Dag 94.
Gefietst: 3960 km.
We vertrekken ‘s morgens van de 4000 eilanden na een haastig noedelsoepje uit een zakje. Onze boot vaart om 6.30 uur vanaf Don Det naar het vasteland.
Al vóór 7 uur staan we aan de overkant op de wal. De kapitein tilt onze fietsen uit de boot, we hangen de bagage eraan en daar gaan we weer. Eerst op de markt wat broodjes scoren, want zo’n noedelsoepje vult maar even.
Het is ongeveer 25 km fietsen naar de Cambodjaanse grens. Na 15 km maken we nog een snel uitstapje naar de Khonephapheng waterval. Dit is de breedste waterval ter wereld en de grootste van Zuid-Oost Azië, dus die mogen we niet missen. Deze waterval was de belangrijkste belemmering voor het bevaren van de Mekong tot in China door de Fransen. Het is indrukwekkend! Veel tijd kunnen we hier niet spenderen: we moeten de grens over en het is 85 km fietsen vandaag, terwijl de temperatuur genadeloos omhoog schiet.
Bij de grens betalen we oprotpremie aan Laotiaanse zijde: $2,- pp. Het viel ons al op dat er vlak bij de grens een paar mooie villa’s staan. Aan de Cambodjaanse zijde worden we getemperatuurd voor de prijs $1,- pp. Alles goed gelukkig, je zult toch in Laos in quarantaine moeten!
Het visum kopen verloopt vlotjes en na een minuut of 20 fietsen we Cambodja in.
Zo, nu nog ongeveer 60 km wegtrappen en dan zijn we in Stung Treng, de eerste stad van betekenis. Maar daar denken we iets te luchtig over. Al vrij snel fietsen we over stukken asfalt, afgewisseld met stroken gravel. De weg wordt steeds slechter. Het asfalt verdwijnt vrijwel helemaal en we hobbelen over stenen, zand en ribbels. Dit is National Highway 7, dé doorgaande route van Laos naar Phnom Penh. Na een kilometer of 30 hobbelen in de brandende zon (de meter op ons stuur wijst 41 graden aan), heb ik het helemaal gehad. Elke auto die over deze weg rijdt, produceert grote wolken stof en het gehobbel zorgt voor een pijnlijk lijf. Elly zorgt voor een vrolijke noot door wat te gaan zingen, maar ook dát is voor mij geen oppepper meer. Cambodjaanse wegen zijn een hel! Pas wanneer we na een lekkere ijskoude gifgroene Fanta weer asfalt krijgen, komt de moed weer terug en zie ik het weer zitten. Jammer genoeg zijn de laatste 7 km weer asfaltloos. Hobbelend komen we Stung Treng binnen. Daar vinden we een prima hotel en na een lekkere douche ben ik er weer helemaal bovenop. We slenteren over de markt met bijzondere etenswaren en komen vervolgens in een restaurant terecht, waar de Duitse eigenaar een kopie van Frank van Putten is (dé Frank van “Ja ma”, van Koot en Bie). Blij om te zien dat deze Frank, die ongetwijfeld altijd bij zijn moeder heeft gewoond tot haar dood, toch aan de haak geslagen is door een lekkere vriendin, een Cambodjaanse die hem na drie jaar in Keulen gewoond te hebben, meegesleept heeft naar Cambodja, waar ze nu een restaurant geopend hebben.
De volgende dag staan we om 5 uur op. We moeten bijna 90 km fietsen en het wordt nog wat warmer dan gisteren. Weg 9 is een grote meevaller: overal ligt goed asfalt.
