Zeker,
Ze zijn betreden,
Al die paden.
Altijd hier en altijd nu.
Maar nog nooit door mij.
Wow, wat een dag weer! Ik had veel tijd over, dus bereid je voor op een lang verhaal!
Keulen blijft onbereikbaar wegschuiven op mijn horizon. En met die kaakontsteking blijf ik liever in mijn moedertaal, want als het heftig wordt lukt het me vast niet om in het heetst van de strijd spontaan 'Kieferentzündung' eruit te persen. Ik had al eens eerder gelezen over het Kloosterpad. Omdat het in Brabant ligt, heet het natuurlijk 'Ons kloosterpad'.
Ik start, nu veel beter voorbereid, bij het klooster van Sint-Agatha. De betere voorbereiding bestaat uit het vervangen van de gewone asics voor sketchers (scheelt een pond), het wisselen van een zwaar jack voor een lichtere trui (het blijft toch mooi weer) en het meenemen van broodjes (pretzels). Als ik parkeer weet ik meteen dat deze route de juiste keuze is: de man in het huis tegenover wenst me gul goedemorgen. Ik vraag hem of ik mijn auto een paar dagen mag laten staan. 'Natuurlijk, hij staat toch niemand in de weg?' Niet te moeilijk doen, da's mooi. Ik loop de dijk op en sta meteen enkelhoog tussen de bloemen. Bij mijn tweede foto heb ik in de berm al brandnetels aan mijn linkerscheen te pakken. Later zal ik grote weegbree zien, het sap uit de bladeren helpt tegen jeuk, maar die is dan -niet krabben!- alweer over. In de uiterwaarden van de Maas loop ik stroomopwaarts naar het zuiden. Traag glijden aan mijn linkerhand schippers voorbij. Stroomaf laten ze zich nauwelijks horen, stroomop tukkelt het geluid van de dieselmotor boven de boeggolfjes uit. Ik loop borsthoog door de bloemen, wit en geel overheersen, soms duikt een dotje teerroze op. Dan slaat het avontuur keihard toe: koeien op mijn pad. Ik analyseer de voorliggende situatie: een paar kalfs met hun moederkoes, dat zijn de ergsten want die beschermen hun kroost. Eén gaat net liggen. Dat is niet goed
want dan staan ze niet zo snel weer op. Wel hebben allen uiers: een stier is vooralsnog niet in zicht. Ze hebben me nog niet gezien. Ik spied naar een andere route. Die is er niet. Ze staan tussen twee hekjes van de afrastering, en die hekjes moet ik door, want daar loopt mijn pad. Ik besluit mezelf kenbaar te maken. Koes zouden 'vluchtdieren' zijn. Daar heb ik eerder nooit wat van gemerkt, ze renden altijd in rotten van zes op me toe, maar misschien hebben deze koes wel opgelet bij biologie. Ze kijken een beetje bang en die ene liggende staat snel weer op, maar ze zijn nog verre van vluchten. Het eerste hekje is slecht gesmeerd en een langgerekte kreet van kermend roestvrij staal doet de koes tenminste een halve meter opschuiven. Dat geeft hoop. Ik sla mijn stokken tegen elkaar en begin te roepen, maar dat doet ze weinig. Precies dan zegt vanuit het niets mijn google: 'zet voor deze service vliegtuigstand uit', kijk, dat maakt indruk. Koes schuiven nog een meter op en ik grijp mijn kans. Met rustige, lage stem blijf ik praten om de koesgoden gunstig te stemmen en ik leg zonder verdere problemen de drie meter af naar het volgende hekje. Daarachter ben ik veilig! Nu overmoedig geworden groet ik de koes en de kalfs met een zwaai met mijn pet. Verder weer. Het is warm geworden: ik maak een stop op een bankje in de schaduw. Ik drink uit mijn platypus en dat blijkt een gevalletje slechte voorbereiding: a. Ik had de slang en zak wel gespoeld, niettemin drijven er allemaal zwarte velletjes in de slang. Vanochtend zei mijn lief nog: joh, je zit toch onder de antibiotica. Ik mijmer nog wat over Legionella, maar besluit dat dat een inhalatie-infectie is, niet een maag-darm probleem. b. is prangender: ik heb al mijn wandelspullen bewaard in dichte plastic bakken. Omdat er merinowollen dingen tussen zitten, heb ik daar mottenpapier bij gedaan. En er zat een flaconnetje muggenmelk met deet bij, tegen de muggen. Eén van die twee is fors gaan werken: de hele bak en alles erin is doordringend chemisch gaan ruiken. De textiel heb ik gewassen, de geur is niet weg maar wel minder. Maar nu proef ik het ook in mijn water. Zowel deet als antimot lijkt me gif. Hoewel ik natuurlijk wel een héle forse mot zou zijn. Weinig aan te doen, in deze hitte moet een mens drinken. Toch hou ik het voor de zekerheid maar even op spaarzaam watergebruik. De eerste tien mondvols spuug ik uit, dat is wat in de slang zat. Daarna wordt het water, dat dan in de rugzak heeft gezeten sowieso koeler en dan proef ik het ook minder. Roken is ook slecht voor je, zullen we maar zeggen...
Ik word moe en besluit wat af te snijden, eindbestemming is het Carmelietenklooster in Boxmeer, daar slaap ik vannacht. Om één uur zit ik op het terras van Bakker Bart in Boxmeer, met twee plastic flesjes drank die wel koosjer is. Ik bewaar ze, dan heb ik non-deet flesjes, dat lijkt me wel wat. Om twee uur is mijn medicijnmoment, de Carmelieten gaan om vier uur open. Ik loop zo nog even de winkelstraat af, wie weet verkoopt iemand hier Platypi...
