Vijf maanden na mijn trek naar het hoogste punt op aarde, Mount Everest, was ik nu vlakbij het laagste punt op de planeet: de dode zee. Het oppervlakte bevind zich maarliefst 430 meter onder de zeespiegel, lager dan ieder andere zee of meer op aarde. De locatie van dit meer lijkt nogal vreemd, als je bedenkt dat het omringende gebied in Israël en Jordanië vrij hoog en soms zelfs bergachtig is. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat de grens tussen tussen de twee landen, waaraan de dode zee paralel loopt, precies op de breuk tussen twee tektonische platen ligt: de Afrikaanse en de Arabische. Deze twee platen hebben in de loop der miljoenen jaren langs elkaar heen geschoven waarbij er langzaam een diep bassin is ontstaan, de Jordaanvallei. Water uit de bergen van Syrie en Libanon heeft zich gedurende duizenden jaren via rivieren een weg gevonden naar de vallei. Het water kon hier niet wegstromen en langzaam ontstond er een meer dat later de dode zee genoemd zou worden.
Vanaf Madaba wilde ik vandaag een bezoek brengen aan het meer, wat hemelsbreed nog geen dertig kilometer van elkaar verwijderd is. Binnen die dertig kilometer moet je wel een hoogteverschil van bijna 1300 meter overbruggen, waardoor de autowegen slingerend de steile Jordaanvallei moeten afdalen. Openbaar vervoer is vrij gelimiteerd in Jordanie, daar was ik al achter gekomen, dus de enige optie die ik had was een taxi nemen. Ik ben niet gelijk naar de zee gereden, maar heb eerst een stop gemaakt bij de fameuze Mount Nebo. Volgens de bijbel is dit de plek waar Mozes op 120 jarige leeftijd is overleden en begraven. Na een uitputtende tocht van 40 jaar door de woestijn waarbij hij de Israëlieten zou hebben geleid bij de uittocht vanuit Egypte, zou hij vanaf mount Nebo voor het eerst hebben uitgekeken over hun “beloofde land”. Ongeacht of je in dit religieuze verhaal geloofd is het onmogelijk niet onder te indruk zijn van het uitzicht vanaf deze berg. Op de top sta je op het hoogste punt in de hele omgeving en voor je uit daalt het landschap stijl af in de uitgestrekte Jordaanvallei, met in het midden de dode zee. Het gebied is verrassend groen en vruchtbaar en vormt een sterk contrast met de droge bergen aan beide zijden van de rivier. Aan de andere kant van de vallei ligt Israël, voor je gevoel op steenworp afstand. Als je goed kijkt kan je zelfs de contrasten van huizen en gebouwen in Jericho zien, de oudste constant bewoonde stad ter wereld, in het huidige Palestina.
Na een poosje te hebben genoten van dit imposante uitzicht begon ik aan de afdaling. Het taxiritje was vrij duur geweest dus ik besloot eens een poging toe doen om te liften, wat ik sinds Iran al niet meer had gedaan. Slechts een paar minuten liep ik langs de weg toen de eerste auto langsreed en voor me stopte. Het was een pickup truck vol geiten en twee mannen stapten uit. Ik probeerde uit te leggen dat ik een lift wilde, wat geen punt bleek te zijn. Er was geen geen plek meer in de voorkabine en de bijrijder was bereid om bij de schapen te gaan zitten zodat ik zijn plek kon overnemen. Dat vond ik lullig voor de man dus ik besloot zelf in de achterbak bij de schapen te klimmen, wat ik stiekem ook wel leuk vond. Achterin had ik een geweldig uitzicht over de vallei terwijl we langzaam afdaalden via de kronkelende weg. We kwamen steeds dichterbij de dode zee en ik kon m’n oren voelen ploppen door het hoogteverschil.
Op de bodem van de vallei sloot de weg aan op de hoofdweg en hier nam ik afscheid van de vriendelijke chauffeur. Ik was nu niet ver meer van de zee vandaan en ben het laatste stuk gelopen. Mijn plan was om een duik te nemen in het water en ik ging er van uit dat er genoeg plekken zouden zijn waar ik vanaf de kust de zee in kon. Daar had ik me een beetje in vergist. Bijna de hele kustlijn is voorzien van hotels en grote huizen met privé stranden. Ik was niet van plan te betalen om te kunnen zwemmen dus ben net zo lang doorgelopen tot ik een openbaar strand vond. Het leek er op dat die nooit werd schoongemaakt van het was een smerige bende. Overal lag afval en restanten van kampvuren en er was een enorme groep met locals die een hoop lawaai maakten. Ik ben naar een uithoek van het strand gelopen dat grensde aan een nieuw resort dat nog in aanbouw was. Vlug klom ik om een hek heen en kwam terecht op het privé strand van het toekomstige resort, waar nu nog niemand was. Hier had ik het hele strand voor mezelf!
