Woensdag 5 september.
"Ain't no sunshine when she's gone, only darkness when she's away" zong Bill Whithers ooit. Ongetwijfeld had hij het niet over de zon. Als we wakker worden is alles grijs. Een deprimerende wereld om je heen en dat alles als gevolg van de enorme bosbranden die in Canada en de VS woeden. Het doet een beetje denken aan een slechte science fiction, waarin het Boze alle licht van de zon heeft weggenomen. Daar kan een mens slecht tegen.
Na het ontbijt rijden we weer terug naar de ferry, waar we om 10 uur aankomen, daarmee anticiperend op een overtocht om 11.10. Mis! Er blijven zo'n 40 auto's achter en daar zitten wij natuurlijk bij. De volgende ferry is om 13.05. Gelukkig is de ferry-company wel zo goed om wifi te verstrekken op het gehele parkeerterrein, waardoor we via internet voor $ 21 een reservering kunnen maken voor de ferry naar Nanaimo op Vancouver Island. Maar goed ook, zoals later blijkt.
De overtocht duurt 40 minuten, dus we zijn snel aan de overkant. Om van de ene ferry naar de andere ferry te komen, moeten we een stuk over de doorgaande route en met een lus terug naar dezelfde inschepingsplaats. Er is gewoon niet genoeg ruimte in kloof waar de haven is gemaakt om ter plekke een U-turn te maken.
Als we met een scherpe bocht naar rechts de oprit weer nemen, komt er met krijsende banden van links vanaf de afrit, een auto op ons af die de bocht niet gaat halen. Gelukkig zit er een rijbaan-scheiding van betonblokken tussen, die de auto de hoek om dwingt, anders hadden we vol in de vuurlinie gezeten. Allebei hebben we het beeld op ons netvlies van de auto die al knersend via de betonwand van ons af wordt geleid, met voorin een jonge man met een baard en achterin een zwart-witte hond. Even slikken.
We komen keurig in de lijn voor de gereserveerde plaatsen, waardoor je vroeg aan boord kan kan en ook als één van de eersten ook weer kan afrijden. Deze overtocht is anderhalf uur, dus we maken van de gelegenheid gebruik om een lunch te bestellen, die overigens kwalitatief goed is.
Om half 5 komen we aan op Vancouver Island, dat opeens opduikt uit de grijze massa. We hebben nog 30 kilometer te gaan naar ons hotel in Parksville. We checken in, parkeren de auto in de parkeergarage en gaan omhoog naar onze kamer op de 6e verdieping. Groot balkon aan de zeezijde, voldoende ruimte voor de koffers en twee aparte queens size bedden. Van al dat reizen, wachten en hangen raak je wel een beetje 'verreist'.
We maken daarom een wandeling over het plankier langs het strand. Wij Nederlanders zouden het strand onmiddellijk fatsoeneren, maar hier liggen overal grote boomstronken en is er veel ruige begroeiing. Niet echt een plek waar je je handdoekje uitspreidt. Overigens zijn er best wel wat mensen aan het zwemmen, dus de temperatuur van het water moet acceptabel zijn, of we hebben te maken met bikkels als Ruud.
We kiezen ervoor om in het hotel te dineren, wat een goede keuze blijkt te zijn. Michel is een attente kelner, die veel weet te vertellen over zijn wijnen. De Viogner van Red Rooster (waar heb ik die eerder gezien?) is voortreffelijk. Voor mij scampi's met een sinaasappel/gembersaus, die voortreffelijk smaakt, Geke kiest voor een trio van Mediterrane dips. Daarna voor haar heilbot en voor mij filet mignon met bearnaisesaus en daarop stukjes crab. Een geslaagde vorm van surf and turf.
Nog een lekker dessert en een glaasje wijn ter afsluiting op de kamer en dan lekker ronken.
Geschreven door Wim.en.Geke.reisverslagen