Niet dus. Wel bij de Bever of zo, ja, die heeft ze wel. Maar die zit niet in Boxmeer.
Ik zet mijn rugzak en stokken bij een terrastafeltje van ijssalon Rembrandt en ga in de rij staan voor een kopje koffie met een hoorntje lemoncello- ijs. In een drukke zaak is het moeilijk manoeuvreren met een rugzak. Nu maak ik een negatief sociaal avontuur mee. Als ik in de rij sta (buiten, het is altijd goed als de rij op straat staat), komen een bejaarde man en vrouw aan lopen. Ze willen aan het tafeltje waarbij mijn rugzak op één van de stoelen staat, toch een duidelijk teken zou ik zeggen. Maar nee, ze lezen de tekenen niet, willen ze ook niet lezen: die rugzak, die negeren ze gewoon. Dus meneer parkeert zich, bijna komisch, op een stoeltje naast mijn rugzak, mevrouw gaat achter me in de rij staan. Bloeddorst borrelt in me op. Ik concentreer me op mijn ademhaling - rustig ademen - en haal een ijsje en een koffie. Terug bij het tafeltje zeg ik tegen meneer, die achter mijn rugzak verdwenen is: 'zal ik mijn spullen voor u weghalen? De meeste mensen begrijpen het als er ergens spullen staan, dat heb je als je alleen reist. Zoals mevrouw u alvast parkeert aan een tafeltje, zo parkeer ik mijn rugzak'. Hij mompelt wat, daarna is een afkeurend zwijgen mijn deel. Toch raar, sommige oudere mensen vinden maar dat ze alles mogen, of zo. Zeker mensen die zichzelf heel beschaafd vinden. Vreemd. Of ben ik hier gewoon te gevoelig voor? Wat vinden jullie, mag de jeugd ook wat respect van de ouderdom verwachten?
Tja, zo komt er van inkeer weinig terecht, natuurlijk. Ik moet maar eraan herinneren dat ik Ons Kloosterpad aan het lopen ben, maar het wordt me zo niet heel makkelijk gemaakt.
Tip van de pelgrim: laat het nare achter je, er ligt iets moois in het verschiet. Een vrouw spreekt me aan, waar ik naar op weg ben? Naar de Karmelietessen. 'Die noemden wij altijd de zusters achter de muur', zegt ze. Ze blijkt nogal eens als vrijwilliger naar Lourdes te trekken, rolstoelen rijden. Even leuk gekletst, ze wijst me prompt de verkeerde kant uit voor het klooster. Wifi is overal, dus ik vind het toch wel. Het staat naast een kerk, die open is, met een kapel, die ook open is. In een zwaar getraliede kast staat een reliekschrijn, dat vond ik altijd mooi. Dit is een schrijn naar aanleiding van een 'Heilig Bloed Wonder' in de crypten onder de kerk. Dat ga ik straks opzoeken. Het is er ook koel en stil en ik ga even een kaarsje branden en tot mezelf komen. De indrukken van de dag, de irritatie van zojuist, ze vinden hun plek. Ik sta stil bij het overlijden van een oud-koormaatje, maandag was het afscheid. Het linksbovenste vlammetje heb ik net aangestoken, het brandt mooi en rustig, dat past haar wel. Op het bankje vóór me ligt een geplastificeerd kaartje. Tekst: 'Ik kan helaas niet spreken, maar ik kan uitstekend lopen. Ik weet de weg, en weet waar ik heen ga. Wilt u mij alstublieft laten lopen'. Kwetsbaarheid en kracht in één gebruiksaanwijzing, nu toch verloren in deze stille kapel. Ontroering op een kerkbankje. Het klooster, prachtig, ligt naast de kerk. Het is nog niet open, dus ik wacht nu op een bankje in de schaduw. Achter me hoor ik 'pok-pok'. Voor een raam hangt een plastic vogelvoederhuisje, daar pikken twee mussen hun maal bij elkaar. Kleine schoonheid, overal. Doe je schoenen aan, stap over de drempel, ga op pad. Je hebt de tijd.
Later bel ik aan bij het klooster, uit zestienzoveel. In de gangen rondom de binnenplaats overleefden veel van de vierkante glas-in-loodjes de oorlog niet. De hoofdbroeder (er is een woord voor, dat ben ik vergeten) heeft ze laten herstellen, soms met een web aan lood tot gevolg. Het valt niet mee de weg te weten in het klooster: bij het heilig hart rechts de deur in, over de originele houten trap en dan niet de refter in...
Maakt niet uit, er is een deur met mijn naam en erachter een kruisbeeldje met een wijwatertakje aan de muur. En er is een lekkere douche. Ik val weer meteen in mijn onderweg-routines: ramen open, sokken in de vensterbank, onderbroek spoelen en aan de hendel van het raam. In Italiaanse kloosters zeiden ze er niets van, het zal hier ook wel los lopen. Ik had me ingeschreven voor 'het avondbrood' en zag me al romantisch tussen de Carmelieten zitten, zo mogelijk met een wijntje erbij. Maar daarin is dit Italië weer níet. In de koelkast staat een pakje met roggen rood en wat plakjes kaas. Een eenzame placemat met een bord, een vork en een mes staren me in het gastenzaaltje droevig aan, zich verontschuldigend voor de troosteloosheid. Hm. Dan liever Boxmeer in, er zijn hier overal restaurantjes voor den hong'rigen reisigaert. Salade bestellen, mijn lief bellen. Morgen een heel eind Brabant in, naar Boekel.
Geschreven door Dove.e.roma