Dag: 74
Gefietst: 3227 km
Savannakhet ligt aan de mooie Mekong Rivier en is met zijn geschatte 66.000 inwoners, de op twee na grootste stad van Laos. Eigenlijk is het meer een groot dorp.
De bevolking bestaat vooral uit etnische Vietnamezen, afstammelingen van ondernemers die onder het Franse bewind naar Laos zijn gekomen. De meeste leven hier al sinds enkele generaties en beschouwen zichzelf meer als Laotianen dan als Vietnamezen wat betreft gewoonten en aard.
Er staan nog enkele koloniale huizen uit de Franse tijd, een paar Chinese tempels en een dinosaurusmuseum dat volgens ons volledig uit de prehistorie komt.
Kortom, eigenlijk is Savannakhet niet echt een lang verblijf waard. We strijken neer bij Nicolas, een Fransman die Europa zat is. Hij verhuurt drie kamers in Frans koloniale stijl. Een aardig plek, maar met gedeelde douche en toilet en daar zijn wij niet echt dol op. Al helemaal niet toen een zeer, zeer behaarde man één van de drie kamers betrok.
We doen de nodige inkopen in het stadje zoals pindakaas, Nutella en anti-muggen lotion. In een supermarktje vinden we zowaar weer eens een bruin brood van het type King Corn (bij Japie eten) dus ook daar slaan we direct twee stuks van in.
We bezoeken zelfs nog een toeristische highlight: het Bungva lake. Via een onverharde, hobbelige weg vol gaten en kuilen fietsen we 10 km landinwaarts en komen we bij een klein meertje. In het water staan een paar huisjes op palen, een soort overdekte terrasjes, waar je wat kunt eten of drinken. We eten een bordje gebakken rijst en nestelen ons om lekker te gaan lezen. Het water klotst zacht om het huisje en we zijn de enige gasten. Maar dan ineens krijst een Laotiaanse zanger zijn zoete levenslied door de enorme speaker! Het is gedaan met de rust. Bij deze herrie lukt het lezen echt niet. We besluiten om terug te hobbelen naar onze kamer waar we wel in alle rust heerlijk kunnen lezen.
In ons guesthouse in Savannakhet praat Marijke voor we vertrekken nog even met een gast. Een vrouw die zich bezighoudt met afvalverwerking in o.a. Laos. Ze struint vuilnisbelten af om te zien wat voor een vuilnis mensen weggooien en probeert de mensen te leren hoe om te gaan met o.a. plastic. Onderweg zien we dat deze dappere vrouw nog veel werk te verzetten heeft; rijstvelden en akkers liggen stampvol plastic zakken.
We fietsen door landelijk gebied en zien grote oppervlakten droge rijstvelden. Magere koeien knabbelen aan de droge rijsthalmen die na de oogst zijn blijven staan. De grond is gebarsten en lijkt wel een grote jigsaw puzzel. We moeten goed opletten. Koeien, geiten en honden steken regelmatig vlak voor onze fiets over. Het wegdek bestaat uit brokken asfalt, keien en grote kuilen of rode gravel. Soms is het asfalt over de lengte zo’n 10 centimeter omhooggekomen, midden op de weg.
Ook de bruggetjes zijn levensgevaarlijk. We lopen erover want fietsen durven we niet, bang dat de wielen in de gleuven blijven steken. De koppen van de spijkers steken een behoorlijk stuk boven de houten planken uit. Voor en na bruggen is de weg altijd onverhard zodat auto’s die over de bruggen rijden enorme stofwolken veroorzaken.
Voor de volgende etappe fietsen we een hele dag over de 13; een “snelweg” die Savannakhet verbindt met Pakse. We kunnen het ons in Nederland niet voorstellen: 110 km fietsen we alleen maar rechtdoor. Geen stoplichten, geen rotondes, geen kruispunten. Soms komt er een zandpaadje op de 13 uit.
Het is snoeiheet: bijna 40 graden en de weg is heuvelachtig. Als we dan eindelijk weer eens een boom zien die wat schaduw geeft, kruipen we eronder en drinken we grote slokken water, eten wat fruit en (Joost mag weten waar het vandaan komt met al dat zweten) plassen we achter een mager struikje.
Regelmatig moeten we om overstekende koeien laveren. Dat het oversteken van de runderen niet altijd goed gaat is te zien op het asfalt. Bij een aanrijding tekent de politie de omtrek van het eventuele slachtoffer en de betrokken auto of brommer op het asfalt met een krijtje. Er worden wat pijltjes bijgezet zodat duidelijk is wat er is gebeurd. Ook de omtrek van een koe zien we groot getekend op het asfalt. Een tekening van het voertuig ontbreekt deze keer.
We zien een enorme boom op het terrein van een tempel en duiken er onder. Heerlijk die schaduw! Een paar jonge monniken hangen lui op een trapje en keten wat met een groepje locale jeugd. Ineens kruipt er iets zwarts tussen de dorre bladeren vlak voor mijn voeten langs. Het blijkt een schorpioen te zijn. Een gitzwarte levende schorpioen. Ik maak een foto en maak dat ik wegkom. Later leer ik dankzij Google dat een eventuele beet wel erg pijnlijk is, maar niet dodelijk.
We overnachten in Napong, bekend om zijn platgeslagen gebarbecuede kippen. Maar ook kikkers aan lange prikkers worden pittig gemarineerd en geroosterd. Wij eten liever een lekker bordje noedels met een gebakken ei. In Laos eten we meestal liever geen vlees.
