Vanochtend lig ik als ik wakker ben, te luisteren naar het getjilp van de mussen. Deze zijn hier in Marrakech verrassend massaal aanwezig. Ze vliegen door het Riad, vliegen zelfs de openstaande deuren van niet bezette kamers binnen. Strijken neer op het randje van een schilderij in de galerie van het open Riad. Of op de meubels her en der.
Na een snelle douche (als ik hier onder sta, hoor ik in de verte een haan kakelen; het oproepen tot het ochtendgebed heb ik in Marrakech beide ochtenden gemist), de rugzakken gepakt en het (kleine) stukje naar ons ontbijtrestaurant op het Plein gelopen. Het basic ontbijt (pannenkoek met honig, een chocoladebroodje, een kannetje muntthee en een groot glas jus d’orange) genomen en met een van de taxi’s die in het zicht van het terras klaar staan naar de vestiging van Avis gereden. Waar we netjes om 09.00 uur met onze zwarte Peugot weg rijden, om de rit naar Ouarzazate aan te vangen. We zijn snel de drukte van Marrakech uit, de situatie op de weg valt heel erg mee.
Wel komen we al snel de eerste (van blijkt heel veel) wegopbrekingen tegen. De snelheid beperkt zich dus vaak tot 40 kilometer per uur. Zeker als er vrachtwagens in de buurt rijden. Op een gegeven moment hangen we al een tijdje achter een zwaar beladen vrachtwagen, die over de weg kruipt. Op een mooi overzichtelijk stuk zonder tegenliggers, haalt Peter ‘m netjes in. Zodat we weer ons eigen tempo kunnen rijden. Tot we gesommeerd worden halt te houden. Een Frans sprekende politieman. Ik vang het woord camion op, de rest gaat in te rap tempo. Maar de uiteindelijke boodschap is, dat we over de doorgetrokken streep (die door de zon uitgebleekt echt niet/nauwelijks te zien was) gereden waren om, de ‘camion’ in te halen. We kunnen het inhalen niet ontkennen. Dan maar ‘het niet gezien hebben van de markering’ en het feit, dat we juist voor veiligheid kozen door niet achter de wagen te blijven hangen te berde brengen. Om een lang verhaal kort(er) te maken. Ik trek een zielig gezicht (erg ongeëmancipeerd, ik wéét het) en onderhandel over de boete. De 400 Dirham, wordt gehalveerd. Dus we komen er (met 9,25 euro de man) gelukkig nog redelijk goed vanaf. Als braafste jongetje van de klas vervolgt Peter de weg. Terwijl werkelijk ‘iedereen’ langs ons af, het vrachtverkeer in haalt.
Het is in ieder geval (nog) rustig(er) rijden. De natuur is prachtig, dus misschien wel extra genieten. We stoppen geregeld om foto’s te maken en/of in een dorpje wat te drinken en rond te lopen. Er komt altijd wel een mannetje vanuit het niets te voorschijn om fossielen, mineralen en half edelstenen aan te bieden. Of om geld te vragen voor het parkeren. We schudden ze beleefd, doch duidelijk af. We steken de Tizi n’Tichka pas (2200 meter) over. Het is geen ‘De Gevaarlijkste-wegen-van-de wereld situatie. Het gaat vrij geleidelijk en is makkelijk en niet akelig rijden.
Halverwege houden de veelvuldige wegwerkzaamheden ook op, zodat we de tweede helft van de rit lekker door kunnen rijden. Zodat we goed op tijd bij Aït Benhaddou aankomen. Het door de Unesco op de wereld erfgoedlijst gezette kasbacomplex. Een prachtig voorbeeld van de imposante voor Zuid Marokko karakteristieke kasba-architectuur. We zijn op weg hierheen al een aantal kasba’s (vestingswerken) tegengekomen. Maar hier zijn op een heuvel maar liefst zes kasba’s samen gesmolten. Meestal wordt het bouwwerk omgeven door een lemen muur. Opvallend zijn de rijke versieringen op de gevels. De ruimtes worden bezet door souveniershops. Vijftiennjaar geleden was ik hier met Camiel. Ik meende dat er destijds nog delen van het complex bewoond waren. Dat lijkt nu niet meer zo.
We moeten weer terug naar de hoofdweg rijden, maar dan is het nog maar 19 km naar Ouarzazate. Waar we snel een eenvoudig, maar lekker koel hotel vinden. Nog wat eten, wat rondslenteren en dan foto’s uitzoeken en mijn verhaal typen.
Morgen rijden we nog verder naar het zuiden, naar Zagora. Door de Draa vallei. Een niet al te lang stuk. We zullen er ook lekker gaan wandelen.
Geschreven door Yvonnereiskriebels.reisblog