De 70 km naar Athoor gingen snel, mede dankzij de snelweg die uitstekend is.
Er wordt links gereden in India. De wegen zijn van wisselende kwaliteit; soms breed met strak asfalt, soms heel smal of een maanlandschap.
De meerbaanswegen, de highway’s, zijn soms soms slecht en vee en ongemotoriseerd verkeer maken dat er niet veilig harder gereden kan worden dan zo’n 70 km/uur.
In het verkeer geldt het recht van de sterkste: het grotere voertuig heeft altijd voorrang op de kleinere; ook bij het inhalen. Dat betekent dat bussen geen enkele moeite doen om rekening te houden met het overige verkeer en halen gewoon altijd in. Dat leverde ons laatst zelfs een bijna aanrijding op.
Met de claxon wordt aangegeven ‘hier kom ik’. (twee keer toeteren). Met één keer een langere toeter wordt bedoeld: nu snel opzij, anders wals ik over je heen.
Ik las op internet dat een gemiddelde Indiase bus elke twee seconden toetert.
De naar schatting 30.000 doden per maand in het verkeer maken dat India tot de top behoort als het verkeersslachtoffers betreft.
Wat zijn we blij met onze Raj!
Enfin, we komen veilig aan in Athoor in een klein, eenvoudig resort. Een kok en twee jongens staan voor ons klaar. We krijgen een leuk huisje toegewezen en het zwembad loopt langzaam vol; speciaal voor ons.
En uiteraard volgt er een excursie. We brengen een bezoek aan een dorp, waar een pottenbakker, met zijn handen draaiend aan een wiel uit een berg klei zeven potten weet te halen. Allemaal zonder bodem; deze wordt er later pas onder gezet, als de klei droog is.
Ook bezoeken we de lokale basisschool, waar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en waar ik dan ook een Engels lesje geef aan een op de grond zittende combinatieklas 4/5. Alle ogen zijn gericht op mij en de kinderen dreunen gedisciplineerd mijn Engelse woorden na.
Tot slot bezoeken we een huis waar een bed en een weefgetouw in de huiskamer staan. De heer des huizes weet van flinterdunne zijden draadjes prachtige sari’s te maken. Het patroon weet hij allang uit zijn hoofd.
Zijn vrouw probeert ons een sari te verkopen. Ze zijn prachtig, maar nee, dank u wel.
De manager van ons resort zou als gids meegaan, maar hij moet elders kamers poetsen en koken. Dus gaat de loodgieter mee. Logisch.
De man maakt zich nuttig door Raj de weg te wijzen, maar weet ons niets te vertellen.
De kokosnotenverwerkingsfabriek blijkt helaas gesloten. En dát leek ons nou net het leukst.
Frietjes! We krijgen echte frietjes met mayonaise bij de lunch! Wat een feest. Het eten is lekker in Zuid-India, maar het is wel slobberen; het heeft geen bite. Dus kauwen op een lekker, knapperig frietje is een welkome afwisseling.
Het zwembad is ondertussen volgelopen en alle blaadjes zijn eruit gevist. Er zijn hardhouten ligbedden klaargezet aan de rand van het bad, dus niets weerhoudt ons meer om een plons te gaan nemen in het lauwwarme water.
Onze volgende bestemming is de oude hoofdstad van de Chola dynastie, Tanjore.
Ongeveer 60 km daarvoor maken we een stop om de tempelstad Tiruchirappalli te bezoeken. We zien onderweg groepen mensen, vooral vrouwen, op blote voeten over de shoulder van de highway lopen. Deze vrouwen zijn op bedevaart en lopen 200 km naar de tempel; elke dag ongeveer 30 km.
In de stad ligt een enorm tempelcomplex: Sri Ranganathaswamy. Deze is zo groot dat het voelt als een in zichzelf besloten stad en is misschien wel de grootste tempel van India. Het heeft 49 afzonderlijke Vishnu-heiligdommen en om het binnenste heiligdom vanuit het zuiden te bereiken, zoals de meeste aanbidders doen, moet je door zeven gopurams gaan, een toegangspoort met een hoge toren. De zevende poort mogen niet-hindoes niet door.