Bij strand moet je trouwens niet denken aan een mooi fijn zandstrand, de oever bestaat namelijk meer uit een donkere kleiachtige substantie die aan je blijft plakken en glinstert van het zout uit de zee. Nergens rondom de zee is enige begroeiing, geen plantje of diertje overleeft het hier, vandaar de naam dode zee. De oorzaak hiervan is het hoge zoutgehalte van het water. Omdat de dode zee feitelijk een meer is zonder uitstroom, kan het aangevoerde water nergens heen. Je zou denken dat het meer dus steeds voller wordt, maar omdat er ook constant water verdampt onder invloed van de zon gebeurd dat niet. Alle mineralen en stoffen die in het water zitten blijven bij de verdamping wel achter, dat geld ook voor de zouten. Het water dat door de rivieren naar het meer wordt aangevoerd bevat maar een klein gehalte zouten maar door de langdurige verdamping heeft dat over de loop der duizenden jaren geleidt tot een extreme verzilting van het water. Op deze manier ontstaat er een zogeheten hypersalinisch meer, waarvan de dode zee met 304 meter diepte de diepste ter wereld is. Op een aantal meren in Antarctica na is het ook het zoutste meer ter wereld, met een zoutconcentratie van maarliefst 34% (10 keer zo zout als de normale oceaan!).
Die nummertjes klinken indrukwekkend maar je krijgt pas echt door wat zo’n hoog zoutgehalte inhoudt als je daadwerkelijk in het water ligt. Enthousiast was ik het water in gehold, waarbij er een paar druppels in mijn gezicht terecht waren gekomen. Meteen voelde ik hoe het water op mijn huid en lippen brandde. Ook op mijn armen, waar ik een aantal schrammetjes had van het rondklimmen op de rotsen bij Mount Nebo, brandde het zout in de wondjes. Bang zijn om kopje onder te raken hoef je gelukkig niet, het met zout verzwaarde water zorgt ervoor dat je lichaam lichter is dan de zee waardoor je daadwerkelijk blijft drijven. Zelfs als je met kracht jezelf onderwater duwt drijven je ledematen altijd weer naar boven. Heel merkwaardig gevoel. Echt lang heb ik niet rondgedobberd want de pijn door de bijtende zouten werd me al gauw te veel. Toen ik me probeerde af te drogen merkte nog iets vreemds, het water is niet van je af te deppen met een normale handdoek maar laat een soort vette, olieachtige laag op je huid achter die je enkel met normaal water van je af kreeg. Helaas waren er nergens douches op het openbare strand dus ik was genoodzaakt mijn kleren aan te trekken over de olie heen. Was ik nou toch maar naar zo’n hotel gegaan!
Hoewel ik me onwijs vies voelde en het voelde alsof mijn hele huid in de brand stond, vond ik het zonde nu al terug naar Madaba te gaan. Ik heb mijn handen afgespoeld met water uit m’n drinkfles en m’n gezicht ingesmeerd met purol, die douche komt vanavond wel!
De voornaamste aanvoer van water in de dode zee komt via de rivier de Jordaan, die naast een belangrijke geografische functie ook een religieuze betekenis heeft. Voor zowel het christendom, jodendom en islam is dit een heilige rivier en niet ver ten noorden van de dode zee is de plek waar Jezus Christus gedoopt zou zijn. Hier wilde ik wel een bezoekje aan brengen en ben weer langs de weg gaan staan met uitgestoken arm (niet je duim omhoog, dat wordt als een belediging gezien!). Het duurde niet lang voor er een auto voor me stopte en me een lift aanbood. Er zaten drie jonge gasten in de auto die op weg waren naar een race evenement in de heuvels ten noordoosten van de zee. Dat klonk vet dus ik vroeg of ik met ze mee mocht, laat die doopplaats van Jezus maar zitten! Aziz, de bestuurder van de auto en de enige die aardig engels sprak, reed ons naar drie verschillende plekken langs het circuit waar we de langsscheurende auto’s konden zien. De race was volledig offroad en de auto’s maakten bizarre manouvres en stunts door de droge heuvels. Af en toe gierde er eentje vlak langs, die ons achterliet in een grote wolk van stof en zand. De race was blijkbaar op internationaal niveau want de teams kwamen uit verschillende landen in het midden oosten. Een van de auto’s stond te wachten voor de start en Aziz wilde perse een foto van mij en de coureur maken, die uit Qatar kwam en blijkbaar populair was.
