Het was gisteren nog even een toer om op het station te komen. De beloofde kilometer die mijn hotel, waar ik de bagage gedropt had van het station af zou liggen, bleken er drie en een halve te zijn. Ik voelde me direct minder schuldig over het feit dat ik nog wat afgedongen had op de prijs van de motor trip.
Omdat ik geen risico wilde lopen te laat te komen voor mijn nachttrein en omdat ik op mijn vraag hóe op het station te komen alleen vragende gezichten kreeg, besloot ik een fietsriksha te nemen. Een aardige jongen met veel humor ( die een beetje engels spreekt, maar de charme blijkt zijn gulle lach te zijn). Langs de route ligt ergens een kermisachtig terrein (hij beweert voor babies, maar ik neem aan dat de doelgroep toch heus wat ruimer is), waar (oa) treintjes opgesierd met felle lampjes rondrijden. Ik maak als grapje dat we al op het station zijn, de jongen ligt in een deuk. Nu ik het opschrijf, besef ik dat je dit soort dingen mee moet maken om het echt te kunnen voelen. Het lijkt zo’n simpel voorval, maar het is de combinatie van meerdere facetten die hierin de sfeer bepalen. Ik stap in ieder geval happy uit, bij het station en geef de jongen een dikke fooi. Allebei happy.
Op het perron blijkt een groep Engelse schooljeugd te wachten. Met de nodige onrust, geschreeuw. Even later komt een drietal (toevallig?) ook Engelsen lavenloos (bizar, ik voel zelfs plaatsvervangende schaamte naar de Vietnamezen toe) aan zwalken. Ik hoop van ganser harte dat ik niet bij hen in de coupé beland, dat zou ik een ramp vinden.
De situatie in mijn treincoach is nog meer bizar. Ik kan niet in mijn coupé, wordt mij gezegd, omdat hier al een vrouw blijkt te verblijven, die er met haar kat zit. De conducteur maakt met een gebaar duidelijk, dat de kat me zou krabben en plaatst me in een coupé ernaast.
Leeg, op één man na. Maar die maakt met zijn gesnurk geluid voor 10. Hij wordt even wakker van mijn gerommel met de bagage en mijn pogingen me te installeren (bagage met sloten vastleggen). Het is een vreemde, extreem gesloten man. Op het onvriendelijke af. Nouja, het is inmiddels ook al bijna 22 uur. Ik ga maar direct (een poging doen om te) slapen.
Peter zou ik al een paar porren gegeven hebben, die néiging heb ik bij mijn medereiziger ook. Maar, er zit niets anders op dan met propjes gemaakt van wc-papier in mijn oren, te proberen er het beste van te maken. Het feit dat de vorige nacht erg kort was, helpt me hierbij. Uiteindelijk slaap ik zels bijna mijn normale 8 uur. Met wat tussenpozen (als de trein her en der stopt), maar ik voel me goed uitgerust als ik rond half 8 wakker word.
Ik maak heel kinderachtig wat extra lawaai om wraak te nemen op de snurker en neem een Snelle-Jelle en twee muesli repen.
Terwijl ik om 09.30 uur uitstap in NinhBinh, heb ik mijn plan gek genoeg eigenlijk nog niet helder. Ik hik op twee benen. Neem ik een hotelletje in NinhBinh zelf of ga ik naar het dorpje TamCocbhier 9 kilometer vandaan, van waaruit de boottochten tussen de Karstbergen starten.
Mijn onderbuik geeft me, als ik de eerste blik op NinhBinh werp aan, dat ik moet kiezen voor de rust van een plek in de natuur. Ik laat de ‘echte’ taxis links liggen en maak gebruik van het aanbod van een ‘beunhaas’ om me tegen de helft van de gangbare vraagprijs naar TamCoc te brengen.
Daar neem ik een centraal gelegen hotel, tegenover de steigers bij de rivier. Ik had de keus wat verder langs de rivier nog rustiger te gaan zitten. Maar als alleenreizende vrouw, geeft me wat meer in het dorp zitten, meer ruimte (lees veiligheid) om ook ‘s avonds nog wat rond te slenteren. Later kom ik toevallig tijdens het wandelen, langs het ‘rustig gelegen hotelletje. Op de banken erom heen, is het een drukte van jewelste van jonge backpackers die aan het chillen zijn!? Hier ben ik toch heus te oud voor. Een bevestiging dat ik in ‘mijn’ hotelletje góed zit.
Het is een relatie groot, wat onpersoonlijk hotel. Maar ik krijg voor 10 dollar een grote twee-persoonskamer (met eigen sanitair) en ontbijt. Later ontdek ik dat ze een heel uitgebreid lunch-buffet hebben. Maar dat wordt iets voor morgen.
