Dag: 29
Gefietst: 950 km
Er valt ons in de lift van ons luxe onderkomen in Phnom-Penh iets op: het cijfer 4 ontbreekt op het knoppenpaneel.
Er is een 3, maar daarna komt 5. Ter compensatie volgt dan: 5a. Na 13 komt 15, gevolgd door 15a. Is de 4 in Cambodja het ongeluksgetal? Ik heb het niet kunnen vinden op het internet.
En nu ik het toch over de Cambodjaanse mysteries heb: op straat zien we regelmatig een losse speelkaart liggen. Waarom? Ook zien we door heel Cambodja op diverse plekken snoepjes liggen. Van die fruittoffees. Velen zullen ze herkennen: sinaasappel-, citroen- of aardbeiensmaak. Veelal plat gereden, maar verpakt in een snoeppapiertje, dus de meeste zijn nog best eetbaar.
Wie heeft die dingen overal rondgestrooid en waarom?
We fietsen door de drukte Phnom Penh uit en komen via de brug over de Bassac River op de 1, de Highway tussen Phnom Penh en Ho Chi Min stad.
Het is druk, maar gelukkig is er een brede fietsstrook. Het fietsen vraagt de nodige concentratie hier. Er zijn veel spookrijders en er staat regelmatig een voertuig op de strook stil, waardoor wij de weg op moeten. Het is dan ook fijn dat we een flink aantal kilometers op een verharde parallelweg kunnen fietsen. We komen door dorpen waar het gewone leven z’n gang gaat. Kinderen joelen en zwaaien naar ons en wij zwaaien onvermoeibaar terug.
Ineens zien we een pareltje achter een muur. Het hek staat open en we zien een hele oude Khmertempel. Compleet verwaarloosd en overwoekerd. Maar misschien daarom zo mooi. Ik probeer ook de achterkant te fotograferen, maar twee honden zijn het daar niet mee eens, en ik maak dat ik snel weer naar de voorkant loop. De honden zijn gerustgesteld.
De voorlopig laatste overnachting in Cambodja is in een glimmend schone kamer in Neak Loeung. Om daar te komen fietsen we een enorme “gouden” brug over met een stijgingspercentage van rond de 5%. Bovenop staan veel mensen met hun brommer stil om van de brug of van het uitzicht te genieten.
Na de overnachting moeten we over dezelfde brug. Bovenop staat een fietser en we stoppen voor een praatje. De man is uit Kerala (Zuid-India) komen fietsen en gaat via Bali weer terug.
Ineens ontdekt Marijke dat haar voorrem niet meer werkt. De Indiër vindt onder haar fiets het remblokje. Gewoon eruit gevallen. De remblokken zitten met een klein ijzerdraadje vast en deze is door al het gehobbel waarschijnlijk gebroken.
Voorzichtig dalen we de brug af en vinden we al snel een fietsenmaker. Hij schuift het blokje terug op z’n plaats en knijpt de houder wat verder dicht. Fijn. Opgelost.
Maar later verliest Marijke opnieuw het blokje. Het blijft plakken aan de band en valt als we stilstaan. Opnieuw schuiven we het blokje weer op z’n plek. Voorzichtig rijden we verder en het blijft gelukkig goed gaan.
We staan voor de grens. Een kleine grensovergang, voornamelijk voor brommers. Lekker overzichtelijk en niet druk. Het eerste loket verwijst ons naar het loket aan de overkant voor een stempel om Cambodja uit te mogen. De beambte daar zit net lekker met zijn gezin te eten, achter het loket. “Stamp? One kilometer!” Hij wijst daarbij naar de weg waar we vandaan komen. We snappen er niks van. Maar dan komt er een vriendelijke man op zijn scooter die voor ons uit rijdt. En na ruim een kilometer komen we inderdaad bij het loket met de beambte met de vertrekstempels. Hij bestudeert langdurig ons A4-tje, het e-visum voor drie maanden Vietnam. Er volgen een paar stempels en we fietsen weer braaf achter onze gids op de brommer aan.
Het paspoort wordt gecontroleerd en goed bevonden en we zijn Cambodja uit.
Nu Vietnam in. Een jong broekie in uniform neemt de visa en paspoorten mee zijn kantoortje in en parkeert ons voor het kantoortje op kleine plastic stoeltjes voor de ventilator.
