Ik ben in Amman in een heel leuk hotelletje beland. Lekker dicht bij de plekken waar ‘het’ te doen is . Vlakbij de Citadel. En vlakbij het Romeinse theater, waar in het Jordaanse weekend (dat vanavond afloopt) hele gezinnen rondlopen. Veiliger kan het niet. En levendiger en gezelliger ook niet.
Mijn kamer is zeer basic, maar hier in Amman beginnen de prijzen enigszins op India te lijken. Ik slaap hier voor de helft van de hotelprijs in Aqaba. En ik heb ook een goedkoop restaurant gevonden. Waar het uiteraard ook lekker is. Vanavond heb ik voor 4 euro gegeten, inclusief een grote beker thee. En ik kreeg het nog niet eens helemaal op.
De dag begon met het ontbijt in het hotel. In gezelschap van de huiskat. Er zijn hier nog meer katten dan elders op mijn reis. Ze schieten overal te voorschijn en/of weg. Zoeken op straat in achtergelaten plastic zakken naar voedsel.
Of zitten in een kooitje in het straatje met dierenwinkels. Het lijkt Luik wel.
Wat ik (gelukkig) nog niet gezien heb, zijn kakkerlakken. Voor niets mijn klamboe meegesjouwd. En ook mijn lakenzak is niet nodig geweest. Overal was het beddengoed acceptabel.
Vanochtend met een taxi (de 7 km die mijn GPS aan gaf, waren me iets te gortig om te lopen) naar het busstation van waaruit de bus naar Jerash zou vertrekken. De hoteleigenaar heeft me gisterenavond in het Arabisch op een briefje geschreven hoe het busstation heet, waar ik naar toe moet.
Ik word keurig door de taxichauffeur bij het goede busje afgezet. Nu nog wachten tot ie vol is. Dat duurt uiteindelijk een minuut of twintig (ondertussen loopt de chauffeur in Djellaba en op slippers (!??) te ijsberen rondom zijn bus, al roepend ‘Jerash, Jerash’). Maar de 45 kilometer naar het Noorden van Amman, zijn snel overbrugd. Hoewel we wel weer een politiecontrole krijgen. Hypocriet zet iedereen opeens een mondkapje op, dat direct erna weer wordt afgezet. Ik had er al eentje op. Niet dat ik nu de braafste leerling uit de klas wil zijn. Ik moet over drie dagen vliegen. Kan dan niet ziek zijn. Maar, ik ben er in tegenstelling tot vóór mijn reis niet gestresst door. Gewoon wat voorzichtig.
Ik hoorde overigens van meer reizigers, die ik ontmoette, dat ze de stress voor de PCR-test herkende.
Ik ben dankbaar dat ik deze reis heb kunnen maken. Het voelt na twee jaar, toch heus extra bijzonder.
Maargoed, ik was nog op reis naar Jerash.
Ik word door mijn achterbuurman erop attent gemaakt, dat ik eruit moet. Ik ben (wederom) de enige toerist tussen de Jordaniërs. Ze houden het blijkbaar goed in de gaten. Maar ach, alleen maar prettig. Anders had ik terug moeten lopen.
Jerash is de best bewaarde ruïnestad in het Nabije Oosten. De Grieken onder Alexander de Grote stichtten de stad, de Nabateeërs breidden ‘m uit ter bescherming van hun karavaanroute naar Damascus. Onder de Romeinen ontwikkelde ze zich tot cultureel centrum en de bisschoppen van het Byzantijnse Rijk bouwden er nog een aantal schitterende kerken (de laatsten heb ik niet gezien of zijn niet bewaard gebleven)!?
Toen de Moslimtroepen (rond 636) de stad binnenvielen, staakte de bouwactiviteit.
De aardbeving van 747 tenslotte vernielde Gerasa (het vroegere Jerash) en joeg de bevolking op de vlucht. Gedurende de hele middeleeuwen was Gerasa verlaten en stoof de stad langzaam onder het woestijnzand.
Een Duitse archeoloog en reiziger ontdekte de stad in 1806.
De stad is zeer goed bewaard gebleven en wordt daarom ook wel het ‘Pompeï van het Midden-Oosten’ genoemd.
Ruim 200 jaar later, loop ik er rond en bewonder de poorten, de boog van Hadrianus, zuilen(galerijen), tempels (oa de tempel van Zeus) en het theater.
Vooral de ligging, met het stadje Jerash op de achtergrond, maakt het extra bijzonder.
De terugrit duurt een stuk langer dan heen. Het verkeer zit (weekend?) behoorlijk verstopt. En de bus gaat ook nog eens naar het verst (van mijn hotel) afgelegen busstation. Nu zelfs meer dan 8 kilometer.
Ik word erop attent gemaakt dat de geel-witte taxi’s ‘share-taxi’s’ zijn. Die wachten tot er drie passagiers inzitten. Met behulp van deze constructie, word ik voor een halve Dinar (0,60 euro) 400 meter van mijn hotel afgezet.
Ik besluit toch ook de trappen naar de Citadel nog maar te beklimmen. Hier is nog maar weinig van over. Maar vanuit het terrein heb je wel een fantastisch uitzicht over Amman.
Bovendien ligt het oudheidkundig museum er, waar ik ook nog even rond snuffel.
Erna even naar ‘huis’, waar in het trappenhuis een poster hangt van de Abu Darwish Moskee. Ik zoek het op op Maps.me (mijn steun en toeverlaat tijdens menige reis). Ruim 2 kilometer (trappen en steile wegen) lopen. En dat in een race tegen de tijd. Want de zon gaat bijna onder. Maar, ik haal het net op tijd. En het is de moeite meer dan waard geweest.
De eigenaar reageert vol bewondering en respect als ie hoort dat ik zoveel gelopen heb vandaag. Ach, ik zit in een goede flow (eigenlijk de hele vakantie al). Alleen maak ik het vanavond minder laat dan gisterenavond. Toen ik nog lang heb zitten foto’s uitzoeken en typen.
Morgen staat het plaatsje Salt op het programma. Dit ligt 29 kilometer ten noordwesten van Amman. De gedroogde witte druiven die wij (in Nederland) Sultana’s noemen. zijn vernoemd naar deze stad. Van hieruit worden de druiven veelal naar Palestina geëxporteerd.
Morgen dus meer (maar waarschijnlijk wel een rustiger programma dan vandaag; maandag, mijn laatste volle dag zal ik ‘gewoon’ in Amman blijven).
Nu nog ff de foto’s uploaden en dan verder met mijn thriller.
Geschreven door Yvonnereiskriebels.reisblog