Ruim voor het licht opkomt, zitten we al aan het ontbijt, zodat we straks klaar zijn wanneer Dan-the-safariman ons ophaalt voor een rondreis van drie dagen. De valiezen zijn klaar. Naar oude Zevenkerkse gewoonte laten we wat eenzame sokken achter wanneer we de deur achter ons dichttrekken.
We rijden langs gekende wegen richting de ferry, tot we horen dat de geblokkeerde boot nog steeds in de weg ligt, waardoor de wachttijden oplopen. We maken rechtsomkeer en nemen de weg over Kwale Town. Ondertussen schijnt helder zonlicht door de palmbossen, komen de moskeeën tot leven en gaan de kinderen naar school in steeds piekfijne uniformen in de kleuren van hun school.
Eenmaal uit de bossen, zien we voor ons de groene Shimba Hills opduiken. Ze strekken hun lange ruggen boven het omliggende blonde grasland uit. Een ruige rode bergweg voert ons door dit unieke stukje tropisch regenwoud waaruit de “dew” als nevel opstijgt.
We steken Malele River over en hotsen verder aan 20 per uur door steeds droger wordende “shrub.” De ondergrond bestaat uit gekleurd graniet. Weinig begroeiing en amper boerderijtjes. Af en toe een beekje met palm- en mangobomen.
We doorkruisen Kinango - stel je een stadje voor uit een western met in de plaats van paarden brommers onder de luifels van de saloon - en bereiken eindelijk een asfaltweg. Hij leidt ons naar Samburu, op de Mombasa-Nairobi snelweg. Op de wijdse vlakte duiken onderwijl de eerste kandelaarcactussen en baobabs op. In de verte de Kilibasi berg met aders van edelsteen.
Deze route is de slagader van Oost-Afrika. Je kan ze op drie manieren nemen: de oude “lunatic railway” (nog steeds eigendom van de Engelse kroon en bron van vele legendes), de nieuwe Chinese spoorweg, of de tweevaks snelweg. Ze verbinden Mombasa met Oost-Congo, Uganda, Rwanda en Burundi. Op de droge grond langs de autoweg vind je enkel uitgestrekte sisal plantages, een paar bevoorradingsdorpjes, kuddes witte geiten met zwarte kop en verkopers op de middenstreep van de weg.
Tijd voor een tussenstop en een tweede ontbijt: chapati, kip en thee met rietsuiker. In het wegrestaurant zien we Nafi Thiam de 800m lopen. Alle ogen zijn gericht op deze Belgische topatlete.
We rijden verder. Het woodland strekt zich nu eindeloos uit tot aan de blauwe Maungu en Kasigau Mountains aan de horizon: de Afrikaanse coniferen hebben hun bladeren verloren en ogen al even grijs en uitgeput als het kreupelhout op de kurkdroge bodem. Halverwege overleeft de vroegere Masai nederzetting Manyata dankzij de water pipeline. Ze is nu een klein, min of meer leefbaar dorpje geworden dat leeft van het onderhoud aan vrachtwagens. Toch nog heel wat geitenhoeders langs de weg in traditionele donkerblauwe kledij.
Wanneer we de Sangala Hills bereiken en de eerste bavianen zien, verlaten we de autoweg en rijden we het natuurgebied in. We rijden door de stoffige Ndara Plains, uitkijkend naar de eerste dieren. Al snel zien we meerdere soorten antilopen: orynx, impala, grant gazelle, hartebeest, gerenuk (giraf antilope). Ook de eerste olifanten, zebra’s en wrattenzwijnen worden gespot. Een giraf met een ossenpikker op zijn rug stapt voorbij. Wie de tijd neemt om aandachtig te kijken, ziet al snel een tiental verschillende vogels. We rijden verder naar onze lodge waar we de lunch nemen. Voor de lodge is een drinkplaats aangelegd waar een olifantenfamilie zich baadt, maar ook waar een paar kapgieren en maraboes een zebra oppeuzelen. We installeren ons in de kamers. Gehoord van een leerling: Ik heb net voor het eerst in drie weken in een spiegel gekeken...
Na de middagrust trekken we er weer op uit. We rijden door de immense vlakte van laag gras en droge struiken. Boven ons een heel laag wolkendek dat nog meer de eindeloosheid aan het landschap geeft. Aan de einder een rij bomen op lage heuvels waar we een kleine kudde buffels ontwaren. De savanne is grijs en fris.
In de stilte van de middag stapt een olifantenfamilie langs de busjes. De motor gaat uit. We ruiken de dieren, zo dicht zijn ze. Een jong van amper een week oud probeert net als de wijfjes de takken af te breken. Lukt nog niet. Behoedzaam de poten neerzettend gaat de kudde weer verder.
Bij de - uitgedroogde - Voi River is wat meer groen en zien we dus weer andere vogels: hornbills (tokken), allerlei bustards (trappen), frankolijnen en zovele andere.
Langs de weg zien we verschillende masai giraffen. De donkere exemplaren blijken ouder te zijn.
Naar de avond toe komen de jagers tevoorschijn. Een jakhals poseert zich uitdagend op de weg en een hyena huppelt voorwaar richting zijn hol. In de bomen zitten twee Verreaux’ oehoes en een savannearend.
Een late zonnestraal breekt door de wolken. Ze begeleidt ons samen met de laatste zwerm starlings door het machtige landschap de nacht in.
Geschreven door AZEB.Inleefreizen