Petra ligt alweer een dag achter ons. Maar aangezien we naast het bewonderen van de prachtige, indrukwekkende tempels, kerken, tombes op het uitgestrekte terrein van Petra, twee trails gelopen hebben, was dit een goede oefening voor vandaag, als de Ghuweir Trail op het programma staat.
We nemen nog een stevig ontbijt bij ons hotel en het lukt om om 08.00 uur met de auto uit Wadi Musa weg te rijden. De ballonnen gaan mee op de achterbank. De grote rugzak van mij gaat in de kofferbak. We hebben allebei een kleine dagrugzak klaar gemaakt, om mee te nemen op de trekking.
We zitten direct op de goede weg, The Kings Highway. Het hotelletje ligt lángs deze weg. Als we vanuit het centrum terug naar het hotel moesten, was het altijd een pittige klim.
Nu kruipt de auto de heuvel op. De wegen in een rond Wadi Musa zijn extreem steil.
En de wegen onderweg vol drempels en gaten. Het is dus echt uitkijken voor Peter. Maar anderzijds is er weinig verkeer op de weg. Maar in het donker hier rijden zou voor een toerist onverantwoord zijn.
Onderweg komen we door diverse kleine dorpjes, zien we herders met schapen en geiten. Honden die op een gekke manier zich juist vóór de auto lijken te werpen (ik grijp geregeld van schrik naar mijn hoofd). Bizar.
Ook liggen er in deze streek veel kastelen.
En staan er op een bepaald stuk veel windturbines. Mooi hoe de schaduw hiervan in de felle zon over de weg/auto heen glijdt. Het waait hier blijkbaar ook veel en hard. De bomen zijn opvallend schuin, één kant op gegroeid.
We rijden de route met behulp van Maps.me.
Een perfecte navigator, in dit soort situaties (maar ook ín een stad).
De weg blijft heuvelachtig. Op sommige stukken lijken de auto’s (dus ook wij) op slakken.
Maar, we bereiken het dorpje Dana, waar we de auto voor een nacht zullen parkeren.
En waar we op zoek moeten naar een chauffeur om ons naar het startpunt van de trail te brengen.
Dus weer eens een stevige onderhandeling, die bij 40 JD begint en uitkomt op 30 JD.
Het is altijd aanvoelen op welk punt je moet gaan inbinden met nóg verder willen zakken. Want het is een klein dorpje. Je bent toch van hen afhankelijk en kunt het risico niet nemen dat ze je op een gegeven moment niet meer mee wíllen nemen, omdat je te zeer doordramt.
Het is een kwestie van wederzijds respect denk ik. Als je niét onderhandelt krijg je zélf geen respect. Want ik zie soms, als ik op mijn eigen manier de prijs omlaag probeer te krijgen, de ‘bewondering’ in de ogen van de tegenpartij. Onderhandelen hóórt bij deze cultuur. Maar anderzijds is het mooi als ik ook respect voor hén heb. Door te beseffen dat de mensen in deze streek echt niet veel verdienen. En veel last gehad hebben van het wegvallen van inkomsten in de Covid tijd. Hier wás geen regering die bij sprong.
Wij springen in het mini busje van Mohammed.
Het is zó snel, voortvarend gegaan, dat ik helemaal vergeet mijn wandelstok nog uit de auto te pakken.
Dus die heb ik nu helemaal voor niets van thuis mee genomen. Gelukkig zal later blijken, dat het waarschijnlijk juist onhandig zou zijn geweest om deze bij me te hebben. Aangezien de trail toch wel wat klim en klauterwerk vereist, waarbij je beide handen nodig hebt.
Maar, het loopt door deze snelle start, allemaal volgens tijdsplanning. Want we moeten toch voor het donker na de trail in Feynan aangekomen zijn. Het is belangrijk op tijd te beginnen met wandelen.
De rit naar dit startpunt gaat door een heel onherbergzaam gebied. Een droog en stenig landschap. Het laatste stuk heeft geen asfalt meer. Het doet aan Ladakh denken. De chauffeur kent gelukkig iedere kuil in de weg. Vertelt dat de sneeuw hier in de winter een meter hoog kan liggen.
Nu is het een aangename temperatuur, met wat schapenwolkjes in een verder blauwe lucht. Ik zie een adelaar op de thermiek zweven.
We worden gedropt bij het visitors centrum van de Ghuweir trail. Een tent met wat stoeltjes. We drinken er nog een kop thee en gaan dan op pad.
We lopen het (tropische) paradijs in. Zó onwerkelijk mooi is deze wandeling in de bedding van (nu) een stroompje.
