Vandaag is een rare dag. Na het ontbijt gaan we elk ons eigen tempo lopen. Bennie verdwijnt met de snelheid van het licht aan de einder, ik stap rustig door Toscane. We zien ons vanmiddag weer. Ik loop niet hard maar wel lekker, overal zonnebloemen en wijnranken hier, mooi hoor. Eerste dorp, Buonconvento, ligt nou eens niet op een bergtop, maar in het dal. Dat is eigenlijk voor het eerst hier in Toscane. Natuurlijk is er een poort, en een mooi straatje. Op een gevel zijn gevelstenen bijeengebracht, maar als ik een neus had zoals die man, dan liet ik liever geen gevelsteen maken. Terug in de heuvels domineren grote wijnhuizen de omgeving. Om tien uur 's ochtends wordt ook de wandelende pelgrim uitgenodigd wijn te komen proeven. Een beetje te vroeg nog voor mij. Dat van die cipressen in Toscane, dat klopt ook. Steeds mooie lanen, met cipressen omzoomd. Ik vind een stekel van een stekelvarken, heb ik al eens eerder gezien, blijkbaar hebben ze die hier. Moet je kijken hoe groot en mooi. Ongelofelijk toch dat dat blijkbaar gewoon uit het lijfje van zo'n beestje groeit. Opeens voel ik in een klim mijn linker hiel nu ook opspelen, terwijl het met mijn rechter knie eigenlijk best prima ging. Wat nou weer, ik ben net zo blij dat ik loop. Ik probeer al zoveel rekening te houden, waarom gaat het niet gewoon goed? Zal het hier dan echt ophouden? Dit gaat mijn incasseringsvermogen te boven. Ik kom er niet uit. Huilen. Kijk, een huil-selfie. Het leven van de pelgrim is zeker niet altijd een crème croissantje, ik ben echt wanhopig. Ik app Sigrid, haar vakantie vlakbij Rome zit erop, zij komt vanavond langs, en morgen rijdt ze terug naar Nederland. Ik vraag of ik mee mag, terug naar huis, terug naar Ivo. Ze belt me, gelukkig. Ik mag mee, maar er zijn natuurlijk alternatieven. Ik heb tijd nodig, loop huilend en in mezelf langzaam verder. Voor me loopt een man, in ongeveer hetzelfde tempo. Zo langzaam loop ik dan toch blijkbaar ook weer niet. Of ik loop wel heel langzaam, maar dan hij ook. Een eindeloze steentjesweg naar het volgende dorp. Er is geen schaduw, de zon beukt op me in en er komt geen einde aan.
Natuurlijk komt er wel een einde aan, tien over twaalf kom ik dan toch in het dorpje. Twee Italiaanse pelgrims lopen daar ook nog, ik zie ze steeds in de Ostello's, maar ze spreken buiten Italiaans echt geen woord in een andere taal dus ons contact blijf vrij rudimentair. Blijkbaar lig ik dan toch nog aardig op schema, dat had ik niet verwacht. Ook heb ik al verder gelopen dan gedacht: achttien kilometer heb ik al achter mijn sportschoenen, nog acht te gaan. Het is tijd voor een plan. Om twee uur gaat een bus die me in twaalf minuten naar de bestemming van vandaag brengt, San Quirico. Die ga ik nemen, achttien kilometer is mooi zat voor vandaag. Dat is nog dik anderhalf uur wachten op de bus, die tijd ga ik goed besteden. Tweehonderd meter verderop is een Coop, dat is mijn eerste doel. Ik haal twee perziken en twee yoghurtjes en eet ze op een bankje voor de Coop op. Dat is al beter, kijk maar naar de selfie. Om één uur gaat de Coop dicht, ik blijf op het bankje zitten en vertel iedereen die het komt proberen dat de Coop dicht is: 'e ciuso'. Blijkbaar is dat nog niet zo bekend, er zijn best veel mensen die voor de dichte deur moeten omdraaien. Als het tijd wordt loop ik terug naar de bushalte, een dikke tien minuten te vroeg uiteraard. Draait er net een bus voor mijn neus weg! Een mevrouw die eruit stapte vertelt me dat ik gelukkig niet mijn bus heb gemist, die moet nog komen. Ze vertelt me ook dat de bus meestal wel te laat is, toch zeker wel vijf tot tien minuten. Ik wacht en inderdaad, de bus komt een kwartier te laat, maar dat maakt mij niet uit, ik heb vandaag toch niks anders te doen. Als ik in de bus stap komt er net nog een derde Italiaanse pelgrim aan, een jonge gast. Hij loopt heel erg moeilijk, en het is nu kwart over twee. Als hij zo nog acht kilometer moet in de hitte dan wordt dat heel zwaar. Ik hou de bus nog even voor hem vast, maar hij maakt geen aanstalten richting bus dus dan moet hij het zelf weten. Ik ben in twaalf minuten in San Quirico. Ik stap uit, weer bij een Coop, die ook weer gesloten is, en loop het oude centrum in want daar is de Ostello, een Palazzo zelfs vandaag. Dat gaat om half vier pas open, tijd voor een bankje. Achter de kerk is schaduw, daar tref ik ook Bennie weer, die is eventjes geleden gearriveerd. Beetje kletsen, beetje zitten, beetje liggen op het bankje. Één voor één komen ook de andere pelgrims aan, zoeken een plekje in de schaduw en wachten. Om half vier gebeurt er natuurlijk nog niks, dit is Italië, maar rond een uur of vier is de mevrouw van de Ostello er dan toch. Iedereen checkt in en zoekt een bed. Ik app met Sigrid: beter als ze niet komt vanavond, de mogelijkheid van naar huis gaan maakt het me heel moeilijk, precies zoals het was toen Walda en Régine er waren. Gelukkig begrijpt ze het wel, daar ben je dan weer vrienden voor. Ik leg de tape rond mijn knie opnieuw aan en nu ziet het er echt professioneel uit, al zeg ik het zelf. Mooie Ostello, maar geen keuken dus eten in een restaurantje. Er zijn er veel in het oude centrum, maar de Ostello beveelt het pelgrimsmenu aan in een restaurantje buiten het historische centrum. Dat is ook leuker, veel minder neppig. Daar bel ik Ivo even, goed hem weer te zien en te horen. Ik heb honger, ook van het huilen, denk ik, we eten heerlijk op het terras. Morgen ga ik niet lopen: 31 kilometer afstand en 950 meter omhoog, een vulkaan op. Niet dus, niet eens een klein stukje proberen. Ik ga mooi met de bus. Bennie staat om vijf uur op, ik kan uitslapen, tot half acht zowaar. Deze laatste weken zijn zwaar, maar ik ga het dag voor dag bekijken en zo veel mogelijk genieten. En ik ben binnenkort sowieso weer thuis.
Ciao, Bertine
Geschreven door Dove.e.roma