Twee dagen na mijn aankomst op Qeshm was er nog een nieuwe vrijwilliger bijgekomen. Eugene, een oudere man (rond de 50) uit Niew Zeeland die hier ook twee weken zou blijven. Z’n manier van doen en laten was iets waar ik even aan moest wennen. Gekleed alsof hij twintig jaar jonger was, met constant een petje op en een gekke sjaal om z’n nek. Hij was extreem relaxed en easy going, soms zelfs tot het luie toe. Achter iedere vraag voegde hij “my friend” toe, waar ik me al bijzonder snel aan begon te irriteren. Hij was heilig overtuigd in al het goeds op de wereld en geloofde niet in problemen. “You have to think in solutions, not in problems. In the end everything will be alright”. Dit soort ‘levenswijsheden’ gooide die op z’n minsten iedere vijf minuten in de conversatie. Ikzelf ben wat meer down to earth and werd al gauw moe van zijn gewauwel. Helaas moest ik ook nog eens de kamer met hem delen. Alles zou nog best te overzien zijn als die overdag gewoon goed z’n werk zou doen en mee zou helpen. Maar als je zelfs faalt in het afmeten van een stuk hout met een meetlint ben je in mijn ogen toch wel een beetje simpel. Het feit dat die iedere tien minuten op z’n telefoon zat te appen met Iraanse dames die die eerder op z’n reis had ontmoet (hij was vrijgezel) maakte het helemaal af. Wat een figuur.
De achtste ben ik in de ochtend samen met Monika en Sven mee op stap geweest om Hengam island te bezoeken, een klein eiland ten zuiden van Qeshm. Met de auto reden we het eiland over naar de plek waar de ferry vertrok. Eugene, die ook mee was, deed er een eeuwigheid over om naar de wc te gaan waardoor we bijna de boot mistte. De kleine speedboat, waar we in totaal met 10 mensen in zaten, scheurde weg van het eiland, stuiterend op de golven. We vaarden een heel eind van de kust vandaan tot we op een groepje andere boten stuitten, die hier stil lagen. Al snel werd de reden van de drukte bekend, dolfijnen! Er sprong er af en toe een uit het water en alle bootjes probeerde ze te achtervolgen. In totaal waren er zeker een stuk of tien maar door de grote drukte van toeristen werden de dieren makkelijk afgseschrokken en konden we ze niet echt van dichtbij zien. Vervolgens werd er een stop gemaakt op Hengam island zelf, waar eigenlijk vrij weinig te doen was. Op de vele kleine kraampjes met prualria voor toeristen was ik al snel uitgekeken en de rest van het eiland was min of meer kaal.
De rest van de middag en ook de hele volgende dag ben ik weer bezig geweest met het schuren en verven van de taghts. Het eentonige werk en het constante geluid van de schuurmachine werkte om eerlijk te zijn vrij rustgevend en de tijd vloog terwijl ik lekker bezig was in het zonnetje. Af en toe kwam Parmila, het dochtertje van een van de dames die in het restaurant werkte, bij ons kijken. Het kleine meisje van een jaar of 5 was super nieuwschierig en wilde ons constant helpen, wat onwijs schattig was. Bij het in elkaar zetten van de houten frames timmerde ik iedere keer de spijkers tot halverwege en liet haar de rest doen, wat ze prachtig vond. Het was een beetje sneu dat ze hier de hele dag in het restaurant zat, zonder andere kinderen om mee te spelen. Haar leek har niet uit te maken en ze probeerde me constant af te leiden om spelletjes te spelen. Vergeleken met de gemiddelde Iranees wist ze al aardig wat woordjes engels, waarschijnlijk opgepikt van alle vrijwillegers en toeristen. Ze leerde me om tot tien te tellen in farsi en iedere keer dat ik dat deed kreeg ik een “geelie goebie!” te horen (very good). Super leuk kind.
Na mijn twee weken op het eiland zou ik nog twee weken gaan reizen door de rest van Iran, waarbij ik voornamelijk hoopte te couchsurfen. Hierdoor was het handig om een simkaart te hebben zodat ik altijd kon interenetten. Annelies en Ali gingen ’s avonds de stad in en boden aan dat ik mee kon om een simkaart te halen. De winkel had wat tijd nodig om de simkaart te installeren en ik moest m’n telefoon achterlaten. Ondertussen wilde Ali een aantal mensen en winkels bezoeken en reed in z’n gebruikelijke haastige manier van hot naar her. In een of andere garage van een vriend stond een tweedehands wasbak die van ellende uit elkaar viel. Toch wilde Ali hem kopen en ik hielp hem het ding de auto in te tillen. Annelie, die mijn sceptisisme deelde, fluisterde me toe dat Ali constant oude rotzooi kocht waar ze naar haar mening niks mee konden. Waarschijnlijk iets Iranees. De Nederlandse zuingiheid bezat Annelie ook en we moesten lachen toen Ali ook nog besloot een hele doos met gebruikt bestek te kopen. In alle haast vergat Ali op de terugweg bij de telefoonwinkel te stoppen waardoor ik zelf terug moest. Gelukkig waren er twee fietsen aanwezig in het restaurant die ik kon gebruiken. Fietsend door de donkere chaotische straten van Qeshm city waar auto’s constant midden op de weg stil stonden was een beetje spannend, maar ook wel leuk. M’n telefoon heb ik uiteindelijk terug gekregen!
De volgende dag vertrokken Sven en Monika. ’s Ochtends heeft Monika me nog geleerd hoe ik met het meel uit de keuken brood kan bakken, iets wat zij tot nu toe iedere dag had gedaan. Ik was inmiddels vrij gesteld geraakt op het Duitse stel en vond het jammer dat ze weg gingen. Ze vertelde dat zij zelf ook regelmatig vrijwilligers via workaway op hun bierbrouwerij en gasthuis hadden en zeiden dat ik daar altijd welkom was. Dat was een warm en lief gebaar en iets waar ik ooit graag op terug zou komen. Samen met alle bediendes in het restaurant hebben we ze uitgezwaaid toen ze langzaam wegreden in hun krakkemikkige Iraanse Saipa. Eind van de middag werden de twee lege plekken in ons team al weer opgevuld door twee nieuwe vrijwilligers. Een volwassen koppel uit Nieuw Zeeland, Kate en Anthony. Ze waren beiden erg vriendelijk, maar wel een tikkeltje saai. Kate had vrij veel gereisd in d’r hele leven, maar voor Anthony (die al halverwege de 40 was) was het de eerste keer buiten Nieuw Zeeland. Alles was dus volledig nieuw en spannend voor hem, wat grappig was om te zien. Ze werden gelijk aan het werk gezet en met z’n allen moesten we helpen toen Ali ineens besloot de hele inrichting van het restaurant om te gooien om het podium voor de muzikanten te verplaatsen. Iedere avond speelden er twee muzikanten in het restaurant die Iraanse liedjes zongen. Elke avond voerden ze de zelfde show op dus ik had het inmiddels wel gezien. De gasten vonden het welliswaar geweldig en je kon ze iedere avond horen juichen en meeklappen. (Hoewel wel ingehouden want het vertonen van teveel enthousiasme in het openbaar kan je in de problemen brengen met de Muttawi en dansen is al helemaal uit den boze).
Geschreven door Milan