Ik creeër snel mijn eigen sfeer in de kamer. Ik heb echt veel te veel spullen bij me. Maar dit maakt wel dat het al snel een Yvonne-kamer wordt. Dat heeft toch ook z’n charme.
Ik maak met mijn kookspiraaltje een cup-o-soup. Ik douche me even lekker, nadat ik mijn kleding van afgelopen dagen gewassen heb. En ga me wat oriënteren. Dit bevestigt me in de keuze van deze locatie. Dit is een plek om even pas op de plaats te maken. Het voelt goed, er is genoeg te doen. En aan de vele restaurants te zien, genoeg keus om te eten.
Ik hou de drukte van het aantal liefhebbers voor de boottrip in combinatie met de weer-app in de gaten. Dit om het meest geschikte moment te kiezen om zelf het water op te gaan. Om de ergste drukte wat af te wachten, maak ik nog eerst even een wandeling de rijstvelden in, waar anderhalve kilometer de Thai Vintempel zou liggen. De tempel is vrij nieuw (dat weet me toch meestal minder te charmeren), maar de omgeving is wondermooi. Dat belooft wat voor de boottocht.
Ik meld me om 15 uur aan het water. Een perfecte timing, blijkt later. Want de tocht duurt zo’n anderhalf uur. En de zon die weliswaar heerlijk schijnt, zakt op het eind van de tocht langzaam achter de Karstbergen weg. Maar juist deze verglijding van het licht, in combinatie met de imposante natuur maken me helemaal gelukkig. Eindelijk na de afgelopen drukke werkweken, het gevoel dat mijn hoofd niets hoeft.
Ondanks dat er nog boten over de Ngo Dongrivier glijden (er wordt met de voeten (!) geroeid), is het doodstil. Alsof iedereen, bevangen door de schoonheid om zich heen, de adem inhoudt.
Alleen in een van de donkere ‘caves’ (kalksteen grotten, met prachtige gewelven) waar we doorkomen, starten twee bootvrouwen een geanimeerd gesprek. Maar op een of andere manier stoort dit (me) niet. Het door hun gebruikte Vietnamees heeft iets zingerigs, het past wel.
Bovendien heb ik veel bewondering voor deze kranige, stoere vrouwen (de meeste van de roeiers zijn vrouw). Het moet enorm zwaar zijn de 3 kilometer, heen én terug, te roeien. Maar ze blijven lachen. Wat zúllen ze een beenspieren hebben. Dit zou iets voor Peter zijn.
Ik voel me rijk en rustig als ik de steiger weer op stap. Ik ga even wat relaxen op mijn kamer. En eet erna in het restaurant waar ik vanmiddag mijn noedelsoep at, nu een combi van vegetarische Vietnamese springrolls en een licht tofoe-spinazie-tomaatgerecht. Met vers ananassap. Het voelt super gezond en is vooral ook heel lekker. En dat in totaal voor nog geen 5 euro. Geweldig toch!? Vreemd dat ik de enige ben, die er neer gestreken is. Terwijl het ook nog eens heel vriendelijke mensen zijn, die zichtbaar genieten dat ik er terug ben gekomen (op zich natuurlijk een uiting van waardering, ze stralen uit dat ze dit voelen). Alleen daarom, zal ik er morgen weer heen gaan. Ik doe dit overigens vaak op vakantie. Trouw zijn aan èén restaurantje. Zo ontstaat er toch iets van een band, hoewel natuurlijk altijd maar voor een korte tijd. Maas het creeërt wel altijd een beetje een ‘thuis’-gevoel. Daarom voelt het ook ok om hier nog een dag te blijven.
Ik ga me morgen oriënteren om donderdagochtend van hieruit rechtstreeks naar HalongBay te gaan. En niet eerst nog naar Hanoi. Dat scheelt mogelijk een dag én zou beter uitpakken ivm het weer.
Maar morgen ga ik sowieso in TamCoc nog een dag fietsen. De Bai Dinh Pagode zal mijn doel worden. Zo’n tien kilometer van hier. Ik ga ervanuit, dat ik deze door de rijstvelden kan bereiken. Twee vliegen in een klap dan dus. Jullie zullen het vernemen, in m’n volgende blog.
Ik sluit nu af met het feit, dat ik langzaam aan het omrekenen begin te wennen.
Ik loop met miljoenen Dongen op zak. Honderdduizend Dong is namelijk 3,75 euro. En 100 euro is 2.667,303 Dong. Maar, er zijn alleen briefjes van 5000, 10.000, 20.000, 50.000, 100.000, 200.000 en 500.000 (miljoen zal er vast ook zijn, maar niet in mijn bezit). Dat maakt het rekenen wat makkelijker. In ook hiervoor is er natuurlijk weer een app.
Appie, happy!
Geschreven door Yvonnereiskriebels.reisblog