Gisteren ochtend dus op pad met een tuctuc. Tuctuc driver (Bibish), is een stille man.
Aperna legt hem in Hindoe uit waar ik heen wil. Hij zal overal wachten en me ook weer terug naar het hostel brengen. En morgen naar het station.
Hij neemt veel kleine binnendoor weggetjes. Ze zijn soms pittig steil, dat heb ik gisteren ook al wel gemerkt met wandelen. Fietsen is hier voor mij geen optie. Peter zou het geweldig gevonden hebben, daar ben ik zeker van.
Bibish kent duidelijk goed de weg. We komen door veel kleine stadjes/dorpjes.
Als we weer op een wat grotere weg rijden, zet ie goed de vaart erin.
De tempel waar ik heen wil, is op zo’n 18 kilometer.
Ik zet geregeld mijn voet even tegen het metaal van het voorste gedeelte van de tuctuc, om me een beetje tegen te houden. De tuctuc rammelt en schudt goed. Mijn eten wordt ook goed door elkaar gerammeld. Zal dus goed verteren.
De wind blaast weer lekker door het open karretje heen. Wat dat betreft is een tuctuc een ideaal vervoermiddel voor hier.
De motor draait krachtig. Ik krijg op mijn horloge een melding van het overschrijden van de geluidslimiet.
Kerala is duidelijk een meer welvarende staat in India. Dat kun je wel merken, als je zo onderweg bent.
Ik kies ervoor niet alle tempels af te gaan. Rond Udupi, waar ik morgen heen ga, liggen ook veel tempels.
Ik maak, geholpen door Aperna (de betekenis van haar naam is ‘bladerloos’, maar het is ook een tweede naam voor Sarisvati) een bewuste keuze.
En uiteindelijk kom ik bij een tempel uit, de Peralassery Subrahmanya Temple, die ik zelf ook al voorvik naar Kannur kwam, met mijn marker geel had gemaakt. Mét een uitroepteken erbij. Ik was vooral ook afgegaan van het plaatje van het diepe waterbassin met trappen, the Stepwell. Daar was ik van gecharmeerd, toen ik de foto op internet zag.
De tempel is écht goed gekozen. Want ook in het echt, word ik gegrepen door het bassin. Het is de grootste Stepwell van Kerala. Een robuuste architectuur met een mooi geometrisch, stervormig design.
Waar hele families even naar beneden lopen en een kort gebed prevelen. Er zwemmen grote (goud)vissen in.
In de erbij liggende tempel is veel bedrijvigheid. Er staan rijen (sinds het Mumbai Ganesha festival durf ik niet snel meer lánge rijen te zeggen) gelovigen voor een loket.
Waar ze tegen een paar roepie wat olie op de hand krijgen. En hiermee kort hun kruin aantikken. Ook sandelwood kleurstof wordt aangeboden, waarmee ze vervolgens een Tika op hun voorhoofd maken.
En erna gaan ze in kleine heilige ruimtes hun Puja doen.
De tempel staat bekend om z’n slangen-verering. En het zodoende offeren van hennen-eieren.
Ik slenter er wat rond om de sfeer te proeven. En ga erna bij de kraampjes, die volop aanwezig zijn bij de tempel, kitsch shoppen.
Als ik op een gegeven moment een jonge vrouw vraag, een foto van me te maken, voor de kraam, met mijn aanwinsten, wijst haar moeder me erop. Dat mijn bh- bandje te zien is, onder mijn t-shirt.
De tuctucdriver stopt, als we verder rijden, even langs de kant van de weg om sugarcane te kopen. En drinken. Ik maak hier gebruik van om wat foto’s te maken.
En, een stukje hoger in de struiken te gaan plassen.
Ik wil dit snel doen, omdat ik niet 100% procent verdekt zit. In de haast raak ik met mijn been verstrikt in een lange liaan. En duurt het dus uiteindelijk langer, eer ik los ben. Verder niets aan het handje, hoor.
Van de tempel rijden we naar het Angelo Fort. Ook nu weer met een pittig tempo.
Het Fort is gebouwd door de Portugezen in het begin van de 15e eeuw. Het straalt echt kracht uit. Het was ook een verdedigings vesting, liggend aan de (Arabische) zee.
Je hebt er een mooi uitzicht op de kustlijn en een klein haventje.
Het fort ligt in een prettige, schaduwrijke, parkachtige omgeving. Er komen ook veel Indiërs om er ‘gewoon’ te picknicken.
