Dag 43. Gefietst: 1680 km.
Na twee dagen luieren in Mui Né fietsen we verder. Een straffe tegenwind, windkracht 7, zorgt ervoor dat wij weer pittig moeten doortrappen.
Bij de haven van Mui Né stoppen we. Hier zien we een authentieke vissershaven, met kleine ronde mandboten. De oorspronkelijke mandboten zijn gemaakt zijn van bamboe en dichtgesmeerd met teer. De nieuwe zijn van gekleurd kunststof. Deze bootjes hebben één roeispaan. Ze hebben de ronde vorm zodat ze bij de sterke branding hier niet uit de koers geduwd kunnen worden. De visvangst is binnen. Vrouwen met rijsthoeden sorteren schelpen op grootte. Sommige schelpen worden met een grote stamper kapot gestampt, waarna andere vrouwen de stukjes schelp van de vis afpulken en de vis in bakken gooien.
We stappen weer op de fiets. De route gaat de hele dag door een prachtig duingebied. Het landschap varieert van rode duinen tot witte duinen tot een soort woestijngebied. Soms lijkt het alsof we door Mexico fietsen. De zee is altijd dichtbij.
De wegen zijn rustig en breed. We hebben weinig last van toeterend verkeer.
We komen vandaag zelfs andere fietsers tegen: Canadezen die richting het zuiden fietsen en al drie (!) jaar op weg zijn. ‘s Winters fietsen ze door Azië en ‘s zomers door Amerika of Europa. Zij boffen, ze hebben de wind mee.
Zouden we dat ook willen, zo lang onderweg zijn? Nee, we willen niet onthecht raken van huis, vrienden en familie. Het is straks ook weer lekker om thuis te zijn.
We komen aan in een klein stadje, waar we hotel Flora geboekt hebben. Na een douche om het opgewaaide duinzand af te spoelen (want dat hecht zo goed aan de zonnebrandcrème), lopen we het stadje in op zoek naar de ATM van de Agribank. Deze weigert ons geld te geven. Dat maken we vaker mee. Lang niet alle pinautomaten accepteren onze passen. Gelukkig hebben we nog voldoende cash voor een dag of twee. Dan op zoek naar een restaurant, maar ineens valt de stroom uit in de stad. Alles is stikdonker. Alleen de brommers met werkende verlichting zorgen voor wat licht in de duisternis. Ze gaan meteen extra veel en hard toeteren. Het leven gaat gewoon verder: straatverkopers hebben verlichting op batterij en in de huizen wordt er nu even géén tv gekeken. De zoektocht naar iets eetbaars wordt extra moeilijk. We besluiten om neer te ploffen bij een straatrestaurant met aardig wat bezoekers. Veel hilariteit en geroep bij de terrasbezoekers als ze ons zien. Er wordt ons een menukaart onder de neus geduwd, waar drie onduidelijke fotootjes op staan en wat Vietnamese benamingen. We herkennen Ga (kip) en vragen ook naar Com (rijst). De kokkin spreekt een paar woorden Engels: “No ri, only chicken”. Ook goed. We worden naar een tafeltje in het donker geleid. Uiteraard met stoeltjes van kleuterformaat. Waarom zitten de mensen hier op zulke kleine stoeltjes? Even later komt de kokkin toch met een kom rijst: “I have ri”, klinkt het trots. “Good?” Hongerig als we zijn, beginnen we alvast de droge rijst te eten. De kokkin komt langs en vraagt: “Food good?” Enthousiast knikken we “Yes!”. Dan slaat ze Elly met een ferme klap op de schouder: “Hey, you wait for minit.” We maken hieruit op dat de kip er zo aankomt. Dan horen we een luid gekrijs van varkens. In de verlichting van een vrachtwagen zien we, dat deze beesten vanuit de laadbak een straatje in geloodst worden. Veel geschreeuw, maar even later is het stil. De varkens zijn opgelost in de duisternis.
Ineens belanden borden met gegrilde stukjes kip op ons tafeltje. Nou, die smaakt superlekker! Heerlijk gemarineerd en gegrild. In het donker eten we verder. Als we denken alles op te hebben, ga ik afrekenen. Een klant helpt even en schrijft het bedrag op een briefje bij de kleine batterijlamp op het tafeltje. Het wisselgeld komt uit diverse portemonnees (van familieleden of zo). En als ik terugloop, is er ineens weer stroom. Iedereen juicht. Er blijkt een groot scherm aan de overkant van de straat te hangen en een man maakt duidelijk, dat Vietnam vanavond moet voetballen tegen Jordanië. Al deze mensen zaten dus voetbal te kijken toen de stroom uitviel. Ik denk dat dit in Nederland voor heel wat beroering zou hebben gezorgd, maar hier niet. Ze wenken ons om erbij te komen zitten. We bedanken vriendelijk.
