Rond 15.00 uur werden we bij het hotel in Yangon door een taxi opgehaald. Een zeer sjieke auto waarbij we helemaal in het pluche wegzakten. De taxi zou ons naar het busstation brengen voor de nachtbus naar Hsipaw. Na een uurtje kwamen we op een overvol busstation aan. Als dat maar goed gaat dacht ik. Bijna niemand spreekt Engels. Maar geen nood, met handen en voeten werd ons duidelijk gemaakt dat we naar de wachtkamer moesten. Ze zouden ons wel komen halen. De bus zou pas tegen 17.00 uur vetrekken, dus een lange zit. Maar geen nood, lekker lezen of puzzelen en de tijd vliegt voorbij.
Mijn tochtje met de nachtbus in 1994 over de Sumatraanse highway nog in gedachten, was ik dan ook zeer benieuwd. Beiden eigenlijk wel. We hebben ons nog afgevraagd of we toch niet beter hadden kunnen vliegen of met de trein hadden moeten reizen. Nu, achteraf kan ik zeggen dat we geen enkele seconde spijt hebben gehad. De bus was super. Stoelen zo breed als in een businessclass van een vliegtuig. Je kon bijna helemaal liggen en er lag een deken klaar (maar goed ook, want de airco stond vrij hoog). We zaten nog niet of er werd een kleine lunchbox rondgebracht en een frisdrankje. Drie chauffeurs die regelmatig wisselden. Om de drie uur werd gestopt om te eten en gebruik te maken van het toilet. De sanitaire voorzieningen waren echter.....nou ja...... Nee ik zeg niets.
Tijdens de tweede stop kregen we tandenborstel en tandpasta en reinigingsdoekje. Als ik het niet beter wist, zou ik zeggen ik zat in het vliegtuig.
Op de laatste stop was het bestellen van iets te eten moeilijk wegens het niet spreken van ook maar enig woord Engels. Plots stond er een meisje voor ons die in perfect Engels vertelde dat we een mie-soep konden bestellen. Dat dan ook gedaan, staat ze vijf minuten later voor ons met de mededeling dat ze ons op die soep trakteerde. Op mijn opmerking dat dit niet nodig was zei ze: "Ja toch, want jullie zijn buitenlanders". Meer niet. Wellicht vond ze het prettig Engels te kunnen praten, ik weet het niet. Lekker soepje overigens.
Een mooie grote weg, soort snelweg, met nauwelijks bochten (pas toen we de bergen inreden) bracht ons in noordelijke richting. We zouden om 9.00 uur in Hsipaw zijn, maar hoe maak je dat de chauffeur duidelijk die geen woord Engels spreekt. Je moet immers tevoren je uitstapplaats noemen. Een paar keer het ticket laten zien en er werd begrijpend geknikt. Zou hij het begrepen hebben???? We hadden ons weer lekker in de dekens gewikkeld toen een van de chauffeurs voor ons stond. De bus was gestopt en we waren in Hsipaw, althans wij lagen te snurken terwijl de bus er was. Het was pas 7.00 uur, we hadden er geen erg in. Snel uitstappen, bagage bijeenschrapen en de bus rijdt verder.
Bij de bushalte stond een bus-taxi die ons maar wat graag naar het Guesthouse wilde brengen. Een laadbak achter een brommertje. Binnen twee minuten waren we bij het guesthouse. Daar werden we hartelijk ontvangen. Na een kort ontbijt en een korte douche, toch maar iets langer dutten. Het volgende uitstapje was gepland voor 15.00 uur.
Om 15.00 uur stond onze gids Jack op de stoep, samen met zijn 5 jaar jongere zusje San dat maar wat graag goed Engels wilde leren spreken. Er stond een wandeling op de planning met een bezoek aan een school. De door ons meegebrachte spullen zouden zeer welkom zijn. Op onze vraag of we ook de meegebrachte brillen ergens konden afgeven, werd door Jack zeer verheugd gereageerd.
In Hsipaw is een klooster gevestigd met daarbij een oogkliniek. De daar werkende artsen werken er als vrijwilligers vooral voor de ouderen die zich financieel eigenlijk geen bezoek aan een oogarts, laat staan een bril kunnen permitteren.
Als eerste naar de school. Deze was gevestigd in een nonnenklooster waar ca 165 meisjes in de leeftijd van 10 tot 20 verblijven. Willen ze verder studeren, dan wordt dat door het klooster gestimuleerd en wordt zelfs voor de kosten gezorgd. Overal zag je de kleine roze gewaden. Kaal kopie en net zo speels als ieder ander kind. Hier verblijven ook veel meisjes die hun ouders als gevolg van de onlusten rond de Rohingya's kwijt zijn geraakt. Moeder overste nam dankbaar de door ons meegebrachte spullen aan.