Ook hier weer veel vlinders. Maar ik zie ze ook nu weer, nooit stil zitten. Komt dit door de hitte, dat ze zo actief zijn? Ook vliegen er veel libelles. Vanaf het Fort heb je ook een goed zicht op Kannur stad. Dit wordt zelfs nog beter, als ik de vuurtoren even erna beklim.
Ik word door de tuctuc driver voor de deur van Fab India afgezet. Een keten met kleding met een echte India look. Ik stap mét mijn nieuwe aanwinsten naar buiten.
Ik koop ook nog de typische Kerala olielampjes. En erna gaat het richting het Hostel.
Als ik richting het strandje loop, begint de lucht al donkerder te worden. En langzaam begint het te rommelen in de verte. De zee is ook wat onstuimig. Maar ik ga toch nog even wat zwemmen.
Na een douche, begin ik alvast wat in te pakken.
Ondertussen breekt het onweer goed los. De regen valt met bakken uit de lucht. En dat voor uren lang. Het werkt wel verfrissend.
Ik krijg weer een smaakvolle vis curry bij het diner.
Ik reken mijn verblijf alvast af. Show mijn kleding aan Aperna. En breng haar aan het lachen als ik mijn andere souvenirs laat zien, die ik bij de tempel heb gekocht. In eerste instantie snapt ze niets van mijn gekke spulletjes. Maar als ik haar een beeld geef van mijn (en ook Janneke’s) huisje, ziet ze de lol ervan in. Ik leg ook uit, dat ik het júist een beetje omwille van het onbewust grappige, sterke en aparte (niet Westerse) design in míjn ogen, koop.
Als ik later op de avond even kennis ga maken met haar 80-jarige moeder en de kokkin, blijkt ze daar al in geuren en kleuren over mijn aankopen te hebben verteld.
Aperna en ik kletsen nog een flinke poos, maar ik ga toch redelijk op tijd richting mijn kamer. Ik slaap voor de tweede nacht helemaal alleen in het grote huis. Maar het huis waar Aperna en haar moeder slapen, ligt op nog heen 30 meter afstand.
Ik word wat verkouden wakker.
Aperna (en ook het gezin dat hier mijn eerste nacht verbleef) liep ook al vanaf het begin wat te kuchen. We gaan het zien. Zolang het me niet weerhoudt van mijn alledaagse (bijzondere) bezigheden, is er geen vuiltje aan de lucht.
Ontbijt bestaat uit Appum: met rijst en kokos gebakken ‘pannenkoeken’ en Potato’s Stew. En ook nog een bakje fruit.
De wetenschap dat dit mijn laatste ontbijt hier is, maakt me weemoedig.
Het was, naast mijn alternatieve plekje Peace and Love, mijn meest dierbare plek.
Het gaf me ook zeker nog meer dan het hostel in Alappuzah. Dat was qua hippie uitstraling natuurlijk super leuk. En de mensen waren er ook heel vriendelijk en relaxed.
Ik mag ‘mijn’ tuctuc driver uit Hampi niet vergeten. Hij stuurt me nog steeds iedere ochtend een korte app. Een tweede Singh. Ik verzamel ‘ze’ zo langzamerhand. Indiase whats-appers. Met zoete (vaak doorstuur)boodschappen.
Maar hier bij Apera was nog meer persoonlijke, warme, interesse. En veel diepgang in de gesprekken. We konden elkaar wederzijds inspireren. Ze was aan een kant in haar denken (en ook wel in doen) heel Westers. Maar juist haar meer ‘spirituele indiase’ gedachtegang, op sommige momenten, maakte het zo doorleefd en totaal.
En dankzij de medicatie lukte het me veel beter ook veel aandacht voor haar te hebben. Om goed te lúisteren en niet alleen te ratelen.
Het geeft dus anderzijds ook een goéd gevoel weg te gaan, met een warme hug. Op een wijze die respect doet aan de plaats en de persoon Apera.
Het was leuk om te zien dat de tempeltjes in dit stukje India weer anders waren dan elders.
Het Hindoeïsme (de naam is afgeleid van de rivier de Indus, die vroeger de naam ‘Shindoe’ heette), ís ook een heel diverse godsdienst met een breed scala aan goden, rituelen en overtuigingen. De mensen geloven ook in persoonlijke Goden, die ze met puja’s vereren.