De armoede om ons heen is schrijnend. Er zijn nauwelijks stenen huizen en de kwaliteit van de houten huizen op palen is meestal bedroevend. Tussen het weggegooide vuilnis wonen de mensen in schamele hutten. Wat planken en een golfplaten dak beschermen hun tegen de heftigste weersinvloeden. Veel huizen hebben geen stroom en een waterleiding is er meestal al helemaal niet. Mensen gebruiken enorme aardewerken kruiken met water voor de was en om zichzelf te wassen. Sommige huizen hebben een extra sanitair-hutje, maar lang niet allemaal. De ruimte onder de hut wordt als leefruimte gebruikt. Kinderen roepen en zwaaien heel vriendelijk naar ons. Zoveel armoede hebben we tot nu toe alleen nog in Afrika gezien. Het hakt er wel in om zoveel triestigheid te zien. We denken dat de meeste mensen op het land werken en wat cassave of rijst verbouwen. Hier en daar runnen mensen een klein winkeltje met frisdrank en chips. Koelkasten zijn er niet, wel grote oranje koelboxen. Regelmatig komt er een vrachtwagen grote blokken ijs leveren, die met een bijl in handzame stukken worden gehakt om in de koelboxen te stoppen.
Het wordt heter en heter. De zon brandt genadeloos en het landschap biedt weinig afleiding. Veel kaalslag en platgebrande akkers. Een podcast van Nieuwsweekend brengt ons de nodige afleiding.
We zijn blij als we in het dorp Chhaep aankomen, waar Mey Mey het enige guesthouse is. De buitenkant ziet eruit alsof het nog niet klaar is: er liggen allerlei bouwmaterialen rondom het huis. We kunnen voor $15,- een kamer met airco krijgen. Eerst maar eens kijken. Drie personeelsleden verlaten hun hangmat en sloffen mee naar de eerste verdieping. De treurige kamer heeft een niet-werkende airco. We proberen het op een andere kamer. Ja! De airco werkt! De badkamer ziet er compleet uit: mét douchekop. De wc’s lijken hier allemaal donkerbruine roeststrepen te hebben. Elly spoelt door: geen water. Ook uit de kraan komen maar een paar druppels. We worden meegenomen naar een volgende kamer aan het einde van de gang (de laatste hoop?). En ja: alles doet het! Ook hier die strepen in de wc, spinnenwebben en vieze ramen, maar veel keuze hebben we niet. De volgende plaats is 55 km verder. We zetten de airco aan en gaan wat lezen, WIFI is er ook al niet. O jee, ook geen toiletpapier. Dat zal ik even gaan vragen. Ik neem wat van ons eigen papier mee als voorbeeld, het personeel spreekt geen Engels. Op de gang word ik aangesproken door een vertwijfelde man die met zijn gezin in een kamer getrokken is. Ze hebben geen water op hun kamer. Ik adviseer hem om een andere kamer te vragen en loop naar beneden. Gelukkig, ik zie een personeelslid. Ik laat het wc-papier zien en vraag om een rol. Het antwoord is “No!”. Ik zet een ongelovig gezicht op en vraag het nog eens, maar nee, er is geen wc-papier in dit hotel. Boos zeg ik wat woorden die ze misschien verstaat: “Bad, 15 dollar, hotel, always toilet paper”. Het meisje begint te lachen en loopt gewoon weg, mij gefrustreerd achterlatend. Waarschijnlijk mag ze nu een kamer mét water gaan zoeken voor het gezin boven. Gelukkig hebben wij als fietsers altijd wat reserve wc-papier bij ons, want in de winkeltjes in dit dorp kunnen we het niet kopen. Bovendien krijgen we van dit soort wc’s spontaan een verstopping, dus veel papier hebben we niet nodig.
Op tijd naar bed dus en vroeg de veren uit om verder te fietsen. Wegwezen hier!
‘s Morgens zien we door het vieze raam de buren van het hotel. Zij wassen zich buiten met wat water uit de kruik. Om hun heen lopen een paar koeien tussen wat vuilnis te scharrelen. Misschien moeten we nog blij zijn dat we dit onderkomen hebben gehad vannacht!
De volgende ochtend is het gelukkig wat bewolkt, maar nog steeds ontzettend heet. We fietsen 58 km door eenzelfde gebied als gisteren. Een boel treurigheid dus. Armoede en een triest landschap. Halverwege staat er een grote suikerfabriek tussen gigantische suikerrietplantages. Dit blijkt een Chinees project te zijn, waarvoor veel bomen illegaal gekapt zijn. Rondom de fabriek staan keurige flats voor de Chinese werknemers. Een vreemde eend in de bijt tussen al die armoedige hutten.
