Woestijn

Marokko, Arfoud

De dag (vrijdag) begint, met het opeens tóch ontdekken van een kakkerlak. En niet zómaar eentje. Het is echt een joekel. Ieeeeh! Peter vangt ‘m en kiepert ‘m door het toilet. En ach, we hebben al ingepakt, dus we slapen toch niet meer op deze kamer.
Wel nemen we nog even een duik in het zwembad, om erna in de hal van het hotel te gaan wachten. We laten de bagage die niet mee hoeft in de achterbak van de auto. Nóg een voordeel van een huurauto.

We zullen om 9.30 uur door onze gids opgehaald worden. Altijd een spannend moment. Je zult toch 24 uur met elkaar op moeten trekken. Wel zo fijn als het een beetje klikt.
Maar eerst zien we de ‘baas’ van de tour nog even. En zowaar -het lukt me ook achteraf nog- 50 Euro van de prijs af te krijgen. Dat voelt op een of andere manier toch beter.

En dan staan we oog in oog met Ismaïl (volgens hem betekent z‘n naam, smile’).
Een grote, stoere man, in traditionele kledij, mét blauwe tulband. Peter gaat naast hem in de 4wheel-drive zitten. Ik kruip lekker achterin. En word omgedoopt tot ‘Yasmina-couscous’. Ik neem aan, dat Ismaïl dit grapje vaker met z’n vrouwelijke klanten maakt. Maar ach, buiten dit cliché-grapje om, heeft hij echt gevoel voor humor, het klikt meteen met Peter. Die amuseren zich wel.
Op deze manier voel (en kríjg) ik alle vrijheid om lekker los te gaan met fotograferen. Het zal hoe dan ook een top-dag op dit gebied worden. Maar over-all wordt het een ongekend bijzondere dag.

Hotseknotsend rijden we uren door de woestijn. Een programma vol variatie en prachtige momenten.
We zien Fata Morgana’s, maar blijven ook met de voeten op de grond als we op zoek gaan naar fossielen. Hetgeen onverwacht erg leuk blijkt te zijn. Ismaïl laat zien dat door een steen nat te maken, de tekening van de aanwezige fossielen in een steen (waar nu woestijn is, was vroeger (en dan hebben we ‘t over zo’n 400 honderd miljoen jaar geleden) zee), opeens duidelijk zichtbaar wordt. Je ziet schelpvormpjes, maar ook afbeeldingen van de voorvaders van de inktvis. Dit is vooral indrukwekkend op de grote, zwarte stenen. Maar over t zand verspreid liggen natuurlijk ontelbare kleine(re) steentjes. Die in de rugzak mee te nemen zijn.
Door z’n ervaring, heeft Ismaïl hier een bijzonder (goed) oog voor. Maar zelf vind ik toch ook een paar prachtige exemplaren.

In een nomadentent gaan we Marokkaanse thee (Berberwhiskey) drinken. Moeder is met de was bezig, oma ontfermt zich (zonder veel woorden) over ons. De (klein)kinderen zijn naar school. Waar de vader uithangt is (mij) onduidelijk.
Het is een uiterst sobere setting, maar er staat wél een zonnepaneel bij de tent.

Vanaf waar we zitten, kijken we op militaire nederzettingen. We bevinden ons op nog geen 15 kilometer van de Algerijnse grens. De bergen waar we op uit kijken, staan op Algerijnse grond. De grens is, nu de sfeer tussen de landen in mineur is, gesloten.
Naast de tent, staat een ezel. En er scharrelen wat geitjes rond. Op een gegeven moment komt een poes, al miauwend met z’n kop onder het tentzeil door.

We delen wat familiaire achtergrond met Ismaïl uit. Hij is de op een na jongste van 12 kinderen. Hij woont nog/weer bij zijn moeder. Zijn vader is 10 jaar geleden gestorven. In hetzelfde jaar als Peter’s vader en mijn moeder. Bijzonder.
Bijzonder is ook de uitspraak van zijn vader, die hij citeert: ’als ik eten en drinken voor mijn gezin voor vandaag en morgen heb, ben ik ‘the King’.

Als we ‘an abandoned village’ aan doen, blijkt er toch één huisje bewoond. Een oud vrouwtje scharrelt er wat rond. Ze laat mij haar ‘bak-huisje’ zien (bij de Nomadentent, bevond zich ook zo’n aparte ruimte met een klei oven) en geeft me een uienkoek. Die druipt van het vet, maar erg smaakvol is. Ze stopt er nog eentje in een stuk papier en brengt dat naar de jeep, voor de heren.

We rijden naar een prachtig zout watermeer (het Dayet Srji meer), met een rijk vogelleven, dat wordt omringd door drommedarissen. Met op de achtergrond de prachtig opkleurende zandduinen van Erg Chebbi, die nóg mooier (rose-oranje achtig weerspiegelen in het water. Voor mij, vooralsnog het hoogtepunt. De stilte, de kleuren, de ligging.

Het zal zo’n graad of 42 zijn, als we naar ons kamp rijden. Een werkelijk sprookjesachtige Aubergne, vlakbij de beroemde zandduinen. Die 100 meter hoog zijn. En die, door toe doen van de wind, telkens van vorm veranderen. Ze worden (daarom) wel ‘lopende duinen’ genoemd. De duinformaties golven als een zee van zand.

De setting van het kamp is erg mooi. De aankleding van het geheel is al helemaal af. De tenten zijn uniek in sfeer en compleetheid. Én, hoe bizar kan het zijn. Er is een zwembad. Waar, ook hier weer, Peter en ik het voorrecht hebben hier alleen gebruik van te maken.
Het is compleet off-season in deze streek. Er zijn nog twee gasten, voor de rest zien we geen toerist. Tót het moment dat de zonsondergang zich aankondigt. Dan komen er wat jeeps aanrijden, maar deze zijn op één hand te tellen.

In eerste instantie lijkt het Peter niet verstandig om een tocht op een drommedaris te maken. Maar uiteindelijk doen we het toch. Hetgeen ons een prachtige ervaring oplevert. De drommedarishoeders zijn erg vriendelijk (de jongen maakt met Peter’s mobiel de prachtigste foto’s van ons); de momenten van dé sunset, trekken ze zich subtiel terug.
Zodat we met ons tweetjes, met het steeds verder dalen van de zon, de onvoorstelbaar mooie verkleuring van de zandduinen (van goudgeel, oranje naar haast rood) kunnen aanschouwen. Je voelt je werkelijk nietig in de zanderige leegte. Maar wel heel erg samen.

Moe maar tevreden, laten we ons terug hobbelen naar het kamp, waar een heerlijke maaltijd wacht.
Ismaïl is ‘gevlogen’. De jeep is weg. Een vage actie. Die niet past bij de rest van de dag. Vervelend, omdat er dus ook onzekerheid ontstaat over het tijstip van terugrijden naar het hotel, de dag erna. Vreemd. Uiteraard amuseren we ons samen/zelf ook.
We sluiten de dag onder een fonkelende, waanzinnig heldere sterrenhemel af. En blijven ons verbazen over de prachtige inrichting en luxe van de tent. Waar Peter wel (weer) een klein kakkerlakje in de toiletruimte weg ziet schieten.
Ach, het hoort erbij. Je verlegt je grenzen. Ik ben al blij geen slangen of schorpioenen tegen te komen.
Het is zó mooi allemaal. Dan neem je dit al snel voor lief. Waar hebben we dít aan verdiend? Nogmaals bedankt voor jullie tip(s), Marylene en Marga!