De wandeling werd vervolgd door kleine gehuchten rond Hsipaw, alle gelegen in de Shan-streek (autonome deelrepubliek). Ook hier overal rijstvelden, aubergines, mais enz. Onderweg nog thee gedronken. Alles zeer, maar dan ook zeer, armoedig. Je wordt weer even met beide voeten op de grond gedrukt. De armoede die er is, maakt dat je plots weer beseft hoe goed je het zelf hebt.
Onze wandeling werd afgesloten met een bezoek aan het klooster en de oogkliniek. Ook hier werden de meegebrachte brillen met grote dankbaarheid in ontvangst genomen. Met het hoofd van het klooster (zie foto) heb ik afgesproken, dat ik ervoor zal zorgen dat ze nog verder zullen worden voorzien van brillen. Mocht je dus ergens een oude bril hebben liggen, weet dat je deze bij Math of mij kan inleveren. Ze krijgen een goede bestemming.
Dan nog even over het kloosterleven.
Iedere Birmese man wordt geacht minstens twee keer in zijn leven (tijdelijk) toe te treden tot de Sangha, de boeddhistische kloosterorde.
Shin-pyu, monnik worden, is een van de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van een Birmese jongen. Meestal vindt deze plechtigheid rond de 10de verjaardag plaats. Een astroloog bepaalt de gunstigste dag. De familie rijdt de jongen in prinselijke gewaden en versierd met sieraden op een paard of open kar door het dorp. De jongeling stelt prins Siddharta voor, in de tijd dat deze rijk was en de verlichting nog niet had bereikt. De optocht eindigt bij het klooster. Hier legt de jongeman zijn sieraden af, laat zijn hoofd kaalscheren en vraagt tot het klooster te mogen toetreden. Na toestemming krijgt hij een monnikspij en bedelnap en wordt als novice in de kloostergemeenschap opgenomen. In de regel blijft hij enkele dagen of weken en krijgt les in meditatie en de boeddhistische leer.
De tweede keer dat iemand kan intreden, is direct na de 20ste verjaardag. Meestal duurt 'de periode drie maanden en valt samen met Waso, de boeddhistische vastenperiode van juli tot september. Dan is de regenperiode en is er op het land weinig te doen.
Om opgenomen te worden in de kloostergemeenschap is de toestemming van de ouders nodig. Volgens de overlevering wilde Siddharta’s halfbroer Nanda novice worden. Zijn vader, koning Kapilavasta, was geschokt door het idee twee zoons te moeten afstaan en ontlokte Boeddha de belofte dat voor toetreding tot de Sangha altijd goedkeuring van de ouders nodig was.
Monniken houden zich bezig met studie en meditatie en vervullen daarnaast een rol in het onderwijs, vooral in de kloosterscholen (kyaung) op het platteland.
De status van monniken is afhankelijk van de verblijfsduur in het klooster. Het meeste aanzien hebben monniken die vanaf hun jeugd voor het kloosterleven hebben gekozen, de nge-byu of smettelozen. Een monnik die tien jaar in de Sangha heeft doorgebracht, krijgt de titel pongyi. Monniken leggen geen gelofte van trouw af en kunnen op ieder moment de orde weer verlaten. Wie de seculiere wereld boven de kloosterorde verkiest, noemt men lu-twet, vluchteling. Van de 500.000 monniken die jaarlijks de kloosters bevolken, kiest een minderheid voor een permanent verblijf en struinen met hun bedelnap huizen, winkels en stalletjes af. Het eten dat ze ophalen is de enige maaltijd die ze die dag nuttigen.
Monniken staan in hoog aanzien, want toetreden tot een klooster zien veel Birmezen als een stap op weg naar het nirvana. Nonnen staan minder in achting, omdat vrouwen het nirvana niet rechtstreeks kunnen bereiken. Ze hoeven niet zoveel regels in acht te nemen als hun mannelijke tegenhangers en vergaren daardoor minder religieuze verdiensten. Er zijn veel meer monniken dan nonnen, die zijn te herkennen aan hun kaalgeschoren hoofd en zalmroze pij. Meisjes worden geacht een keer in hun leven tijdelijk non te worden, maar velen willen dit niet. Reden is vaak het gegeven dat ze hun hoofd moeten kaal scheren en dat liever niet meer willen als ze tiener zijn.
Geschreven door JosetteMath.vakantie