritme te komen: doel bereikt, douchen, wasje doen, rondje lopen, koekie kopen. Ook San Valentino ligt aan een -schitterend- meer, waar wel water in zit. Op een houten bank, uit de wind, warm van de zon, ga ik liggen, hoofd op mijn tasje, zon op mijn huid. Welzeker is er nog vanalles te doen. Maar niet vandaag.
Ciao-ciao!
Geschreven door Dove.e.roma