Uiteindelijk komt Ismaïl de dag erna (het is inmiddels dus alweer zaterdag), alsof er niets gebeurd is om half tien weer opdagen!? We maken er maar niet te veel woorden aan vuil.
We zijn nog even gaan zwemmen. Ik zelfs al om 06.30 uur.
Terwijl ik rustig m’n baantjes trek, fladderen de musjes van t smeedijzeren hek langs het zwembad naar de iele struiken ernaast. Die bewegen in de wind. En terug. In een andere boom, koeren twee iele duifjes. Wat een bijzondere sfeer. Wat een stilte. Wat een unieke ervaring.
Die compleet wordt, als ik een karavaan drommedarissen hoor. En ik ze, ik kruip snel het zwembad uit, in een statige rij voorbij zie lopen, in het zachte ochtendlicht. Ik sta daar in de woestijn, verder is er niemand te zien.
Tot er toch een herder vanuit het niets met een sprintje, zich aansluit bij de kudde.
En er opeens een kleurrijke vlinder langs vliegt. Het plaatje is compleet.

Nadat Peter ook gezwommen heeft, krijgen we een zeer uitgebreid ontbijt voorgezet. En sluiten we een top-ervaring af. We worden bij het hotel gedropt. Gooien onze spullen in de auto. Nemen hartelijk afscheid van Ismaïl (die we toch maar een goede fooi geven) en gaan direct verder op pad.
Op weg naar de Toudra Vallei. Dit is een diep ingesneden dal met oasetuinen, maar vooral met de spectaculaire Todhra-kloof. We bereiken ‘m na heel wat haarspeldbochten. Peter rijdt rustig en veilig. Ik ben niet z’n held in de auto. Maar op deze manier kan ik er helemaal van genieten.

Het is een kloof met imponerende loodrechte rotswanden van wel 300 meter diep, waar voor het eerst een echt stuk schaduw te vinden is. Je ziet er vrouwen die de was doen. Een groep vrouwen, met kindjes en een aantal ezels. Die duidelijk hier uit de buurt komen. Maar vooral ook massa’s localo’s zijn hier neergestreken om te recreëren. Met picknicktafels, Tajines, zilveren theepotten, Marokkaanse glaasjes, kleden, stoeltjes en al.
Jongens lopen al zingend, met trommels in groepjes rond. Een enorme bedrijvigheid in deze an sich verstilde natuur.

Maar de weg ernaar toe was ook al een avontuur op zich. Het eerste dorp dat we passeren ligt helemaal opengebroken.
Het is een lintdorp, we rijden zo’n 3 kilometer stapvoets. Maar zijn dus ook in staat alles extra goed in ons op te nemen. Omdat het zaterdag is, zijn er veel kinderen op straat. En ook de vrouwen laten zich zien. Althans. In dit gebied zijn ze van top tot teen in zwarte of donkerblauwe Jellaba’s gekleed en vaak laten de sluiers alleen ogen en mond zien. Ik verwonder me over hoe dit in de hitte van deze maanden aan moet voelen!?
Naast effen donkere Jellaba’s, zie je hier ook exemplaren met het specifieke kleurrijke borduursel van de Berbers.
Zelf koop ik een (van vrij zware stof) kleurrijke, gestreepte exemplaar om in de winter thuis als huispak te gaan dragen.

Even later zien we aan beide zijden van de weg wittige heuvels, als molshopen in de verder vlakke woestijn. Onder elke heuvel blijkt, bij navraag de toegang te liggen tot een oeroud irrigatiekanaal systeem, dat door het grondwater wordt gevoed en de oasen van zoet water voorzage. In de jaren 94/95, twee erg droge jaren, werd een deel van deze pijpleidingen weer vrij gemaakt. Voor ons is het vooral een haast mysterieus gezicht.
Het landschap is de hele rit vrij desolaat. Ook na de Todhra-kloof, vervalt het groen al snel weer in steenachtige vlaktes, met aan de einder het uitzicht op heuvels.
Op een gegeven moment zien we twee keer achter elkaar dat heel plaatselijk een flinke wervelwind het stof doet opwaaien. Een stofwolk, die over de vlakte z’n weg zoekt.

Wij vinden onze weg naar Boumaine Dadés (dit ligt op 1600 meter), waar we een eenvoudig hotel vinden. Waar de auto netjes voor de deur in de schaduw neer gezet kan worden. De eigenaar laat ons trots vanaf het dakterras het uitzicht op de vallei zien. Ik zie vooral ook het stilleven van oud ijzer op de daken van de huizen aangrenzend aan het hotel. Een deja-vu verschijnt voor m’n ogen. Het doet me denken aan de situatie op de Seringenstraat, met oudijzerhandelaar Remmers, als buurman.

