Dag 42
Gefietst: 1706 km
Via Flensburg fietsen we naar Denemarken. We zien de huizen veranderen en deze stad ademt al een Scandinavische sfeer. De strenge, gesloten, lelijke Duitse gebouwen veranderen in vriendelijke en gezellige huizen.
Het landschap wordt glooiend, met als nadeel dat we moeten klimmen.
Lange files met auto’s en caravans zijn het teken dat we de grens naderen. Bij de grens wordt iedereen gecontroleerd. Ook wij moeten stoppen en vertellen waar we naar toe gaan. Kunnen we dat bewijzen? Ja, we hebben een uitnodiging van Jan en Hanne via de mail. Dat is afdoende. Na een blik in het paspoort mogen we doorfietsen.
Na een flinke klim komen we in Kurså op de camping aan. Een uurtje later arriveren Hanne en Jan. Dat is een mooi weerzien, op een Deense camping waar wij helemaal naar toe gefietst zijn!
We raken niet uitgepraat onder het genot van ‘German koek’. ‘You said ‘coke’’, grapt Jan. De rest van de vakantie gaan we natuurlijk aan de ‘coke’ bij de koffie. Het steenkolenEngels viert hoogtij. Ook eentje van mij: ‘I pack the chairs in’ en van Elly: ‘I will put the tischcloth on the table’. Ook de verwarring tussen ‘garbage cheese’ en ‘garlick cheese’ zorgt voor hilariteit.
De eerste avond eten we een pizza in een restaurant, dat ook Hollandse pizza’s op de kaart heeft staan: pizza’s met hollandaisesaus.
Met Hanne en Jan fietsen we een deel van de Østersøruten, Nationale fietsroute 8. We houden een ‘easy going’ tempo aan, waarbij we dagelijks maar een kleine afstand rijden van ongeveer 40 of 50 km en onderweg alle bezienswaardigheden aandoen die er zijn. Voor ons is het glooiende landschap met de vele vakwerkhuizen en de mooi aangelegde tuinen al een bezienswaardigheid. Wat is alles goed onderhouden en schoon! En wat zijn de mensen open en vriendelijk! Iedereen spreekt elkaar aan en telkens worden praatjes gemaakt. We vinden Denemarken een verademing na Duitsland.
De Deense overheid investeert veel in de leefomgeving van mensen. Overal staan picknickbanken en het barst van de openbare toiletten. Het mooiste is: die toiletten zijn allemaal schoon en er zijn toiletpapier, zeep en papieren handdoekjes aanwezig.
We bezoeken Hollandse molens (!), een kasteel, een aantal kerken en een herdenkingsplaats van de Deens-Duitse oorlog. Wij hadden nog nooit van deze oorlog gehoord, maar de strijd om het hertogdom Schleswig-Holstein is verschillende keren oorzaak geweest van oorlog tussen Duitsland en Denemarken. Het gebied was afwisselend Deens en Duits, om uiteindelijk weer Duits te worden.
We eindigen bij Høruphav Teltplats: een stukje gras pal aan de Oostzee waar je vrij mag kamperen, vlak bij de haven. We planten onze tent neer en genieten van een fantastisch uitzicht. Jan haalt water bij de haven en verder zijn we dit keer zelfvoorzienend. Plassen gebeurt in de bosjes, al kun je op 600 m afstand bij de haven ook een toilet vinden. Een douche is er niet. We kokkerellen op het stukje droomstrand en slapen daarna als een roos.
Elly en ik laten de wekker om 6.30 uur aflopen. Nu kunnen we nog ongezien bij de tent badderen: inzepen en met een fles ijskoud water afgieten. We hebben uitzicht op de zee bij een ochtendzon. Even wennen voor ons, zo primitief kamperen, maar in zo’n omgeving is het fantastisch.
De Deense regering heeft in deze coronatijd al het mogelijke gedaan om de Denen in eigen land vakantie te laten vieren. Daarom zijn de veerboten gratis toegankelijk voor fietsers en voetgangers.
Geen mondkapjes te zien, in tegenstelling tot in Duitsland, en ook de anderhalve meter wordt op de drukke veerboten niet gehandhaafd. Gelukkig zijn er weinig besmettingen in Denemarken.
We bezoeken de kleine eilandjes Lyø en Avernakø op één dag. We slapen op Avernakø op een eenvoudige kampeerplaats, waar één douche en enkele wc’s aanwezig zijn voor alle kampeerders. Ook hier geen cornonamaatregelen.
De eilanden zijn prachtig: gele wuivende graanvelden, blauwe luchten, een blauwe zee en mooie vakwerkhuizen met rieten daken. Tuinen met overdadige bloemen voegen nog wat extra kleur toe.
Het leuke is, dat je overal tafeltjes ziet met spullen die mensen willen verkopen. Dat varieert van jam en fruit tot zelfgemaakte miniatuur strandhuisjes en spullen die mensen kwijt willen. Het wordt geen rotzooi, maar het zijn keurig verzorgde tafeltjes met een potje of kistje, waar je geld in kunt stoppen.
We maken vanuit Avernakø weer de overtocht terug naar Fyn, waar we langs de kust fietsen door het heuvelachtige landschap. Onze conditie wordt er steeds beter op! Jan maakt ongeveer om de 300 meter foto’s. Óf hij stopt en haalt ons later in, óf hij fietst hard vooruit en fotografeert ons al fietsend. Hij gebruikt pas geleerde Nederlandse woorden als instructie voor de foto-opstelling: ‘Cycle hutje mutje!’. We denken nog honderden foto’s te krijgen; ze komen nog niet in dit blog. Wat een energie heeft die man!
