Watje dat ik ben, ging ik gisteravond nog twee keer uit bed om het gordijn wat verder open te schuiven zodat ik vanuit mijn bed, als ik mijn ogen open zou doen, meteen de bergen zou zien.
Rustig aan vanochtend, mijn bus terug naar Ried gaat kwart voor negen. Tegenover de halte is Gasthof Zum goldenen Löwen, sinds 1563. Het is hier al eeuwenlang, nee, met die Romeinen erbij dus eigenlijk millennia lang een komen en gaan van reizigers. Indrukwekkend.
Ik schrijf wel dat ik terugga naar Ried, maar dat is stoere praat. Ik ga zes kilometer smokkelen en loop vandaag vanaf Tösens naar Nauders. En dan pak ik het laatste stuk opnieuw de bus, want anders zou ik in tunnels met heel veel verkeer moeten lopen, dat raadt mijn boekje sterk af. Ik zag gisteren in de bus ook fietsers in die tunnels, best gevaarlijk wel. Al met al toch nog steeds 16 kilometer, met een kleine 900 hoogtemeters op het programma.
Enfin.
In Tösens, een klein Tirools dorpje waar zelder iets gebeurt, stap ik uit de bus. Vandaag is groot spektakel in Tösens. In een zwarte colonne van krakend leer trekken bikers het dorpje binnen, bij tientallen. De bas van hun motoren grommend als de bergbeek na een hevig onweer, met stenen die diep dreunend dwalen door de bedding. Het kleine kerkje schrikt ervan en bijert bedeesd haar gelovigen bijeen.
Ik probeer mijn lief te spreken maar de motoren overstemmen ons soms. Toch komt het goed natuurlijk.
Bikers dragen opvallend vaak witte sportsokken.
Dan ga ik aan de wandel, richting 'Glücklich und Gesund', dat lijkt me wel wat. Het begint met een geweldige stenen boogbrug, uit de Middeleeuwen, over geen water. Op de tweede foto kunnen jullie meekijken, iets boven het midden. Ik trotseer kalfjes, die in mij een soort moederkoe zien (of is het de meurende Alpenkaas in mijn rugzak?) en in looppas achter me aan komen, maar dan doemt een somber loerende koe op, en die hebben hier gewoon horens; paarden met veulens (ik maak me groot, zwaai met mijn stokken en roep Heeee, heeee; ik lijk wel gek) en moet capriolen uithalen om mezelf veilig achter afrasteringen te krijgen. Wat een dag.
Ik loop verder mooi en lekker, tot ik een heel steil en weinig belopen pad moet nemen. Ik loop mezelf te jagen, dat is niet goed. Het blijft maar stijgen, blijkbaar om een wig over te steken 'waardoor het hele jaar stenen het dal in donderen'. Niet te lang blijven staan, dus. Ik raak buiten adem, begin een beetje onzeker te worden. Ik spreek mezelf maar eens tüchtig toe: rustig aan, Bertine, je hebt wel eens moeilijker gelopen. Het helpt matig. Wat wel helpt is dat ik er op een gegeven moment ben, bij die oversteek. Aan de overkant een irrigatiesysteem voor de hellingen. Dat ken ik nog van Lombardije, bij de Grand Saint Bernard: water wordt evenwijdig aan de helling geleid, met stuwtjes om het te regelen en naar de velden te laten afvloeien.
Ho, een hangbrug, altijd leuk. Al bij de drie treetjes er naartoe begint hij te huilen, staal op staal, dat is even schrikken. Gemoedelijk schommelend bereik ik de overzij. Verderop zijn weer koeien, dit zijn gewoon relaxte exemplaren, die kijken wel op maar niet om, en schijnen altijd klaar voor de foto.
Ik nader Pfunds, hier wordt het wat drukker met gezinnetjes en grijschaards. Een oude baas loopt voor me, langzaam, met een heel klein superfluffy hondje. Ontroerend: het hondje stiefelt twee meter vooruit, staat stil tot het baasje er weer is en dat herhaalt zich. Fikkie hoeft niet te kijken, hij voelt het gewoon aan. Precies op hetzelfde moment horen Fikkie en baasje me, ze kijken spatgelijk om, laten me passeren. Als ik verder loop zal ik twijfelen: was er wel een hondje?
Geen tijd om te peinzen, het volgende dient zich alweer aan: Petit Fundus. Het hele dorp is in het klein nagebouwd naast het pad, inclusief functionerende watermolen. Volgens mij is gewoon echt elk huis uit de oude dorpskern present, hoe leuk is dat?
Mijn Via is weg nummer 1, met roodwitte markering, hij komt in streep of ruitpatroon. Dan een stuk warm en saai, maar uiteindelijk komt daar komt een bouwwerk om de hoek: een laat-Romaanse torenbrug, goed kijken op de voorlaatste foto, dan zie je dat links nog een overdekte houten brug de Inn oversteekt. Overal is het land hier bevochten en betaald: burchten houden een streng oog op de doorgangen en hebben eeuwenlang tol gevraagd voor passage. Vroeger dan. Nu zijn we één Europa, maar de grenzen en hun roerige verleden blijven hier voelbaar: de bus hierboven blijft in Oostenrijk, de bus daarboven, aan de overzijde van de Inn, gaat naar Zwitserland. En morgen loop ik Italië binnen.
Dan gebeurt het wonder: voor de bus moet ik naar de autoweg stijgen over een zacht dennenbospaadje. Een minuut of twintig, zegt mijn boekje, in zigzag. Daar was ik altijd heel goed in, maar vandaag dus te gejaagd. Ik dwing me nu rustig: kijk een halve meter vóór me, niet vooruit en niet terug. Dan mijn ritme: stap links adem in, stap rechts adem uit. Dat is alles. Waar het steiler wordt maak ik mijn pas kleiner, als het vlakker wordt kan ik even bijkomen en mijn pas iets vergroten. Maar ik verbruik bij elke pas evenveel. Niet te veel, niet te weinig. Dit houd ik uren vol, de hele dag als het moet. Soms is een pas maar een voet groot. Of een halve. In en uit. Dat is het. Balans. Overgave, meer is niet nodig. The body knows. Nu ik het schrijf krijg ik tranen in mijn ogen.
Bij de weg gekomen moet ik, balans of niet, gewoon nog drie kwartier op de bus wachten. Maar als wisselgeld hoef ik dan weer niet te betalen van de chauffeur: 'Schon gut, die Dame, schon gut'. Als we een beetje meewerken, heeft het heelal maar heel weinig nodig om ons goedgezind te zijn. Glücklich und gesund, inderdaad. Wat een fijne dag!
Geschreven door Dove.e.roma