Nog voordat het diner in de abdij wordt geserveerd, arriveren er ook nog twee Italianen. Een oudere man op de fiets en een dikke vriendelijke vrolijke die ik reeds ontmoette bij het diner in het hostel in Vercelli. Ik slaap dus tussen twee Fransen en twee Italianen. Ik merk dat ik een soort van opgelucht ben dat die dikke vrolijke Italiaan er is. Ik vermoed dat hij gigantisch gaat snurken, maar dat neem ik dan maar voor lief.
Het eten is prima: pasta, groente, vlees, rode wijn erbij en fruit toe. Daarna gaat iedereen slapen. Na het ontbijt om 7 uur moeten we wegwezen.
Ik lig in mijn eigen slaapzak, maar alles prikt en jeukt. De muggenbeten, de krassen op mijn arm (van de doornen), de mogelijke vlooien en bedwantsen, ach, ik moet er niet teveel over nadenken. Door de vele kilometers val ik gelukkig snel in slaap.
Bij het ontbijt is iedereen wat spraakzamer dan bij het diner. We hebben het over het licht dat vannacht af en toe uit de kieren van de kerkdeur kwam en de Middeleeuwse pelgrims die daar hun naam in de muur hebben gekrast (de kerk is uit 1132).
Ook willen we weten wat de tekst ‘Sta’senza penzier’ op het t-shirt van de vrolijke Italiaan betekent. Het is puzzelen en zoeken omdat de Italiaan geen woord Engels of Frans spreekt, maar het blijkt ‘Don’t worry’ in een Napolitaans dialect te zijn.
Ik ontdek ook tijdens het ontbijt dat de twee Fransen die dag naar hetzelfde pelgrimshuis gaan als ik. Zit ik nog met die rare snuiters opgescheept…Gelukkig arriveer ik eerder in het pelgrimshuis in Garlasco en hebben we hier gescheiden kamers. Er is een wasmachine en droger, dus ik kan alles verschonen. Wat een genot om na dat vieze bed in de abdij in een gewassen slaapzak te kunnen slapen. En die vreemde Fransen vallen die avond ook wel mee. We delen ons eten en drinken, en we kletsen wat over onze ervaringen op de Via Francigena. Maar ik doe wel mijn slaapkamerdeur op slot.
De volgende ochtend vertrek ik vroeg en kom ik in het eerste dorp de vrolijke Italiaan weer tegen. Hij vraagt waar ik naartoe ga en hij verbetert mijn uitspraak van de stad Pavia (klemtoon op ‘vi’). Als ik later op de dag pauzeer, aan de rivier Fiume Ticino, in de schaduw, op een tuinstoel, die daar zomaar staat te staan, komt de vrolijke Italiaan weer aangelopen. ‘Una sedia magica’ zegt ie. Ik sta op, want ik heb lang genoeg gepauzeerd. ‘Una sedia magica per te’, zeg ik. Ik gun hem een pauze op ‘de magische stoel’ omdat ik dankbaar ben dat hij er was in de abdij. Hij straalt de tekst op zijn t-shirt uit.
In Pavia pak ik een rustdag. Ik wil de twee Fransen niet elke dag tot Rome tegenkomen. Ik zal de vrolijke Italiaan mogelijk ook niet meer zien. Maar ik neem deze ervaringen en ontmoetingen mee en zal weer nieuwe ervaringen opdoen en anderen tegenkomen.
Wat ik leerde van dit al: Deel wat je hebt en je geluk wordt vermenigvuldigd. Sta’senza penzier!
—
Dag 63 Garlasco 19 km
Dag 64 Pavia 27 km
Dag 65 Pavia Rustdag
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel