Vandaag was mijn laatste echte werkdag in het restaurant. Ik heb de frames voor de taghts afgemaakt en de werkplaats opgeruimd. Al vanaf het begin ergerde ik me er aan dat dat zo’n rotzooi was en constant alle gereedschappen kwijt waren. Nu kon ik in ieder geval met een gerust hart vertrekken. Annelie was blij met mijn werk en grapte dat ze m’n paspoort zou afpakken zodat ik langer moest blijven op het eiland. Dat had ik graag gedaan, als ik niet al plannen had om ook de rest van het land te bezoeken. Er was namelijk nog genoeg te zien in Iran!
‘s Avonds ben ik met Sacha en Sawa langs geweest bij een van de Iraanse dames die we de vorige dag hadden ontmoet. Zij gaf een klein feestje bij haar thuis waar ook wat andere mensen waren. Alcohol en dansen is verboden in Iran dus openbare uitgaansgelegenheden zijn er niet. Om toch wat plezier te hebben houdt de Iraanse jeugd dus vooral thuis feestjes. En hoewel het eigenlijk niet mag, komt hier ook heus wel wat alcohol bij kijken. Via via kun je alcohol ‘dealers’ vinden, kleine winkeltjes waar stiekem drank wordt verkocht. Dit is vooral onder de huidige generatie populair. Per slot van rekening zijn we allemaal jongeren die af en toe wel van een feestje houden. Zoveel verschillen we qua cultuur uiteindelijk niet.
Met een lichte kater stond ik de volgende ochtend weer vroeg op, om 7 uur zou ik namelijk met Eugene, Anthony en Kate de ferry nemen naar Hormoz island, waar we een dagtripje zouden maken. Hormoz is een klein eiland ten oosten van Qeshm, een uurtje varen met de boot. Hoewel het een stuk kleiner is dan Qeshm, in totaal net 40km2, schijnt het er onwijs mooi te zijn door vroegere vulkanische activiteit. Een van de deurwachters van het restaurant, Mohamad, had vandaag een vrije dag en was met ons mee om ons rond te leiden. Hij was half Pakistaans en was naar Iran verhuisd voor een betere baan. Althans, dat zei die. Hij babbelde namelijk aan een stuk door en had een hoop sterke verhalen waarvan niet alles waar leek te zijn. Maar hij was vriendelijk en wist een hoop te vertellen over het eiland.
Bij aankomst op Hormoz hebben we een tuktuk driver gehuurd die ons de hele dag zou rondrijden. We betaalde hem per uur en hij kon ons een heel rondje om het eiland geven, waarbij hij steeds wachtte als we iets gingen bekijken. De eerste stop maakte we bij de zogeheten Goddess of the Salt hill, een enorme rotsheuvel bedekt met witte zoutkristallen. De weg naar de heuvel bestond ook uit een zoutlaag en het leek net of we over sneeuw liepen, zo wit was de ondergrond. De heuvel zelf was bijzonder om te zien, ik had nog nooit zo’n grote concentratie van zoutkristallen bij elkaar gezien. Ik begon een beetje rond te klimmen over de rotsen en toen Mohamad dat zag wenkte die me om hem te volgen. We liepen om de achterkant van de heuvel en klommen over een aantal rotsen, tot we bij een kleine spleet in de grond kwamen. “If you like some real adventure, follow me” riep Mohamad terwijl hij op zijn buik ging liggen en de spleet inkroop. Mijn eerste reactie was verbazing. Daar naar binnen, ben je gek? Maar mijn nieuwschierigheid werd al gauw te groot en ik volgde hem. Mohamad had gelukkig een lamp bij zich want het was pikdonker in de smalle tunnel. Op mijn buik tijgerde ik door het duister, wat nog niet zo makkelijk was aangezien er overal scheroe zoutkristallen groeiden die in je huid prikte. Na zeker 10 minuten kruipen kwamen we in een grotere ruimte waar we konden hurken. Mohamad scheen zijn lamp omhoog en ik was verbijsterd door wat ik zag. Het hele plafond en de omringende wanden bestonden uit helder wit zout, in de gekste vormen. Het idee om zo ver onder de grond te zitten, onder een enorme rotsheuvel, was enigszin beklemmend, maar het uitzicht op zoveel moois was het zeker waard. We kropen verder tot we plotseling bij een opening in het plafond kwamen. Al steunend op de zijwanden klauterden we hier naar boven en kwamen we weer aan het oppervlakte.