De volgende ochtend ga ik op jacht naar broodjes. De mensen bij de kraampjes die banh mi (gevulde broodjes) verkopen, willen liever geen losse broodjes kwijt. Dat verdient natuurlijk geen knoop. Uiteindelijk kom ik bij een winkeltje terecht, waar een nogal potteuze verkoopster staat (opgeschoren haar, tattoo in de nek en een stoer zwart jackje). Ik vraag haar waar ik ‘banh’ kan kopen. Ze twijfelt even, maar dirigeert mij dan naar een van de stoelen in haar winkeltje. Ze springt op haar brommer en tuft weg. Even later komt ze terug met een zak met acht broodjes. Een vrouw naar mijn hart!
Die broodjes kunnen we vandaag wel gebruiken, want de windkracht van gisteren gaat nog een flink tandje omhoog. We trappen 84 km weg met windkracht 7-8 tegen. Af en toe flinke rukwinden, waarbij je bijna van de fiets waait. Onze arm- en beenspieren krijgen een flinke training.
In de volgende stad fietsen we eerst langs de Agribank om geld te pinnen. Na eerst drie keer de pas te hebben teruggekregen omdat de transactie beëindigd is, gaan we logisch nadenken. Zou het kunnen dat de rode knop met ‘cancel’ verwisseld is met de groene knop met ‘enter’? We proberen het nog een keer en drukken na het intoetsen van de pincode op de rode knop met ‘cancel’. En ja hoor, nu kunnen we verder. Je moet het alleen even weten. Met onze dongs stappen we weer op de fiets.
Tussendoor bezoeken we café’s voor een ice-tea of een glas ijskoffie. In dit soort tenten hangen altijd groepen puberjongens op hangmatten of op stoelen. Ze zijn druk met hun telefoon en roepen tussendoor de cafébaas om nieuwe frisdrank of een pakje sigaretten te brengen. Alle afval gooien ze nonchalant op de grond. Geen idee of deze jongens nog studeren of een baan hebben. In elk café vind je één of meerdere groepen.
‘s Avonds arriveren we in een stad die is vergeven van de Russische toeristen. Het betreft hier duidelijk niet de sociale bovenklasse. In het restaurant waar we eten kunnen we ons hart ophalen aan het observeren. Te dikke lijven in te korte bloemetjesjurken, korte broeken waar de billen half onderuit hangen en rode, opgeblazen gezichten, vermoedelijk van de vele drank. Achter ons zit een groep van zeker acht mensen. Het eten is op, de bierflessen bijna leeg, evenals een whiskyfles. Eén van de mensen gaat afrekenen. In de tussentijd jatten de andere mensen alle chopsticks uit het bakje op tafel. Ze verdelen ze eerlijk: ieder neemt er vier mee. Elly kan degene die de stokjes uitdeelt recht in het gezicht kijken, maar de Russische verblikt of verbloost niet. Nou ja! En dat in een plaatselijk familierestaurant waar de mensen hard moeten sappelen voor hun geld. We zijn helemaal verontwaardigd.
Als het gezelschap weg is, klimt het ongeveer driejarige zoontje van de eigenaars op een stoel aan de tafel. Hij drinkt hier en daar een bodempje whisky uit de glazen en rommelt wat met de etensrestjes op de borden. Even later mept zijn moeder hem met de achterkant van de bezem het restaurant uit.
Dat dit alles indruist tegen ons Nederlandse gevoel voor wat goed of slecht is, hoeven we hier verder niet te beschrijven.
Over de hotels hebben we in dit gebied niets te klagen. We boeken ze vooraf bij Booking op basis van de reviews. Meestal overnachten we voor een bedrag tussen de 13 en 16 euro. En dan hebben we ook nog de luxe van een koelkast, airco, douchespullen, vaak een balkon en vandaag zelfs een zwembad met ligbedden. Hoe is het mogelijk? Dat is heerlijk relaxen na een fietsdag. Vandaag gelukkig met iets minder sterke tegenwind. Tussendoor kun je dan weer mooie plaatjes schieten bij zoutpannen waar het zout ‘geoogst’ wordt, of tijdens het fietsen op een rustige landweg tussen een kudde koeien door.
We sluiten de dag af met een diner in een vrij groot restaurant. We weten uit de Vietnamese kaart een en ander te herleiden en ondergaan lijdzaam de immense herrie in de zaak. Er is voetballen op de tv waarvan het volume maximaal open staat, zodat het lijkt alsof we in een voetbalstadion zitten. Kinderen spelen gillend tikkertje om de tafels heen, waarbij ze regelmatig tegen de stoel van Elly oplopen. In de keuken wordt keihard geschreeuwd en de klanten maken ook ook hoop kabaal. Niemand corrigeert de kinderen. Ik betrap me erop dat ik wens dat de restaurantmoeder van gisteren hier ook even met de bezemsteel komt meppen.
Terug op onze kamer schalt de karaoke over de stad. We ervaren het dagelijks: Vietnam staat met stip op 1 in de Herrie-Top-10.
Geschreven door De.Trappers