Als het geregend heeft, (zelfs als dat kilometers verderop is) kan dit in no time veranderen in een kolkende watermassa. Vanaf november is het hier niet (altijd) veilig meer. In de winter vallen er jaarlijks dodelijke slachtoffers.
Maar nu is het nog goed te doen, hoewel we toch uren door het water lopen. In eerste instantie wisselen we van schoenen (dit was van te voren bekend, we hadden waterschoenen mee). We komen tot boven de knieën in het water te staan. Of beter, we moeten er doorheen waden.
Maar op een gegeven moment, als het water wat minder diep wordt, besluiten we toch op gewone schoenen door te gaan. Die zitten stukken beter en geven meer grip op de soms gladde keien, waar we overheen moeten lopen/ springen. Ik accepteer gewoon de natte schoenen/voeten. Het is bovendien lekker verfrissend.
De ene keer lopen we langs de (smalle) linker oever, de andere keer steken we over naar de (eveneens smalle) rechterkant. Al naar gelang waar het (voor dat moment) beter lopen is. Of waar de rotswanden ruimte geven om te lopen.
Want de tocht gaat door een smalle canyon. Met prachtig gekleurde, steeds van kleur veranderende steile wanden. Met grillige, door water uitgesleten vormen.
Op moeilijke stukken, waar we rotsblokken óver moeten zijn er ijzeren ‘handvaten’ in de wanden geslagen. Hetgeen het klauteren vergemakkelijkt (en zeker nodig zal zijn als het water hoger zal staan). Het blijft behoorlijk acrobatieken. Maar het maakt het ook een uitdaging.
En de wandeling is zó adembenemend mooi. De inspanning past er gewoon bij. Het geeft ook verbinding (en ontzag) met/voor de natuur.
De omgeving verandert voortdurend. Dan denk je dat het niet nóg mooier kan en dan verrast de natuur je tóch weer.
Hoé klein en nietig kun je je voelen in deze overweldigende omgeving.
Op een gegeven moment bevinden we ons tussen ‘hangende tuinen’, in de wanden. Palmbomen die uit de rotsen groeien. Varens, mossen in allerlei kleuren. Echt een oase. Vogeltjes die luid kwetterend over het water of langs de rotswanden scheren.
Het is én een lust voor het oog én een genot voor de oren (het water van de stroom, of water dat uit de rotsen druipt; het geluid van je voeten over de keien op natte en droge gedeeltes). Alle zintuigen worden geprikkeld. Maar het is ook uit kijken niet uit te glijden.
De (vele verschillende) rood/oranje tinten gaan over via meer grijs gesteente, naar diepzwarte grillige wanden, kloven.Waar de lichte rietpluimen die nu de oevers sieren, prachtig tegen af steken.
We lopen zo’n 6 uur. En denken dan in de buurt van het ‘Feynan Wild Camp’ uit te komen.
Maar dat blijkt nog een stuk verder te liggen. En er is geen geasfalteerde weg in de buurt. Wat de prijs van een taxi omhoog drijft. Want het is ‘hotsenknotsen’ en langzaam rijden (zeggen de chauffeurs zélf, als verklaring voor het hoge bedrag dat ze vragen).
Maar om na de gelopen/geklauterde 17 kilometer nu in de hitte nog een aantal kilometers eraan te plakken?!? We kijken elkaar aan, ‘neen’, dat zien we nu ook weer niet zitten.
Dus uiteindelijk is er iemand die wil zakken met de prijs. Maar ons dan ook niet helemáál naar het kamp brengt, maar dropt bij een splitsing, op een stuk ervan af. Hij heeft wel met het kamp gebeld. We zullen hier opgepikt worden.
En wat dan gebeurt is bizar.
Na een kwartiertje wachten kómt er inderdaad een oude, aftandse jeep. ‘You are welcome in Jordan. You are welcome in Jordan’.
We stappen in, maar de jeep laat het af weten. Peter gaat duwen en sputterend komt ie weer tot leven.
We rijden, in the middle of now-where een ‘poort’ door, een verlaten stenig (woestijn)veld op. Waar een aantal piepkleine stenen gebouwtjes/kamers staan. En wat Bedouine tenten. Ook is er een toilet gebouw.
Maar, er is nergens elektriciteit. De voorzieningen zijn minimaal. En buiten ons is er niemand.
Er worden kussens in een gebouwtje zonder dak voor ons neer gelegd. De met Arabische stof bekleedde deur/poort wordt met een dikke, grote tak open gehouden. Ie kraakt en piept door de wind die er tegenaan blaast. Er wordt een pot thee voor ons gemaakt.
Maar de man spreekt nauwelijks engels. Komt bij vlagen wat vreemd en onduidelijk, vaag over. We praten langs elkaar heen.