Hanne heeft een kampeerplaats geregeld in een achtertuin. Voor ons vreemd, maar in Denemarken bestaat er een heel netwerk van mensen die hun achtertuin gratis beschikbaar stellen voor kampeerders. We krijgen een prachtige plek met uitzicht op zee. We mogen het toilet van deze mensen gebruiken en onze apparatuur kunnen we opladen in de schuur. Douchen kan in de haven, die op loopafstand ligt.
De eigenaresse van het huis is gehandicapt geraakt. Ze zit in een elektrische rolstoel. Ze is schooldirecteur geweest en heeft vroeger veel gereisd. Nu willen zij en haar man iets ‘terugdoen’. Ze komt een tijdje kletsen bij onze tenten. Indrukwekkend, een sterke vrouw!
We gaan koken in de haven. Elke haven heeft mooie picknicktafels die je mag gebruiken. We blijven ons verbazen over de gastvrijheid en het vertrouwen van dit land.
Vanuit Fyn maken we de volgende dag de overtocht naar Ærø, een toeristisch eiland, maar mét reden! Wat een mooi landschap, al vervloeken we de talloze steile heuvels! De dorpen zijn wonderlijk mooi, de huizen schilderachtig.
Ærø is druk en de shelterplaats (een gratis kampeergelegenheid met houten schuilhut) staat vol. We vinden een plek op een stuk gras vlak bij het centrum. Eén douche en één toilet voor aardig wat kampeerders. Maar hoera, het lukt ons toch om zonder lang te wachten te kunnen douchen!
De volgende dag fietsen we het eiland over. Bij de archeologische plek Ærøskøbing gaan we op zoek naar een geocache. Op het juiste coördinaat til ik een steen op en zie het doosje met (denk ik) een creatieve plastic slang op het deksel. Tot Elly roept: :’Pas op, een slang!’. Op dit moment schiet de slang weg. Oeps, hij was echt!
Van oudsher wonen er ondeugende vrouwen op het eiland. De zeevaarders brachten porseleinen hondjes mee. Voor ontelbaar veel ramen staan twee hondjes. Als de man op zee was, werden de hondjes met de snuit naar straat gedraaid. Dat betekende dat minnaars binnen konden komen. Als de man thuis was, keken de hondjes naar binnen en moesten minnaars weg blijven. Hoe efficiënt!
We nemen de boot naar Langeland. Dit eiland is iets minder schilderachtig. We slapen wederom in een achtertuin en kunnen onze tent naast de kippenren opzetten. De kippen vertellen elkaar kakelend hele verhalen, het lijkt alsof ze in onze tent zitten. Geen douche dit keer en helaas regen! We mogen van de eigenaresse onder de veranda zitten, dat scheelt. Er staat nóg een tent met een gezin met twee kinderen. Dat betekent dus acht mensen die het toilet gebruiken van de eigenaren. Dit toilet bevindt zich in de nogal krappe badkamer. Wat bezielt mensen om hun tuin en toilet gratis ter beschikking te stellen aan kampeerders? De eigenaresse vertelt dat ze het leuk vindt om veel mensen te spreken. Iedereen maakt een praatje en zo komt de wereld naar haar toe. Zelf heeft ze het niet rijk en kan ze niet op vakantie gaan.
De volgende ochtend regent het nog steeds. We ontbijten in de tent, douchen is er dit keer niet bij. Na een uurtje is het droog en breken we de tenten af. We fietsen naar de volgende haven en steken over naar Lolland. Voor ons is dit het laatste Deense eiland. De wind blaast heftig over dit vlakke land. We moeten het eiland doorsteken en hebben tegenwind. Jan en Hanne hebben een ijzeren conditie en zij vangen voor ons de meeste wind. Na een lunch aan zee stomen we door met de wind in de rug naar de haven.
Bij de haven nemen we afscheid van Jan en Hanne. Zij zullen in de komende tien dagen verder fietsen naar Polen. Vanmorgen is dat plan ontstaan. Jan en Hanne wijzigen graag hun plannen, ze gaan voor avontuur.
Met enige weemoed gaan we alleen verder. Wat hebben deze mensen ons een fantastische week bezorgd!
Elly en ik sjezen tegen de wind in naar de grote veerboot die ons naar Duitsland zal brengen. Tickets op zak, de laatste auto’s rijden de boot op. Het stoplicht gaat op rood, ik roep: ‘Kom op, we fietsen door!’ Hijgend rijden we de boot op, die meteen vertrekt. Pffff... gehaald!
Na 45 minuten komen we in Duitsland aan land, in het plaatsje Puttgarden. Dat valt tegen na Denemarken! Een norse campingbaas checkt ons in op de camping. Een pinbetaling is niet mogelijk. We hebben nog 50 euro cash en willen ook nog een hapje eten. In de nabije omgeving is nergens een pinautomaat te vinden. De campingwinkel is leeg en er is geen supermarkt in het plaatsje. Het campingrestaurant accepteert ook alleen maar cash betalingen. We moeten proberen om voor 32 euro te eten, meer zit er na betaling van de camping niet in de portemonnee. Dat wordt dan ieder een halve schnitzel met frites en salade, een halve curryworst met frites en een half litertje wijn. Totaal bedrag: 31 euro. Met een lege portemonnee en een volle maag gaan we tevreden naar de tent. De was wappert vrolijk aan de waslijn die tussen onze fietsen gespannen is.
Morgen fietsen we verder naar het zuiden. We zullen Denemarken en onze fietsvrienden missen!
Geschreven door De.Trappers