Dag 12, 469 km gefietst
Na een heerlijk ontbijtbuffet (het is heerlijk om met een bordje gebakken rijst of gebakken mie de fietsdag te beginnen!) pakken we de fietsen weer en trappen we de 6 km naar de grens. Eerst moeten we Thailand uit. En daar is een stempel voor nodig. Het kan niet missen! Continu wordt ons de goede weg gewezen: ‘Park bike here’ en ‘Go with paspoort there.’ Dat gaat lekker snel. We zijn officieel Thailand uit. In het Niemandsland staan hotels en een groot casino. In Thailand mag geen casino gebouwd worden. Cambodjanen mogen niet gokken, buitenlanders echter wel. In Cambodja zijn dus vast wel casino’s te vinden. Alleen voor buitenlanders. Voor de goklustige Cambodjanen en Thai is in Niemandsland een groot gokpaleis gebouwd. Zo hoeft niemand een ander land in te gaan. En na de intensieve avond staan er voldoende bedden klaar in protserige hotels naast de casino’s.
Een schril contrast met de lange rij handkarren; volgestouwd met allerlei marktwaar en voortgeduwd of getrokken door arme sloebers op versleten teenslippers en gekleed in armoedige kleren. Het zijn Cambodjanen die naar de grote markt gaan aan de Thaise kant van de grens. Een populaire toeristische trekpleister. De kledingindustrie draait in Cambodja op volle toeren om op markten als deze hun producten aan de man te brengen. Maar we zien ook karren met fruit en groenten. Of karren met een geheimzinnige lading onder een rafelig dekzeil. De lange stoet karren doet ons denken aan de foto’s van de evacuatie uit Arnhem, vlak voor de hongerwinter van 1944.
We moeten een visum kopen om Cambodja in te mogen. En ook nu wijzen geüniformeerden ons precies waar we de fiets moeten parkeren en waar we een kantoortje in moeten. We vullen de benodigde gegevens in op zeer klein gedrukte kaartje en betalen de gevraagde $ 30. Ook moeten we ieder 100 Bath (€ 3,50) betalen. Dit staat nergens aangegeven en we verdenken de heren in uniform van een corrupte actie. Om geen gedoe uit te lokken betalen we braaf en we krijgen ons visum. We passeren een slagboom en we zijn in Cambodja!
Wat een andere wereld! Wat een verschil met Thailand! We zien een snufje China, een snufje Thailand en een flinke schep Afrika. Dit alles goed doorgeroerd geeft het Cambodja zoals we het hier bij de grens zien.
Honderden brommers die kriskras over de weg rijden. We worden aan alle kanten ingehaald. Toeterende auto’s die waarschuwen dat ze eraan komen. Handkarren en brommers met zijspan die zo breed opgeladen zijn dat niemand er langs kan. Dus flink toeteren en jawel hoor: de grote vrachtwagens kunnen er wél langs, ondanks de tegenliggers. Wat een gekkenhuis.
Bij de eerste ATM (pinautomaat) stoppen we. We willen Cambodjaanse Riel hebben. In Cambodja moeten hotels en entreebewijzen met dollars betaald worden. Maar in de kleinere dorpen wordt met Riel betaald. We hebben al dollars, nu nog wat Riel pinnen. We gaan samen het hokje in. In dit soort hokjes staat altijd een airco op volle toeren te draaien en het is dan ook behoorlijk koud in de kleine pincel. Ineens wordt er op de glazen deur geklopt. Een jong knulletje in uniform gebaart dat ik mijn bril moet afzetten. Nou snap ik de opmerking als ik een zonnebril op zou hebben ; de camera ziet dan mijn blauwe ogen niet en kan mij niet identificeren na een eventueel door mij uitgevoerde plofkraak. Maar ik heb gewoon een bril op om te kunnen zien welk bedrag ik intoets op de pinautomaat. ‘I need my glasses. So I keep them on my nose’ en ik trek de celdeur kordaat weer dicht. Het knulletje druipt af en trekt zich weer terug in zijn bewakershok. We willen € 100 aan Riel pinnen, maar dat is een te groot bedrag. Kleiner willen we niet pinnen omdat de kosten nogal hoog zijn. Dan maar de bank in en wat dollars wisselen. Die dollars hebben we op Schiphol gekocht. Een briefje van 20 heeft een vouwtje. Voor de bankmedewerker een reden om het biljet te weigeren. Een ander biljet heeft een minuscuul scheurtje. Ook deze wordt geweigerd. Nou, dat gaat lekker zo. Straks staan we met allemaal waardeloze dollars in Cambodja. We zullen zien.
Met voldoende Riel op zak fietsen we de lange, rechte weg 5 verder. Een saaie weg waar niet veel te zien valt. Een enkele keer worden we ingehaald door iets bijzonders zoals een met grote balen enorm hoog opgestapelde brommer, een brommer waar de hele familie op zit (5 personen) of een open vrachtwagen, bomvol met op elkaar gepropte nog levende varkens; één poot steekt door een kier naar buiten. Arme beesten. Langs de kant van de weg staat een knulletje van een jaar of 8 ons met open mond aan te staren. Ik steek mijn hand uit en hij geeft gretig een flinke high five. Gek dat zoiets eenvoudigs je dan toch emotioneert.