Onderweg ontmoeten we vandaag twee Belgische fietsers. Ze zijn bezig een lekke band te vervangen. Onze hulp is niet nodig dus fietsten we door. Maar het zet ons wel even aan het denken: hoe moet het achterwiel er ook alweer uit met de Rohloff? We zoeken een instructiefilmpje op YouTube op en bekijken het aandachtig. Zo. Dat weten we weer. We gaan met een gerust hart en vol zelfvertrouwen slapen.
De etappe naar Salavan is 75 km. Gelukkig vlak en de wind staat gunstig. Er is veel te zien. Afleiding helpt altijd enorm als het fietsen zwaar is. Kraampjes met gevlochten manden in alle soorten en maten. We zien mensen lopen met zo’n klein mandje op de rug. Zit er rijst in? We weten het niet. Ook staan er diverse kraampjes waarvan de te verkopen artikelen in plastic zakjes aan de kraam hangen. Eieren, geroosterde stukken vlees, en allerlei vloeibare, minder vloeibare en vaste bruine soms gespikkelde drab. Ongetwijfeld lekkernijen. De lege plastic zakjes liggen iets verder verspreid over de rijstvelden.
We fietsen weer door landelijk gebied. Rijst en cassave lijken hier de hoofdproducten. De voedzame en zetmeelrijke cassavewortels worden op speciale punten, reeds in plakjes gesneden en zongedroogd, aangeboden door de individuele boeren. Soms een paar zakken, soms een flinke kar vol. De zakken worden gewogen en de boer krijgt uitbetaald naar gewicht. Dan worden de zakken leeggegooid op een enorme berg en met een soort bulldozer in een klaarstaande vrachtwagen geschept. In fabrieken wordt meel gemaakt van de wortel. In ontwikkelingslanden wordt vaak cassavepap gegeten en wordt van alles gebakken van het meel.
Al een paar keer hebben we lemen iglo’s zien staan. Maar meestal ver achterop een erf. Vandaag staat er één die voor ons bereikbaar is. De iglo is zwart van het roet aan de binnenkant. Na een grondige inspectie van Marijke concluderen we dat het een soort rookoventjes zijn. Maar wat wordt er dan in gerookt?
Een paar kilometer verderop zien we zo’n iglo waar rook uitkomt. Ik stap van de fiets en maak een foto. Onmiddellijk komen vader, moeder en hun vijftienjarige dochter naar het hek lopen. Met gebruik van handen en voeten vraag ik waar de iglo voor dient. Moeder hout een stuk houtskool omhoog en ik begrijp dat er hout in verbrand wordt. Die houtskool dient als brandstof bij het koken. Weer een vraag beantwoord gekregen.
In Azië zijn wij falangs. Het woord komt van foreigner, vreemdeling en moet dus eigenlijk farang, met een r, zijn. Maar Aziaten hebben wat moeite met de letter r en zo werd het falang.
We hadden het woord nog niet gehoord, deze reis, maar hier in het zuiden van Laos wordt dit meer dan goedgemaakt. Om ons heen horen we dat mensen elkaar wijzen op “Falangs” die langs fietsen. Jong en oud, iedereen roept ons na met “falang”.
We fietsen langs een school. In de kozijnen zit geen glas en we horen de meester dingen zeggen die de kinderen nazeggen. Ineens worden we gespot door één van de leerlingen. Waarschijnlijk zat hij verveeld uit het raam te staren. Hij ziet ons fietsen, springt op en roept naar de andere kinderen: “Falang!” De hele klas verschijnt voor het raam en iedereen roept wel iets. Arme meester.
We slapen in Salavan. Een stadje waar voornamelijk overheidspersoneel woont. En dat is te zien aan de vele grote en protserige huizen. Hier zijn de wegen prima en rijden er grote dure auto’s. In een restaurant eten we een bordje rijst met lekker veel gewokte groenten. We zitten met z’n tweetjes op een houten krukje aan een grote ronde tafel. Maar al snel loopt het zaaltje vol met mannen. Een etentje met het bedrijf. Duidelijk te zien zijn de rangen en standen. Aan één tafel zitten een stuk of zes hoge pieten, keurig in het pak. Aan andere tafels zit de middenmoot en aan één tafel zitten de lager geclassificeerde medewerkers. Zij dragen werkkleding en zien er sjofel uit. Aan deze tafel mogen ook de vier meegekomen vrouwen zitten. Er blijkt een tekort aan plaatsen te zijn dus wij rekenen snel af en maken plaats. Het voelt een beetje raar. Al die mannen in overheidsdienst die het zo goed lijken te hebben. Terwijl rond Salavan de bittere armoe schrijnend zichtbaar is.
We slapen in een guesthouse waar we weer eens een nutteloze sifon hebben. Het water loopt vanuit de wastafel direct over de vloer. Dus een toiletgang levert iedere keer kletsnatte voeten op. Het kussen op het bed ziet er wat smoezelig uit en het dekentje zit vol met niet nader te beschrijven vlekken. We blazen maar weer ons eigen kussentje op en kruipen in onze lakenzakken.
De volgende dag fietsen we naar Tad Lo, een boerendorp op het Bolavenplateau, bekend geworden door de watervallen. Toen men ontdekte dat deze watervallen toeristen trokken heeft men diverse guesthouses in het dorpje gebouwd en nu is Tad Lo een plek waar backpackers met gehuurde scooters naar de waterval komen kijken en hun biertjes komen drinken.
We hebben een kamer met een groot terras met uitzicht op de, helaas in deze tijd, droge rijstvelden. Koeien sjokken langs en een haan loopt trots voor zijn prille gezinnetje uit. Twee honden spelen vrolijk en de tuinman van ons guesthouse verbrandt met hulp van zijn 6 jarige kleinzoon het tuinafval. We bekijken alles vanuit onze hangmatten. Het lijkt even vakantie.
Geschreven door De.Trappers