Na een paar minuten komt hij weer naar buiten. Ik sta netjes op waarbij het stoeltje aan mijn achterwerk blijft hangen. Kees zou zeggen: k..zooi.
Maar wij blijven netjes. De ambtenaar geeft onze paspoorten en we kunnen Vietnam in. Ware het niet dat Marijke ineens ziet dat we maar tot 22 december mogen blijven! En dus geen drie maanden!
We discussiëren flink met de beambte. De knul doet enorm zijn best en blijft heel geduldig. We krijgen een flesje ijskoud water (om ons af te laten koelen) en we persen ons weer in de stoeltjes. De beambte zegt niets voor ons te kunnen doen. Het blijft drie weken. Bij nader onderzoek blijkt de fout inderdaad bij ons te liggen: het visumbureau heeft de data verkeerd ingevuld en dat hadden wij thuis moeten zien.
We slikken, incasseren ons verlies en fietsen Vietnam in. Ach, drie weken is toch ook lang genoeg.
Maar nu het volgende probleem: ons vliegtuig vertrekt 25 april. We moeten dus visa gaan regelen om extra lang in Thailand te kunnen blijven. Dat wordt nog een hele puzzel.
Maar dat is voor latere zorg. Nu eerst in Vietnam genieten van alles wat we zien, ruiken, horen (soms genieten we daar iets minder van) en voelen. Hier zien we ZO-Azië zoals ZO-Azië bedoeld is. In z’n volle puurheid.
De mensen groeten, zwaaien en lachen ons gewoon keihard uit. Ze liggen in een deuk om die grote, witte mensen in fietsbroek.
In Chau Doc, een klein stadje, vinden we een fietsenmaker. We hoeven amper uit te leggen wat er aan de hand is. De man knipt een stukje ijzerdraad ergens vanaf en zet het remblokje hiermee vast. Betalen hoeft niet. (Doen we natuurlijk wel). Ook weer opgelost.
We hebben drie nachten in een homestay geboekt. Een eenvoudige bamboehut. Ruim en met voldoende comfort. Met een koude douche en een toilet die amper doorspoelt. We helpen met koken en eten met vier andere gasten de heerlijkste gerechten! Hotpot (zo lekker 😉) met groenten, springrolls, catfish, gebakken rijst en gemarineerde stukjes varken.
We fietsen een rondje van zo’n 45 km in de omgeving waarbij we het dagelijks leven van de mensen van dichtbij kunnen observeren. Veel mensen brengen grote delen van de dag door in hun hangmat; anderen werken hard aan van alles. Op straat wordt gezaagd, gelast, metaal bewerkt, groente schoongemaakt, vis gedroogd en nog veel meer. Kippen rennen voor de fiets langs, gevolg door een sliert kuikens. De hanen kijken toe vanonder hun gevlochten rieten manden. Zij mogen vast straks weer vechten met een van de buurhanen.
We komen bij Nui Sam. Een berg die beschouwd wordt als de meest heilige plek in de omgeving. De berg ligt bezaaid met tempels. Naar de top kun je met de trappen, een kabelbaan of via de weg. En uiteraard fietsen wij de berg op. Ook al moeten we bij 15% even gaan lopen langs de schaduwzijde.
We parkeren boven gekomen onze fiets en lopen wat rond. Natuurlijk zijn er diverse souvenierkraampjes, maar verder is er niet veel te beleven. Er wordt druk gebouwd aan een nieuwe tempel op de top, hetgeen de sfeer er niet beter opmaakt. Het uitzicht is prachtig. De lange huizenlinten langs het water en de visrijke wateren zien er van boven prachtig uit. We laten ons trots fotograferen met onze fietsen en dalen de berg weer af.
We zien veel armoedige woningen. Gebouwd op betonnen of houten palen. Al het water wordt geloosd in het onderliggende water, evenals veel andere troep. De kleding van de bewoners hangt lekker te luchten. Ik zou constant kleding kwijtraken omdat het naar beneden valt in de vieze smurrie.
Het is prachtig om te zien hoe verzorgd de mensen eruit zien: schoon, schone kleren en de dames mooie rode lippen en vaak mooi gelakte nagels. (Het barst hier van de nagelstudio’s).
We fietsen naar onze homestay terug. Vol indrukken en doodmoe van de vaak zeer hobbelige wegen. We zijn het eens: drie weken is echt meer dan genoeg.
Geschreven door De.Trappers