In het zuidelijkste puntje van Jordanië ligt de grootste wadi van het land: Wadi Rum, de “Romeinse vallei”. Grenzend aan Saudi Arabië is dit deel van het land puur woestijn met grote rotsformaties en ook de hoogste berg van het land: Jabal Umm ad Dami. Volgens andere reizigers en ook Tiana was dit absoluut een must see en na mijn bezoek aan Petra werd Wadi Rum mijn volgende bestemming. Ik besloot weer te gaan liften en had al snel geluk, een Frans ouder echtpaar dat hier op vakantie was, was ook onderweg naar Wadi Rum en ik kon het hele stuk met ze meerijden. In anderhalf uur reden we naar Wadi Rum village, een klein dorpje midden in de woestijn, wat het eindpunt is voor alle normale auto’s. De Fransen hadden net als ik een overnachting geboekt in een bedouine kamp in de woestijn en zouden over drie uur worden opgehaald door een jeep. Ik hielp ze met het plegen van een telefoontje aangezien hun Engels zeer beperkt was en ze vrij hardhorend waren. De oudjes waren van plan ergens een restaurantje op te zoeken en ik mocht mijn tas in hun auto laten zodat ik een rondje door de omgeving kon lopen.
Zonder een vooropgesteld plan ben ik recht de woestijn ingelopen, richting een grote rotsformatie in de verte. Al snel bleek hoe afstanden bedrieglijk kleiner lijken in de woestijn dan ze werkelijk zijn. De rotsheuvels die zo dichtbij leken kostten me toch een dik half uur om te bereiken. Eenmaal daar ben ik de rotsen ingeklommen, zonder een bepaald pad of richting te volgen. De natuur hier was pure woestijn, droge rode rotsen zonder enige begroeiing en grote kale zandvlaktes die zich in de verte uitstrekten. Bepaalde scenes uit de film The Martian met Matt Damon zijn hier opgenomen, en ik begreep volkomen hoe deze omgeving als decor voor het buitenaardse Marslandschap kon dienen.
Ik wandelde door een soort ondiepe kloof die langzaam omhoog liep. Aan de andere kant belandde ik op een groot vlak plateau met een prachtig uitzicht over de omgeving. Ik vervolgde m’n weg en zag op m’n horloge dat ik enigszins moest opschieten. Door al mijn geklim was ik een beetje mijn oriëntatie kwijt geraakt maar gelukkig kon ik via de gps van mijn telefoon vinden welke richting ik op moest. Ik stelde me voor hoe makkelijk je hier zou kunnen verdwalen en hoe lang het zou duren voor iemand je waarschijnlijk zou vinden...
Precies op tijd was ik terug in het dorpje om mijn tas van de Fransen terug te krijgen. We namen afscheid en ik kocht wat boodschappen en broodjes falafel in een van de kleine winkeltjes in het dorp. Zoals altijd waren de locals weer bijzonder vriendelijk en de falafel verkoper gaf me een gratis kopje thee. Niet veel later werd ook ik opgepikt door een jeep die me mee de woestijn in nam. We reden het dorp uit, recht de zandvlaktes in, en de jeep hobbelde met grote snelheid door de woestenij. Hier en daar stonden kleine kampen met tenten en hutjes, oorspronkelijk de basis van bedouine stammen, maar tegenwoordig overnachtingsplek voor toeristen. Twee andere reizigers zaten naast me in de jeep en vertelden dat ze twee weken in een kamp verbleven als Workawayer, waar ze hielpen de groepen toeristen te ontvangen. Na een half uur rijden werd ik afgezet in een klein kamp midden in de woestijn. De jeep reed verder om de andere reizigers af te zetten op een ander kamp. Het kampt bestond uit een stuk of 20 kleine hutjes van hout en riet met daarover een dikke wollen isolerende buitenlaag, die in de koude nachten de warmte van overdag vasthoudt. Ik sliep in een gedeelde hut die ik helemaal voor mezelf had, er waren slechts een handvol andere toeristen, die allemaal privé hutjes hadden. Het was inmiddels eind van de middag en op de top van een van de rotsheuvels achter ons kamp heb ik de zonsondergang bekeken en mijn dagboek bijgewerkt. Hier zou je iedere avond wel naar kunnen kijken!
’s Avonds werd er eten voor ons voorbereid volgens een traditionele kookmanier van de bedouines. In een kuil van ongeveer een halve meter diep wordt vuur gestookt dat net zo lang brandt tot al het hout in kool is veranderd. Het eten dat op een grote schaal ligt wordt in de kuil gelegd boven op de gloeiende kolen, waarna de kuil wordt afgedicht met een grote steen. Ruim een uur later wordt de kuil geopend en is het eten gaar.
Tijdens het eten sprak ik de andere reizigers, waaronder een jong stel uit Israël, Amir en Maha, dat bijzonder gedesinteresseerd was naar mijn reis door Mongolië en Iran. Ze waren zelf ook fanatieke reizigers en hadden grote delen van Zuid Amerika bezocht. We hadden een leuk gesprek en toen ik vertelde dat ik binnenkort ook Israël zou bezoeken werd ik meteen uitgenodigd om bij hen thuis langs te komen in het noorden van Israël.
's Nachts sliep ik comfortabel in het kleine hutje, dat inderdaad warm genoeg bleef van binnen. Midden in de nacht werd ik ineens wakker door een zacht geluid wat wel het meest op gemiauw leek. Ik kon me niet voorstellen dat hier ergens katten zaten en probeerde het te negeren. Het gepiep bleef aanhouden en liep naar buiten om te zien waar het vandaan kwam. Het gemiauw leek echter van binnen te komen dus ik keek onder de bedden en ja hoor: in de hoek zat een moeder poes met 3 miniscule baby poesjes. De beestjes hadden hun oogjes nog gesloten en waren zo klein, die konden nog geen week oud zijn. Ik had wat eten van het diner bewaard als lunch voor morgen en kon de moeder wat stukjes kip geven.
Ik zou twee nachten in Wadi Rum verblijven en de volgende dag ben ik weer alleen op stap gegaan voor een wandeling door de omgeving. Bepakt met 3 liter water en pita broodjes als lunch ben ik zonder plan de woestijn in gelopen. Grote rotsmassieven staken hier en daar op willekeurige plekken uit de zandvlaktes op en ik besloot er een te kiezen en vandaag te omcirkelen.
Opnieuw had ik de grootsheid flink onderschat en na een paar uur lopen besloot ik dat een volledig rondje om de berg te groot was. Omkeren vond ik ook geen optie dus ik moest de rotsen maar doorkruisen. Al klimmend heb ik me door de heuvels heen gewerkt, wat af en toe best spannend was. Maar de natuur en de uitzichten waren het absoluut waard. Pure desolatie, overal waar je kijkt. Als je op dit soort plekken even gaat zitten en om je heen kijkt besef je hoe klein en alleen je als individueel mens eigenlijk bent vergeleken met de hele wereld. Aan de ene kant is dat gevoel zo indrukwekkend en bijzonder, maar tegelijkertijd zou je dat soort momenten ook graag met iemand willen delen.
Ik vervolgde mijn trek en was blij dat ik zoveel water bij me had, het was namelijk vreselijk heet en in de felle zon zweette ik me rot. Via een steile en vrij spannende route ben ik afgedaald uit de rotsen om weer terug te komen op de route naar het kamp. Op de terugweg passeerde ik een grote kudde kamelen, waaronder een albino, die zich niks van mij aantrokken. 6 uur na mijn vertrek kwam ik vermoeid terug in het kamp, wat een tocht!
Geschreven door Milan