Een tweede bezienswaardigheid in de stad is De Rockfort-tempel. De tempel is gehuisvest op de top van een beroemde rots en we klimmen dan ook dapper de lange trap op. Vanaf de top heb je een prachtig uitzicht over de stad. Boven gekomen krijgen we van een sadhoe (monnik) een grijze bindi op ons voorhoofd. Deze staat voor vrede, kennis en sereniteit. Wel eerst even betalen.
We bereiken ons einddoel voor vandaag en logeren in een mooi hotel in het hart van Thanjavur, vroeger bekend als Tanjore.
In deze stad staat de prachtige Brihadisvaratempel. Dit is een van de grootste Hindoeïstische tempelcomplexen ter wereld, gewijd aan Shiva en gebouwd in het begin van de 11e eeuw. Shiva is het hoogste goddelijke wezen en kan in allerlei gedaantes optreden, vooral al vernietiger. Voor mij is het hindoeïsme onbegrijpelijk.
Hindoeïstische tempels zien er meestal uit als een gesuikerde taart met alle pastelkleurige beelden aan de buitenkant. Maar deze tempel is naturel, zonder al deze kleuren.
Het is druk en bussen vol schoolkinderen, keurig in de rij lopend, bezoeken deze tempel. We worden enorm bekeken en als ik een leerling vriendelijk (!) wijs op het woordje ‘English’ op haar schrift, kruipt ze angstig weg achter een klasgenoot. Ook in deze tijd blijken blanke mensen soms nog aliëns te zijn.
Op naar het Thanjavur-paleis. Tweede op de lijst van bezienswaardigheden.
Het is de thuisbasis van een van de oudste bibliotheken in Azië.
We zien etsen hangen waar mensen en dieren met elkaar worden vergeleken aan de hand van de neus. Hilarisch! Helaas was fotograferen verboden, maar Kees heeft voor ons de prenten op internet gevonden. Mijn neus komt aardig overeen met die van een kat. Dat valt dus mee.
Het paleis herbergt ook een enorm skelet van een walvis. Ruim 28 meter lang. Een vervaagd uithangbord geeft aan dat het een baleinwalvis is die in zijn dode staat de oevers van het Tharangambadi-strand aanspoelde in 1955, ruim 70 km van Tanjore. Er is geen informatie te vinden over hoe hij hier terecht is gekomen.
We vinden het paleis bijzonder teleurstellend. Slecht onderhouden, afbladderende verf en gebrek aan informatie.
De kunstgalerij gaat even op slot; er wordt geluncht. Toch willen we deze nog zien en we besluiten ons door Raj naar een restaurant te laten brengen voor onze lunch. Nu hebben we net een kulfi op en echt trek hebben we dan ook niet. Een kulfi is een, oorspronkelijk voor rijke mensen bedoeld, ijsje. Het bestaat uit melk, pistachenoten, kardemom en een of andere bloemenessence.
We gaan een lassi drinken in een lassi tentje. Cornemiek kijkt bedenkelijk; de lassi staat al kant en klaar in een emmer in de koelkast. Maar het tentje ziet er schoon uit, dus we wagen het er maar op. We krijgen voor 30 cent een glas Sweet Lassi, met brokken, verdikte stukken lassi.
Het smaakt prima, maar Cornemiek griezelt ervan. Toch gaat ook haar glas dapper leeg.
Om twee uur mogen we de kunstgalerij binnen. Eén grote bouwput.
We zien wat oude munten in vitrinekasten uitgestald liggen, sommige van 300 jaar voor Christus, en Shiva in diverse vormen.
Nee, dit paleis is voor ons zeker niet het hoogtepunt van onze reis.
Lekker terug naar het hotel en een frisse duik in het zwembad. Daar knapt een mens van op.
Geschreven door De.Trappers