De man zegt dat hij ‘even’ weg zal gaan. Dat ie om 18 uur terug zal zijn en dat we om 19 uur een diner zullen krijgen.
En hij rijdt vervolgens met zijn kreunende jeep het terrein af, ons alleen achter latend.
In de verre omtrek is geen kip te zien. We zitten een paar kilometer van de bewoonde wereld af.
De zon gaat onder, het is inmiddels al kwart over 7. We zitten er in het donker. Komt de beste man wel terug?
We spelen bij geschenen door onze mobiel en zaklamp een potje reisscrabble. En zeggen wel tien keer tegen elkaar hoe bizar deze situatie is. Unheimlich.
Liggen we hier ‘dadelijk’ ‘totaal’ van de wereld geïsoleerd, in een ‘hokje’, waarvan het raam gebroken is, de deur enorm kiert (we hebben ‘huisje’ 4 toegewezen gekregen). Met ons tweetjes. Ik voel me tegelijkertijd kwetsbaar én vind het machtig mooi. Want ik kan ook wel zeggen: ’bijzonder īs het en dadelijk/later zullen we er vast om kunnen lachen’.
Maar voorlopig zitten we met knorrende magen in the middle of nowhere.
Tot er dan toch uiteindelijk vanuit het niets een motorgeluid te horen is. En de jeep zowaar, met maar 1 brandende koplamp (we dachten dus in eerste instantie dat het iemand(??) op een motor was), langzaam op het kamp af komt rijden. De deuren van de auto gaan open. Abdel stapt samen met zijn in het zwart gekleedde/zwaar gesluierde vrouw uit.
Ze dragen een aantal schotels de ruimte binnen.
Een lamp wordt aangesloten op de accu van de auto.
De nabijheid van zijn vrouw (met een prachtige stem) stelt mij wel gerust. Ze spreekt ook wat (beter) engels, komt intelligent over. Bovendien komt er via Abdel een telefoontje van de engels sprekende eigenaar van de kamp. Hoe het met ons gaat. Of we het kamp een goede beoordeling op Tripadvisor willen geven.
Peter en ik kijken elkaar aan. Wát een absurde situatie.
Maar het is natuurlijk wel heel authentiek. Uniek.
De sterren flonkeren in de lucht. Onwerkelijk.
Ik merk opeens dat mijn horloge stilstaat. Dit is toch symbolisch voor deze situatie, deze plek!?! De tijd die stil staat.
We hebben in de twee en half uur dat Abdel weg was, vergelijkend warenonderzoek gedaan. En besluiten naar de veel aangenamere (maar ook deze heeft geen licht) tent 7 te vragen. In eerste instantie vraagt de vrouw wat achterdochtig waarom we speciaal die tent willen?!? Ik zeg dat dit in onze cultuur een geluksgetal is.
Het wordt gehonoreerd.
We kletsen nog wat met Abdel en zijn vrouw. Laten foto’s zien van Mia en Mirre. Vertellen maar niet dat Peter en ik niet getrouwd zijn en dat Janneke en Camiel niet van ons samen zijn. Krijgen na het lekkere en gezonde avondmaal nog een pot thee. En ik mag zelfs even de hotspot van Abdel gebruiken. Om iets waar we middels het gebrekkige engels niet uitkomen, op te zoeken op internet.
En zo eindigt een heel intensieve dag, een verwarrende, vervreemdende vooravond, toch nog in een (zeg wel) bijzondere avond.
Peter gaat al om 9 uur slapen. Ik typ het verslag uit.
Morgen om 7 uur ontbijt. En dan kunnen we hopelijk door Abdel bij het startpunt van de Dana Trail (die ons terug zal leiden, via een 6 uur durende wandeling, terug naar de auto), worden afgezet.
Als ik wakker word (ik heb als een blok geslapen) en mijn ogen open, is het eerste dat ik zie, het traditionele, gekleurde tentdoek.
Ik ga buiten de tent op wat stenen zitten om de zonsopgang te kunnen zien, beleven.
Opeens hoor ik: ’Yvonne, good morning, breakfast’.
Abdul komt in zijn grijze djellaba naar buiten lopen.
‘Welcome, welcome at morning in Jordan!’
Hij arrangeert een ontbijttafeltje in de ‘woestijn’. De zon komt net op. We krijgen een smakelijk ontbijt, met voldoende thee als voorbereiding op de Dana Trail die we gaan lopen. Waar we flink zullen gaan zweten.
We houden nog een fotosessie in de woestijn.