In de stad Preah Vihear vinden we zowaar een prima guesthouse: aardig personeel, kraakhelder, alles doet het en een héérlijke douche met warm water! Ook voor $ 15,-. Geen wc-papier, maar wel een pak servetten. We worden weer blij!
We regelen in deze stad een auto met chauffeur om de beroemde Preah Vihear tempel uit de 9e eeuw te bezoeken. Hij ligt op een berg aan de Thaise grens, 120 km verwijder van deze stad met dezelfde naam.
Het gebied rond deze Khmertempel veroorzaakte een jarenlange strijd tussen Thailand en Cambodja, waarbij het zelfs tot gewapende conflicten kwam. In 2011 zijn hierbij nog tientallen doden gevallen en zijn er tienduizenden burgers gevlucht. In 2013 heeft het Internationale Gerechtshof in Den Haag besloten dat de tempel en het gebied er omheen officieel van Cambodja is en dat het gebied gedemilitariseerd moet worden. De tempel is alleen nog vanuit Cambodja te bereiken. Omdat hij vrij afgelegen ligt, komen er niet zoveel bezoekers.
We rijden de parkeerplaats op en kopen tickets. Je moet dan ook nog naar de ingang van de tempel vervoerd worden, boven op de steile berg van ruim 500 m hoog. We hebben de keuze tussen een songthaew (auto) voor $25,- of een brommertaxi voor $5,- pp, heen en terug. Stoer kiezen we voor het laatste. Elly en ik achterop bij twee jonge knulletjes, via haarspeldbochten de steile berg op. Toch wel spannend! Maar we doen het dapper en komen heelhuids boven aan.
Het hele gebied zit nog vol militairen en er zijn veel bunkers. De Cambodjanen zijn nog steeds bezorgd en bewaken de tempel en het land er omheen streng.
We slenteren en klauteren door de tempel. Hij is prachtig, ook al omdat het hele landschap op deze berg zo mooi verstild is. Het geeft de tempel iets mystieks. Er zijn weinig toeristen, alleen wat Cambodjanen en twee Engelsen. Op veel plekken zijn we alleen. Na een paar uur klimmen we weer achter op de brommer en suizen we de berg af. Dit is nog spannender dan het naar boven rijden!
Onze chauffeur staat op ons te wachten. Hij wil langs zijn huis rijden om een ander overhemd aan te trekken en om even te eten. Hij woont in een plaats in de buurt. Als we bij zijn huis arriveren is dat wel weer slikken: een armzalig rijtje van houten barakken zonder ramen. Bij het huisje van de chauffeur hangen wat zakjes chips, shampoo en andere kleinigheden, die verkocht kunnen worden. Er komen een paar kinderen naar buiten en een vrouw. De chauffeur vraagt of we mee willen eten, maar wij wachten wel even buiten. Het blijkt dat hij vier kinderen heeft. We denken dat deze kinderen niet naar school gaan; het is nu een gewone schooldag, zij zijn thuis en ze dragen geen schooluniform. Na een minuut of twintig kunnen we weer vertrekken. Twee kinderen van de chauffeur (ongeveer 6 en 8 jaar oud) mogen mee om ons naar de stad te brengen. Ze zitten samen op de voorstoel (zonder gordel) en vallen al snel in slaap. Gelukkig is hun vader een voorzichtige rijder.
En zo ervaren wij een héél klein beetje vanaf de zijlijn, hoe armoedig het leven van veel Cambodjanen is.
Als wij terugkomen in ons guesthouse en blijkt dat we lange tijd geen stroom hebben, ondergaan wij dat bíj́na zonder te mopperen!
De volgende dagen fietsen we gestaag door, vandaag hebben we zelfs 102 km afgelegd. Het is heet. We staan telkens om 5 uur op en zitten om 6.30 uur op de fiets.
We zijn inmiddels weer in het toeristische en gezellige Siem Reap beland, waar we half december ook waren. De cirkel is dus rond na bijna 4000 km. We blijven hier lekker een aantal dagen hangen en gaan plannen maken voor de komende maand.
Geschreven door De.Trappers