Maar verder is de route saai. Met als gevolg zadelpijn. Een enorm pijnlijke kont! We stappen elke 10 km even af om water te drinken, bananen te eten en om onze geplaagde achterkant even wat rust te gunnen.
We stoppen bij een benzinepomp. Niet de meest inspirerende rustplaats, maar er is schaduw. Een grote Toyota stopt om te tanken. De chauffeur loopt op ons af en knoopt in goed Engels een gesprek aan. Hij blijkt een docent Engels te zijn en geeft les aan 10-15 jarigen. Zijn netto maandsalaris bedraagt $300. Zijn vrouw is apotheker en dat maakt dat hij in zo’n mooie auto kan rijden.
Hij vertelt dat het land economisch bergafwaarts gaat door een onstabiele politieke situatie: er is geen oppositiepartij meer en het land wordt geregeerd door één persoon. Een autocraat die de democratie om zeep heeft geholpen. ‘Is het veilig om vrij over de politiek te praten?’ Vraag ik hem. Nee, dus. Zeker niet. En ik durf verder niet al te veel te vragen om het de man niet al te lastig te maken. Een gemiddeld inkomen bedraagt hier ongeveer $200 per maand. Maar de huizen zijn duur. En er is niet aan werk te komen. Kinderen worden van school thuisgehouden om bijvoorbeeld op het land te helpen of ze worden naar Thailand gestuurd om daar bij boeren of in de bouw te gaan werken. Meisjes worden naar de stad gestuurd om in de horeca, meestal in bars, te gaan werken en worden vaak ‘taxigirls’. Ze verdienen zo’n $80 per maand door bij barklanten te blijven ‘slapen’ en kunnen daardoor wat geld naar huis sturen. Ouders weten vaak niet van de herkomst van het geld.
Onder de indruk van het gesprek fietsen we de lange, rechte weg 5 verder.
Het advies om te overwegen om door te fietsen naar Siem Reap vanwege slechte accomodaties halverwege in Kralanh, slaan we in de wind. Kralahn is een stoffig plaatsje rondom een kruispunt ontstaan. Bij een kruispunt wordt altijd wel handel gedreven. Handelaren trouwen, krijgen kinderen en zo ontstaat er een plaatsje. Het enige guesthouse zou heel slecht zijn. We hebben visioenen van smerig beddengoed, vieze wc’s etc. Tegen de eigenaar zeggen we dan ook dat we eerst de kamer willen zien. En die valt reuze mee! Voor $8 hebben we een prima slaapplek. Basic, maar schoon.
Natuurlijk moet er ook gegeten worden en we lopen in het donker de drukbereden weg af, op zoek naar restaurantjes. De twee honden van het guesthouse lopen gezellig met ons mee.
Google translate is een heel handig appje, maar de Cambodjaanse taal, het Khmer, werkt niet offline. We hebben online dus een zinnetje gemaakt: ‘gebakken rijst met groente graag’, en laten dit overal zien. Maar in de etensstalletjes die we vinden staan grote pannen met glibberige visjes met duizenden graatjes en een soort rijstwater. Nou, nee, daar hebben we geen zin in. Uiteindelijk vinden we een soort container waar pizza gegeten kan worden. Een jonge knul vertelt ons dat hij dit zaakje twee weken geleden is begonnen. Hij komt uit een dorpje, 400 km hier vandaan. In april gaat hij weer een paar dagen naar zijn familie, op zijn brommertje. In één dag.
Hij spreekt goed Engels; hij heeft toerisme gestudeerd en heeft stage gelopen in Siem Reap. Ja, dan leer je wel wat toeristen willen. Biertjes verkoopt hij niet, maar hij laat iemand gauw ergens anders twee biertjes kopen. Kijk, dat is nou goed ondernemerschap. Ik vind de ontmoeting met deze ambitieuze jongen een ontzettend positieve ervaring en hoop van harte dat het hem gaat lukken!
We eten ieder twee vegetarische pizza’s, elk zo groot als een schoteltje. Maar ze zijn heerlijk. Tevreden wandelen we terug naar het guesthouse waar we hartelijk worden begroet door onze hondenvriendjes.
De volgende ochtend rijden we over de in zon badende national highway 6 (5 is 6 geworden) naar Siem Reap. Het is flink warmer geworden, zo’n 35 graden. En we hebben, net als de vorige dagen, een stevig frontwindje. We bezoeken nog even de markt om bananen voor onderweg te scoren. Maar die missie is niet geslaagd. Het worden mandarijnen. Ook lekker. We zien veel schalen met meelwormen en sprinkhanen; kleurrijk opgemaakt met bosuitjes en rode pepers. Je zou er bijna zin in krijgen. Bijna!
Ook zien we veel onsmakelijk ogend en voor ons onherkenbaar vlees liggen. En kippen met de klauwen fier omhoog. In dit soort dorpen eten we maar liever vegetarisch.
Na een pittige tocht komen we in Siem Reap, de stad van Angkor Wat. Hier blijven we drie nachten in een heerlijk kleinschalig boutiquehotelletje. In de kamer staat een prachtig ligbad. Maar als we daar gebruik van willen maken moeten we zeker een dag van te voren de kraan aanzetten. We nemen nu maar een lekkere welverdiende douche.
Geschreven door De.Trappers