En we nemen als ‘vrienden (vooral van Abdul uit; hoewel zijn vrouw (bizar genoeg weten we háár naam niet), wel mijn emailadres vraagt), afscheid. We krijgen een lunchpakket mee. En Abdul heeft een vriend geregeld die ons (tegen 8 DH) naar het startpunt van de trail zal brengen.
Mohammed. Een eind zestiger, schat ik. Een intelligente man, met een mooie kijk op de politiek in de wereld (‘the politic makes big mistakes’). Die hij op een niet opdringerige wijze met ons deelt.
Over het vluchtelingen probleem. Want Jordanië (met een inwonertal van 12 miljoen mensen) vangt gigantisch veel mensen op uit Syrië, Libanezen, Palestijnen (vooral in Amman). En veel Sudanezen die zijn vastgelopen in Jordanië.
Toch is Jordanië een rustig land, zegt Mohammed.
Maar de helft van de Jordanese bevolking is refugee, zegt hij. Hij spreekt goed engels. Veertig jaar geleden heeft hij met engelstalige archeologen gewerkt en hij kijkt Engelse films.
Na het ritje zal hij zijn 40 geiten gaan hoeden in de bergen. Zo’n uur of 5, zegt hij.
Hij doet voor hoe hij met zijn geiten praat. Geweldig.
Er komt ons een jeep tegemoet, waar een ongeveer 12-jarig kind aan het stuur zit, naast zijn vader. Er is hier nauwelijks verkeer. Hier kán dit.
Om 08.45 zet de chauffeur ons af bij het startpunt van de wandeling en zwaait ons hartelijk uit.
Deze afgelopen dag, avond, nacht en ochtend lijken wel een droom!?!
Het dorp Dana geeft toegang tot een beschermd biosfeerreservaat.
De meeste mensen vertrekken vanuit het dorp en lopen dan naar Feyan. Maar wij hebben voor de goedkope optie gekozen. Zonder lange taxi ritten. Want het is een trail die tussen twee bergkloven doorloopt. Er is dan ook geen weg terug voor auto’s door de bergen. Deze zouden om de bergen heen moeten rijden. Een rit van maar liefst twee en half uur. Het zou 70 euro gekost hebben. Dat hebben we (op onze relatief lage taxi kosten na) toch mooi in onze zak gestoken.
Het ‘nadeel’ is wel, dat iedereen bergaf de tocht naar/door de vallei maakt. En dat wij, zeker de laatste anderhalf uur bergop moeten lopen. Zelfs stukken van 30% stijging (dit weten is echt Peter z’n ‘afdeling’).
Maar, we hebben het er voor over. Bovendien staat de zon gunstiger voor onze looprichting. En je wilt toch ook voélen dat je gehiked hebt!?!
Dus we gaan welgemoed op pad.
De eerste twee uur komen we niemand tegen. Wel worden we vergezeld door geiten en verdedigt een hond zijn territorium. Ik pak de Dazer (geen Taser hoor) er even bij, maar die is niet daadwerkelijk nodig.
Erna rijdt een herder (Hamed) op een ezel een half uurtje met ons mee, om wat te kletsen. Hij heeft vrouw en een dochtertje van ‘n jaar, Menna. Hij werkt soms aan de Dode Zee, in de horeca.
Onder een boom in de schaduw maakt hij (hij sprokkelt hout, heeft een waterketeltje bij zich), thee voor ons. We geven hem er wat kleingeld voor.
Na de break, komen ons wat mensen (niet meer dan 20) tegemoet. Wij zijn zover we nu kunnen zien, de enigen die de trek andersom doen. Lekker tegendraads.
We genieten weer enorm. Het is totaal anders dan gisteren. Geen stroompje, wel een indrukwekkende natuur om ons heen. Een steppevegetatie.
De lucht is zuiver, je merkt dat echt. Peter snurkt hier ook bijna niet. Een bijkomend voordeel.
Als hij plotseling en keer flinke moet niesen, klinkt er een geweldige echoo tussen de bergen. Uiteraard ‘speel’ ik wat met dit fenomeen, door van alles te schreeuwen. Diep van binnen blijft een mens toch kind. Ik althans wel.
We lopen hele stukken door mul zand, maar hoeven (nog) bijna niet te klimmen. Het is nu kurkdroog, maar je ziet waar in het natte seizoen (ook hier kan een flash flood in no time ontstaan), het water zijn sporen heeft na gelaten.
Je ziet veel solitaire hoge bloemen. Af en toe springt een hagedisje voor je voeten uit. En zie je een vogeltje. Helaas hangen er ook een tijd, veel vliegen om ons heen.
Het landschap krijgt opeens een heel bijzonder groene zweem. We lopen lekker met de zon in de rug. Waardoor de kleuren extra mooi zijn.