Wat ze gemeen hebben, is dat ze hun oorsprong vinden in de oude Vedische geschriften. In de Veda’s en de Upanishads worden de centrale Hindoeïstische overtuigingen beschreven in levendige verhalen over het begin en het einde van de wereld. De toorn en de straf van de goden en de rol van de mens in de chaos waarin hij geboren wordt.
Het Hindoeïsme is daarnaast ook gebaseerd op de heilige heldendichten Mahabharata en Ramayana.
In het religieuze geschrift Bhagavad Gita, worden de religieuze plichten die een rechtschapen Hindoe heeft, als Dharma beschreven. Van oorsprong zijn alle heilige geschriften in de heilige taal, het Sanskriet geschreven.
De hoofdgoden van het Hindoeïsme zijn de drie ‘scheppergoden’. Brahma de schepper. Vishnu de instandhouder (vredelievend, hij vertegenwoordigt orde, rechtvaardigheid en waarde) en Shiva de vernietiger. Hij wordt vaak dansend afgebeeld met een trommel of drietand in een van zijn vier handen. Hoewel Shiva staat voor dood en vernietiging, worden er ook (weer) opbouwende krachten aan hem toegeschreven.
Samsara is het levenswiel. Een cyclus van reïncarnaties die doorgaat zolang iemands ziel in onwetendheid leeft. Door goede daden te verrichten, kun je karma opbouwen dat je naar een betere reïncarnatie kan helpen. De ultieme bevrijding, verlossing uit het samsara wordt in het Hindoeïsme moksha genoemd. Dan is men verenigd met de universele god, Brahma.
Brahma wordt afgebeeld als een bebaarde man met vier hoofden.
Maar er zijn talloze goden, elk met hun eigen complexe persoonlijkheid.
Zoals ik vertelde, geloofde Apera in Krishna. Ze liet me gisteren avond haar eigen woning zien. Daar had ze een huisaltaartje staan, met inderdaad een beeldje van Krishna. Hij wordt vaak afgebeeld met een blauwe huid, spelend op een fluit.
Krishna is de god van de liefde, tederheid, bescherming. Mededogen, compassie. Het ís dat ik Ganesha al tot mijn persoonlijke God verheven heb. Maar een tweede god, zal vast ook mogen. Er zijn er zóveel.
Krishna is trouwens blauw, omdat, toen de Demon Putna hem als klein kind met vergiftigde melk wilde doden, dít niet lukte. Maar dat hij hierdoor wel blauw werd.
Het is in het Hindoeïsme belangrijk dat de god wordt behandeld als een geëerde gast. Daarom is het ook gebruikelijk om de offergiften aan te passen aan de wensen van de specifieke god. Aan Krishna worden bloemen en Tulsi bladeren geofferd. Deze Tulsi bladeren, heeft Aperna me uitgelegd, werken ook medicinaal (ze verlichten onder andere stress). Ze staan in haar tuin.Toen ik weg ging, gaf ze me een paar takjes mee. Om gedroogd mee naar huis te nemen.
Wereldwijd leven er ongeveer 1 miljard Hindoe’s (zo’n 15% van de wereldbevolking). 94% van de Hindoes woont in India.
Op het moment dat ik dit schrijf, zit ik in de trein van Kannur (waar ik om 10 uur vertrokken ben) naar Udipu, op 219 km hier vandaan. Een reis van zo’n 3 en half uur. Ik zal dus al lekker op tijd in mijn hostel aldaar aan komen. Ik zal er twee nachten verblijven, voor ik de laatste treinrit terug naar Mumbai in een Sleepertrein ga maken.
Gelukkig vertrekt mijn trein van Platform 1, dat scheelt extra slepen met al mijn bagage. Ik zie digitaal een plaatsnummer aangegeven op een scherm, voor de plek óp t perron waar de trein met mijn coupe zal stoppen.
Ik zou naar 19 moeten, maar na nummer 12 lopen de nummers weer af!? Ik vraag het en word geadviseerd te blijven staan, waar ik sta. Helaas een slecht advies.
Hetgeen maakt dat als de trein stopt, ik nog een heel stuk zal moeten lopen.
Na een aantal coupes langs te zijn gelopen, telkens om mensen heen, die me behoorlijk voor de voeten lopen; durf ik dat buiten langs de trein lopen, niet meer aan. Bang dat de trein opeens zal gaan rijden. En ik er nog zal staan.