We reden verder met de tuktuk naar een plek die Mohamad Rainbow Valley noemde. Zodra we zicht kregen op het gebied begrepen we waarom. De grond was bedekt met felgekleurde gesteentes, die in een soort stroom in elkaar overvloeiden. De kleuren varieerde van felgeel tot donkerrood en diep oranje en leken wel kunstmatig. Toen we dichterbij kwamen en over de gekleurde ondergrond liepen konden we zien dat ook dit een soort van zoutkristallen waren die uitgehard waren in een bizarre strook van kleur. Volgens Mohamad was er op deze plek vroeger veel vulkanische activiteit waarbij ondergrondse sedimenten en stoffen naar boven zijn gestuwd. Chemicalien als zwavel en silicium raakten in contact met de buitenlucht en zorgden voor de felle kleuren in de gesteentes. Feitelijk liepen we nu dus over een gestolde massa van vulkanisch materiaal. Wauw!
Nadat we deze twee bijzondere plekken hadden bezichtigd dacht ik dat we het mooiste van het eiland wel gezien hadden, maar daar vergiste ik me in! Vanaf onze volgende stop liepen we klein kwartiertje van de weg af, in de richting van de zee. Voor m’n gevoel waren we nog steeds op zeeniveau, maar ik had me niet gerealiseerd dat de weg langzaam omhoog had geleid en we ons dus een aardig eind boven de kust bevonden. Een paadje liep door een rij heuvels, die ons het zich van de kust had ontnomen. We volgden het pad tot het abrubt ophield en eindigde aan de rand van een enorme klif, tientallen meters boven het strand. Het uitzicht was adembenemend en ik wist niet wat ik zag. Je keek neer over het hele strand en het water was zo helder dat je zelfs vanaf deze hoogte de vissen kon zien zwemmen. De indrukwekkende rotsformaties liepen stijl naar beneden en een verkeerde stap betekende einde verhaal. We hebben hier zeker een half uur gezeten, onder de indruk van het spectaculaire uitzicht.
Vanaf de klif zijn we een stukje teruggewandeld en langzaam afgedaald via een eenvoudigere weg, naar het strand. Het zand was hier knalrood. Rijk aan ijzeroxide, vertelde Mohamad. We hadden het inmiddels behoorlijk heet en waren wel toe aan wat verfrissing. Zwembroek had ik niet bij me, dus dan maar gewoon een duik in m’n onderbroek. Het water was heerlijk koel en super helder. Op de rotsen aan de kust zaten tientallen grote krabben, die schichtig wegkropen als je te dichtbij kwam. Terwijl we op het strand zaten op te drogen en een kleine lunch hielden, werden we ineens benaderd door een politieagent die onze tassen wilde doorzoeken. Blijkbaar werden hier nog wel eens feestjes met alcohol gehouden en de politie wilde weten of we niet aan de drank zaten.
De rest van de rit over het eiland deden we zonder stops, maar er was onderweg genoeg moois te zien. Hier en daar doemde een hoge witte zoutheuvel op en overal zag je rotsen en zoutkristallen in allerlei felle kleuren. Bizar hoe de natuur dit soort kleuren aan kan nemen.
Toen we eenmaal een heel rondje over het eiland hadden gemaakt was het al bijna 3 uur. De ferry terug zou om 4 uur vertrekken dus we hadden nog een uur. In die tijd hebben we het atelier bezocht van een bekende Iraanse kunstenaar, die beeldende kunst maakt met behulp van voorwerpen uit de natuur. Zo gebruikt hij bijvoorbeelde kleurstoffen uit het zand op Hormoz in schilderijen en graffures. Het atelier is opgezet als werkplaats voor vrouwen van Hormoz, die vaak een eenvoudig en saai leven hebben en op deze manier hun gevoelens kunnen uiten in kunst.
Eenmaal terug op Qeshm hebben we met elkaar gegeten in het restaurant en heb ik voor de laatste keer brood gebakken. Ik had nu extra veel gemaakt en gaf ook wat aan de staff in de keuken, die er blij mee waren. Met z’n allen hebben we de rest van de avond buiten gezeten en naar de muzikanten geluisterd, mooie laatste avond!
Geschreven door Milan