Een gids houdt even bij ons halt om wat te kletsen. Maar voor wij onze mond open gedaan hebben, zegt hij dat hij ons als Nederlanders herkent. Hij grapt:’ ik heb een app op mijn telefoon die de nationaliteit van mensen aan geeft, als ik de telefoon op hen richt’.
Dan beginnen we aan de laatste anderhalf, twee uur van de tocht. Als ik eerlijk ben, valt de klim niet méé. Het is ook op het warmst van de dag. Toch ben ik super trots op /me (ons) zelf. We lopen gestaag, zonder te mopperen. We doén het toch maar. En bereiken uiteindelijk het dorp.
We komen langs de plek waar we de auto gisteren ochtend geparkeerd hadden. We gooien wat spullen die we komende nacht niet nodig zullen hebben achter in de kofferbak.
Ik haal er schone kleding uit.
We hebben nog een liter fles cola in de auto liggen. Die eigenlijk best nog koel is. We moeten van hieruit nog een anderhalve kilometer naar het Dana Eco Camp lopen. De cola (de lekkerste in tijden) geeft ons net de energie kick om dit te halen.
We komen om 15.15 uur aan.
Een prachtige plek, met zicht op de vallei. Een vriendelijke ontvangst. Een fijne tent, nu wel mét elektriciteit. De Powerbank gaat direct in het stopcontact.
Ik doe een snelle handwas. Die kan nog drogen in de zon. Peter en ik maken de schoenen weer toonbaar.
En ik neem een frisse douche. En maak voor ons beiden met mijn spiraalkoker twee flinke mokken tomaten-cup-o-soup.
En pak een flinke handvol gemengde noten, nog uit Nederland. We gaan richting einde van de vakantie. Er moeten nog wat ‘dingen’ op.
We kunnen om 19 uur gaan eten. Vrouwen uit een naburig dorp, maken de maaltijd, die dan naar ‘t Camp gebracht wordt, wordt me verteld.
We zouden eerst morgen de Dode Zee met nog een trekking (de Wadi Mujib) combineren. Maar we hoorden dat deze erg crowded was. Dat je in een wachtrij zou moeten staan om ‘m überhaupt te beginnen. Bovendien gaat deze trek op en neer, dus spreiden de mensen zich ook niet. Omdat je echt met zwemvesten totaal door het water gaat, blijkt ie wel spectaculair te zijn. Maar dat vonden wij van ‘onze’ tochten óók. We besluiten ons plan te cancelen.
Zullen nu morgen naar Karak (een oud kasteel) gaan. Wel naar de Dode Zee. Maar van hieruit willen we dan in Madaba gaan lunchen, om vervolgens naar Amman te rijden. Zo breken we de lange rit ook mooi.
Nog genoeg mooie plannen. Maar voorlopig genieten we eerst van de middag, avond in ‘ons’ kamp.
De zonsondergang wordt nét ‘bedorven’ door wat laaghangende wolken. Maar is in dit landschap mystiek genoeg.
Erna wordt het direct een stuk kouder. Ik hang de was nog even binnen in de tent, ie is nog net niet droog.
En dan naar de diner ruimte, waar een weer overheerlijk buffet klaar staat.
We zijn vandaag vanuit de woestijn naar 1240 meter gelopen. Dat merk je ook wel. Het is hier na de zonsondergang inderdaad wel wat kouder dan dat we gewend zijn. Ik dacht: ‘Warm het even op’. Laat ik het waterkokertje lekker (per ongeluk) branden op het tafeltje in plaats van in de mok. Ik ruik de brandlucht gelukkig snel, maar het kwaad is al geschied, ie is doorgebrand.
Ik word soms ‘gek’ van mijn chaotische hoofd.
Maar kreeg net ook de app binnen om een verlanglijstje te maken voor sinterklaas. Heb ik in ieder geval al iets voor hierop te zetten.
Iets van heel àndere orde, zijn de appjes die binnen komen op de telefoon, van de oorlog in Israël. We bevinden ons momenteel zo’n 30 kilometer van de grens met Israël. Maar hadden twee dagen geen internet. Waren van de wereld (wát een wereld, horen we nu pas) afgesloten.
De wifi is hier heel zwak (omdat teveel mensen online proberen te zijn), we krijgen in eerste instantie de nieuwssites niet geopend. Als er wat minder mensen in de eetzaal zijn, lukt dit wel. Heftig. Er lijkt voorlopig geen reden voor bezorgdheid te zijn, dat Jordanië betrokken gaat worden.
Geschreven door Yvonnereiskriebels.reisblog