Ik stap dus voor de zekerheid toch alvast maar in. En moet me dan met al mijn bagage door het smalle gangpad stouwen.
Mijn souvenier tas, steekt het meeste uit. Ik hoor constant het piepende geluid van mijn grote, plastic, felgroene parkiet. Als ‘de parkiet’ ergens tegen aan gedrukt wordt.
Na een coupé of 3 doorgeworsteld te hebben, vind ik dan toch mijn coupé en plaats. Alleen, er zit alleen al iemand op mijn upper bed.
Maar ik ben hierdoor juist op een fijnere plek (onderste bed aan de zijkant, met gordijntjes ervoor, dus echt lekker mijn eigen ‘space’) terecht gekomen. Waar ik half liggend, zit. Met mijn rug in een kussen tegen de achterwand van ‘het bed’.
En ik kan lekker door het raampje kijken.
Het is een prachtige route langs de kust. Je ziet geregeld de zee voorbij schuiven. Echt wel uniek. Ik zit comfortabel. De trein is weldadig rustig. Soms lees ik een stukje, dan schrijf ik weer wat. Geregeld naar buiten kijkend. Zo zou ik het uren kunnen volhouden.
De zee, de binnenwatertjes en de vele regen in dit deel van India, dit zal vast de reden zijn dat het hier erg groen is. Ook het gras is nog groen, ondanks de hitte. Dat zie je niet vaak in India. Daar kom je eerder dorre vlaktes tegen.
Eindeloze palmvelden trekken aan mijn ogen voorbij.
Ook nu zie ik vanuit de trein, geregeld de arenden boven het land zweven.
Het water dat richting zee stroomt, is vaak erg donker, diep bruin van kleur, tegen het rode aan. De bodem is hier ook, soms zelfs steenrood. En het heeft gisteren enorm hard en lang geregend. Er zal veel aarde in de rivier gestroomd zijn.
Geregeld staan er huizen en huisjes langs het spoor. Maar ook nu geen (zichtbare) armoede.
We rijden nu door Mangalore. Hier is veel Petroleum industrie. In de verte zie ik de dikke rookpluimen uit de schoorstenen komen.
We zijn op een ander spoor gaan rijden. We rijden dan ook wat verder van de kust af. Over een tijdje zullen we weer terug buigen naar de kust.
Wel zullen de staat Kerala verlaten en de staat Karnataka binnen rijden. De grootste staat van India. Hier lag ook Hampi in.
Mumbai ligt dan toch nog zo’n kleine 1200 kilometer verder naar het noorden. Dan zal ik weer terug in de staat Maharashtra zijn.
Ik ben dus op mijn reis in vier staten van india geweest.
Ik was even bang, dat ik bij dit station Mangalore, uit ‘mijn hokje’ verdreven zou worden en alsnog op mij upper bed terecht zou komen. De familie, waarvan vader op mijn bed lag, is namelijk net met veel bagage uitgestapt.
Bij een nachtrit vind ik zo’n bovenste bed juist fijn. Maar nu overdag, zonder behoefte te gaan slapen,
zit ik perfect waar ik nu zit.
Er komt wel personeel langs om beddengoed op te halen. Maar zelfs dat, vooral mijn kussen, kan gewoon blijven liggen.
Blijf zitten waar je zit en verroer je niet!
Naast me inmiddels wel weer zo’n hard bellende Indiër.
Het is nog 52 kilometer tot Udupi. Ik ben dus al over de helft. Ver zelfs. Het is voorbij gevlogen. Het landschap en de tijd.
Ondanks dat we Kerala uit zijn, blijft het vooralsnog extreem groen. Vaak staan er zoveel bomen langs het spoor, dat je niet eens een foto kunt maken.
Langzaam aan richting Udipu, komen er wat meer en grotere open stukken tussen de bomen.
Udupi, lees ik net, zou de geboortestad van Krishna zijn.
Udupi betekent letterlijk: ’het land van de heer van de sterren, de maan’.
Ik eet het laatste zakje gemengde noten. Nog van de Action. Gekocht voor in de trein, maar eigenlijk nooit aan toe gekomen. Maar we hebben inmiddels toch vertraging opgelopen. Dan is het toch goed om wat energie op te doen, voor ik over ongeveer een minuut of twintig toch weer met de vele bagage zal moeten sjouwen.
Het was een van de meest prettige reizen, die ik in India gehad heb.
