Ïn mijn tweede reisverslag ontmoette ik Maria in Viersel, België. Ze plukte me ‘s-morgens om kwart over zeven van de straat voor een kop koffie en chocoladewafels. Haar gastvrijheid is nieuw voor mij.
Op een fietspad net buiten de ring van Parijs stopte ik om wat te eten te pakken uit mijn fietstas. Van de andere kant kwam een jongeman op een mountainbike aangereden, toen hij was gestopt vroeg hij direct of ik “panne” had. “Welnee” antwoordde ik “even wat te eten uit mijn tas halen”. “Gelukkig maar, anders kon ik je misschien helpen”. Ik schatte ‘m begin twintig en hij deed me qua uiterlijk denken aan Julien Clerc in z’n jonge jaren. Het donkere haar in een klein staartje kwam onder zijn fietshelm uit. Hij vroeg waar ik vandaan kwam en waar ik naar op weg was. Hijzelf, Parijzenaar, was op weg naar ‘n buitenwijk voor de behandeling van zijn enkel. Hij gaf me z’n telefoonnummer en voor het geval dat ik op mijn reis in problemen zou komen. Misschien kon dan één van zijn grote groep vrienden, verspreid wonend over Frankrijk, me dan helpen. Ik controleerde zijn nummer, hij wenste me ‘n goede reis en we namen afscheid. Ik was onder de indruk van zijn onvoorwaardelijke aanbod. Drie dagen later, ik was inmiddels ruim 200 km onder Parijs, ontving ik ‘n berichtje van ‘m of alles nog goed ging.
Geheel niet toevallig is mijn ontmoeting met Jeanne. Jeanne ik ontmoeten elkaar altijd in Orleans. Op het grote plein is ze gezeten op een machtige knol en overziet het plein vanaf ‘n kleine 10 meter hoogte. Zij en haar paard zijn prachtig plastisch vormgegeven en gegoten in tonnen brons. Het standbeeld is één en al actie. Frankrijk vereert Jeanne D’Arc, ze werd veroordeeld tot de brandstapel, veel later volledig gerehabiliteerd, heilig verklaard en is nu één van Frankrijks grootste helden. Op mijn reis heb ik veel standbeelden gezien, opgericht voor helden van de republiek. In kleine plaatsen vind je vaak standbeelden en gedenkmalen in brons of natuursteen als eerbetoon aan lokale slachtoffers van de eerste en tweede wereldoorlog.
En wat doen wij? Wij vergieten ons brons voor beelden ter nagedachtenis van Johnny Jordaan en André Hazes.
Toen ik tot laat doorfietste in Chateau le Garnier en de slecht aangegeven natuurcamping niet kon vinden, vroeg ik aan een dame die in gesprek was met haar buurvrouw of zij me kon helpen. Omdat het lastig uit te leggen was volgens haar, stapje ze vervolgens in haar antieke Renaul 4 en loodste me door de kleine plaats naar de camping.
Op zondagmorgen reed ik om 8 uur het pleintje in Charroux op en trof gelukkig een bakkerij die z’n verse brood verkocht. Aan de overkant van het zonovergoten pleintje was een “Tabac” open. Deze zaken verkopen niet alleen rookwaar, ze zijn ook postagentschap en vaak gecombineerd met ‘n bar. Koffie, dacht ik. Aan een ronde tafel op het kleine terras zat een groep jongens die geïnteresseerd naar mijn fiets met opbouw keken. Ik bestelde binnen een espresso en zag toen de bardame met ‘t koffieapparaat bezig was dat één van de jongelui met m’n fiets aan de wandel was gegaan. Terwijl hij de fiets weer keurig terugzette op zijn plek zei hij zijn vrienden dat het zwaar was. Een jongen met rossig, gekruld haar aan de andere kant van de tafel vroeg het gebruikelijke vanwaar en waarheen. Ik noem dan altijd voor het begrip Amsterdam als vertrekpunt met Santiago de Compostela als mogelijk eindpunt. Amsterdam klonk bekend maar Santiago? Toen de afstand ter sprake kwam werd er een stoel bijgetrokken en een nieuwe espresso voor me besteld. “Maar jullie dan, wat doen jullie hier op zondag op deze tijd?”
“Voetbal meneer, we heb ons ingeschreven voor ‘n toernooi en worden zo opgehaald met de bus”.
https://m.youtube.com/watch?v=V8-PZhM70Mc Geschreven door Tonio.op.het.rechte.pad