De mensen in het hotel zijn super vriendelijk en belangstellend. Willen het ons duidelijk helemaal naar de zin maken. De mensen in het stadje zijn echter erg terughoudend. Ze zullen geen toeristen gewend zijn.

We gaan op tijd naar de kamer. Om na een goede nacht (met de fan aan, naast het bed) zondagochtend weer fris aan de ontbijttafel aan te schuiven.
We zullen starten met een stuk de Gorges du Dadès in te rijden (30 kilometer op en neer). Weer een kloof dus.
Ook hier weer veel kasba’s. Vaak gebouwd op hoge punten langs de, hoofdzakelijk droog gevallen rivier. De rotsen hebben prachtige vormen, ontstaan uit erosie (op een bepaald punt, wordt de rotspartij als ‘Monkeyfingers’ aangeduid.). Ook hier weer in alle kleuren. Tot diep rood.
De kloof zelf omvat wel een stroompje water. Hier is het een stuk rustiger dan in de Tohdra kloof. We worden uitgenodigd door een aantal Marokkaanse vrouwen, die er met hun kinderen bivakkeren. Maar er staat kip op het menu, we durven het niet aan.

We rijden na wat gewandeld te hebben in de kloof terug naar het startpunt, in Boumaine. Van hieruit gaat de tocht verder naar Ouarzazate, waar we afgelopen dinsdagavond onze tour min of meer begonnen zijn. Onderweg stoppen we om te lunchen in Skoura.Een stoffig gehucht. Zelfs het palmenbos waarin het gelegen is, doet verdroogd aan. Hier worden in het plaatselijke, even stoffige café, hompen brood voor ons met La Vache qui Rit besmeerd. En hier drinken we vooral veel (water). Het is er zo’n 38/39 graden. We hebben begrepen dat het in Nederland even warm/warmer zal worden. Hier is het gelukkig een ‘gezonde warmte’.
Het wordt de Rozen-oase genoemd. In deze streek wordt uit donkere rozen, rozenwater gewonnen. En allerlei varianten met als ‘basis ingrediënt’ rozenolie.

We rijden weer met de raampjes open, een zeer gevarieerde route. Deels groen door de oases. Veel Ksour dorpjes (in leem opgetrokken woonburchten). Ze zijn vaak als een kralenketting aan elkaar geregen. Er lopen mannen en vrouwen met grote builen stro of vers gras op hun hoofd. Je ziet er veel ezeltjes. Soms een hoeder met een kudde geitjes. Ook zien we twee maal op de minaret van een klein moskeetje een ooievaarsnest.

De velden in de oase, worden ijverig bewerkt.
De boeren verbouwen hun gewassen in drie lagen. Onderaan worden gerst, tarwe, tuinbonen, groente en voedergewassen verbouwd. De tweede laag wordt gevormd door fruitbomen (bijvoorbeeld abrikozen, kweeperen, granaatappels, pruimen). De derde laag bestaat uit de kruinen van de talrijke dadelpalmen. Alleen vrouwelijke palbomen dragen vrucht. De oaseboer zet daarom vaak 30 tot 50 vrouwelijke bomen rondom één mannelijke boom. Ik las het ook maar ergens.

Het is een prachtige streek. Erg fotogeniek. Ook het gebied rond Ouarzazate was vaak decor voor films. De Atlasstudio’s zijn hier gevestigd. Wij maken onze eigen film!'

Geschreven door

Al 2 reacties bij dit reisverslag

Boh.......schitterend!

Anouk 2019-06-24 07:56:38

Prachtig verhaal Yvonne. Moest vooral lachen om ijzerhandel remmers. Die man die zijn lege bier blikken vanuit zijn raam in de bak van de wagen gooide.

louis 2019-06-24 16:29:41
 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.