Aangekomen in Udipi, vind ik alleen lege tuctucs. Ik loop wat te dwalen met mijn vooral onhandige bagage combi, als ik opeens huisje zie, met loketten. Het blijkt een prepaid-systeem te zijn, ook voor de tuctuc’s. Ik zag dit eerder, toen er de staking was. Erg, ik weet niet eens meer in welke stad ‘t was. Ik ben inmiddels ook al lang onderweg. De ervaringen rijgen zich aan elkaar. Ik ben zó blij, dat ik middels mijn blog.
, mijn avonturen nog eens terug kan lezen.
Als ze eenmaal bij het loket, ontdekken waar mijn hostel ligt, is het bonnetje snel uitgeschreven. En wordt een driver aan me toegewezen. Een jongen, die geen vinger uitsteekt, als ik een poging doe mijn bagage in de tuctuc te gooien. Geen ‘hoi’ en een boos gezicht als blijkt dat het hostel toch 700 meter verder is dan gedacht. Hij heeft geen credits bij me opgebouwd. Die krijgt hij dus ook niet. Ik betaal dat extra stukje niet, in de vorm van een fooitje.
De twee jongens van het hostel, hebben de kamer nog niet in orde. Er moet blijkbaar nog gepoetst. Maar een half uur later (ik krijg wel al direct het wifi wachtwoord), lopen ze met me naar boven en wijzen op de boom die in de achtertuin staat. Hier zouden bij zonsopkomst veel bijzondere vogels neerstrijken. Ik ben benieuwd.
Het blijkt een soort appartementje te zijn, zonder sfeer. Het doet een beetje kazerne achtig aan. Het is wel schoon, ruim en heel functioneel. Ik zou er zelfs kunnen koken.
Er staan twee stapelbedden.
Ik combineer twee matrassen, want het is een heel harde ondergrond. Op het lege bed kan ik dan gaan zitten (nog harder); wordt er ook maar 1 hoeslaken ‘vies’.
Ik leg mijn systeemcamera alvast klaar. Mét grote lens. Hoef ik hier in alle vroegte niet naar te zoeken.
Het begint ook hier nu wat te rommelen. Maar de verwachting is dat dit niet heel lang zal duren. Ik ga in ieder geval al wat richting stad, richting de tempels lopen. Het strand is van hieruit weer net wat verder weg. Een kilometer of 10. Maar goed. Ik heb al veel strand gezien. Daar bedenk ik me morgen wel even over.
Uiteindelijk heb ik een uniek tempelcomplex gezien. Weer totaal anders, dan vorige locaties met tempels. Het leek wel een klein gehuchtje, waar de ene tempel aan de andere geregen wordt. Er spelen zich veel offerandes af. En vooral een waterbassin met zwemmende pelgrims geeft een heel bijzondere sfeer.
Voor het eerst zie ik een grote supermarkt. Als je hier naar binnen gaat, word je gescand en gecontroleerd. Iedereen. Ik mag er niet in, zou mijn tas moeten gaan stallen, ergens op het terrein. Ik heb nog een zakmes in mijn schoudertas zitten. Om onderweg eventueel fruit te kunnen schillen. Zou dat het zijn? Ik ga dit niet doen. Dan maar geen supermarkt.
Ik ga wel een restaurantje in, de eerste druppels vallen dan al. Ik eet een tomaat-ui Dosa. Udupi staat om zijn goede keuken en vooral ook om de Dosa, in allerlei varianten, bekend.
Ik had naar het hostel terug willen lopen. Maar van lopen komt niets. Er barst een pittig onweer los, met enorm veel regen. Ik schuil onder een groot afdak. Het duurt wel een uur, eer ik het aandurf (het onweert wel nog, maar dat blijft het uiteindelijk nog twee uur doen), naar een plek te lopen (waden), waar een tuctuc me kan oppikken. Niet iedereen heeft er blijkbaar zin in, me, een toerist, mee te nemen. Uiteindelijk stopt gelukkig dan toch iemand. En dan arriveer ik om 21.30 uur dan toch in mijn onderkomen. Er is een rechtstreeks paadje naar mijn kamer, twee hoog. Ik zie dus verder niemand meer.
Ik amuseer me in mijn ‘appartementje’ met het verslag verder afwerken. Ik laat wat ik morgen ga doen, nog even open.
Oja, ik zet wel de wekker om (hopelijk) vogels te spotten, vanaf de trap van de homestay.
Geschreven door Yvonnereiskriebels.reisblog