Na de races heb ik met de mannen geluncht (kip met rijst en brood, het standaard maal in Jordanië) en heeft Aziz me ook nog afgezet bij de doopplaats, zodat ik die toch nog kon bezoeken. De entreeprijs was vrij duur aangezien bezoekers verplicht met een gids mee moesten. De rivier de Jordaan markeert de grens met Israël waardoor het hele gebied streng beveiligd was met militairen en je niet zelf vrij mocht rondlopen. Het altaar vlak aan de rivier waar de doping van Jezus plaats gevonden zou hebben was klein en in verval, een beetje sneu om te zien. Ook de rivier is niet helemaal wat je je er bij voor zou stellen: slechts een kleine stroom water van nog geen 4 meter in breedte. Aan de droogstaande rivierbedding kon je zien dat de rivier vroeger veel breder moet zijn geweest, en dat was het ook. Later hoorde ik dat er sinds de jaren 60 een groeiende toename is in het gebruik van irrigatiewater uit de Jordaan. Op het moment wordt jaarlijks bijna 90% van de Jordaanrivier leeggepompt door Israël, Libanon en Jordanië om als drinkwater of voor landbouw te gebruiken. Dit heeft extreme negatieve gevolgen voor de dode zee en haar omgeving. Op het moment daalt de waterspiegel van de dode zee met bijna een meter per jaar door onvoldoende watertoevoer. De overheid van Jordanië heeft een oplossing voor dit probleem bedacht: een pijplijn die water uit de rode zee naar de dode zee gaat transporteren om het waterniveau op pijl te houden. Een gigantisch project waar enorme kosten bij komen kijken, maar waar de overheid uiteindelijk ook aan hoopt te verdienen. Gezien de lage ligging van de dode zee loopt de pijplijn over bijna het gehele traject naar beneden en kan er stroom worden opgewekt met turbines. De bouw is gepland te starten in 2018.
Het was gek om zo dichtbij Israël te staan, slechts gescheiden door een riviertje waar je bijkans over heen zou kunnen springen. Aan de overkant kon ik de vlaggen met Davidssterren zien wapperen en ik was benieuwd hoe het er aan de andere kant uit zou zien. Over een week of twee kon ik het met eigen ogen zien. Voor nu borg ik mijn camera maar weer op toen een van de militairen zijn wapen ophief toen ik een foto van hem en de vlag wilde maken. De wachters aan de Jordaanse kant waren gelukkig een stuk relaxder. Ik werd uitgenodigd een kopje thee met ze te drinken, terwijl de rest van de groep een stel stenen aan het bewonderen was waar Jezus misschien overheen zou hebben gelopen, of zoiets. De heiligheid van de plek werd naar mijn mening aardig overdreven. Sommige mensen waren speciaal hier voor naar Jordanië gekomen, en het was zelfs mogelijk je te laten dopen in de rivier.
Op de terugweg probeerde ik opnieuw te liften en ik had weer geluk, de auto met mannen die voor me stopen gingen ook naar Madaba en ik kon het hele stuk meerijden. De man naast me kwam uit Koeweit en bezocht nu zijn twee vrienden die in Jordanië woonden. Halverwege de rit stopten we ineens en een van de mannen stapte uit. Hij liep een stukje terug om een grote steen op te pakken waar we zojuist omheen waren gemanoeuvreerd. De steen werd in de berm gegooid, zodat andere bestuurders er niet per ongeluk tegen aan konden rijden. Voor hen waarschijnlijk heel normaal om te doen, maar ik vond het zo’n sociaal en attent gebaar dat ik het me nog steeds herinner.
Eenmaal terug in het hostel in Madaba ben ik gelijk de douche in gesprongen om dat vieze zoute water van me af te wassen. Wat een dag!
Geschreven door Milan