Na een goede nacht slaap en een keurig ontbijt neem ik afscheid van de gastvrouw en haar man, zónder handen te schudden.
Het is 9 uur en het wolkendek is dikker en grijzer dan gisteren. Ook staat er een fris windje. Niet ideaal om de hele dag buiten te zijn. Maar ik ga met goede moed op weg. Ik houd dezelfde tactiek als gisteren aan: om de 5 km pauze bij de eerstvolgende bank. Dat gaat de eerste twee keer goed. Bij de tweede pauze is het ‘uitbloashuuske’ (rustpunt voor wandelaars en fietsers met zelfbediening voor koffie ed) weliswaar gesloten vanwege Corona, maar ik heb mijn eigen koffie mee. Bij de derde gewenste stop staat de eerstvolgende bank op een kruising, middenin de inmiddels gure wind. Dan maar de volgende, denk ik, maar die staat naast een veld waar een boer net zijn giertank aan het legen is. Het stinkt zo erg, daar kan ik niet uitgebreid lunchen. Dus ik loop verder. Ik loop op mijn reserves, ik word moe. Na 8 km vind ik een bank. Weer in de wind, maar ik móet nu eten. Als ik zit, merk ik dat ik nodig moet plassen. Maar dat is op deze plek onmogelijk. Geen beschutting en overal woningen. Na wat eten en een klein beetje drinken, loop ik verder. Mijn blaas vindt het niet leuk meer. Ik loop door open velden. Ik wil een bos in en achter een boom of struik zitten. Gelukkig bereik ik eindelijk een bos. Ik ben zo blij! Ik gooi mijn rugzak af, kruip achter wat boomstammen die opgestapeld liggen en wil mijn broek net naar beneden trekken als er mensen aan komen lopen. De hele dag geen mens gezien, en nu... Ik wacht en denk erover nog verder te lopen, maar ik houd het niet meer. Ik laat mijn rugzak liggen, ren naar een beschutter plekje en leeg mijn blaas. Eindelijk. Ik ben kilometers lang bezig geweest mijn plas op te houden. Het heeft me veel energie gekost. Ik heb niets van de omgeving in me opgenomen, zo erg heeft de volle blaas mijn gedachten beheerst. En steeds zag ik ANWB-paddestoelen met bewegwijzering naar Ruurlo, hier niet ver vandaan. En Ruurlo doet me denken aan een vakantie aldaar met mijn ouders en vrienden van hen met kinderen. Tijdens die vakantie vertelde mijn moeder na een wandeling dat ze in het bos had gepoept. De kinderen aanwezig rolden van de bank: ‘Getverderrie!!! Dat is echt smérig!!’ We moeten het tafereel nog ergens op een videoband hebben. Zonder geluid, want dat nam de videocamera niet meer op. Maar je ziet de kinderen van de bank afspringen en hun expressie is duidelijk. Daar dacht ik dus aan vandaag. En aan mijn volle blaas. Na de plas, liep ik weer een stuk lekkerder, maar bij Gaanderen heb ik besloten de trein naar huis te nemen. De gastvrouw van mijn volgende b&b heeft me laten weten zwaar verkouden te zijn. Ik ben na deze etappe koud, moe en daardoor ook huiverig om vatbaar te zijn voor van alles. Ik wil gewoon naar huis om in mijn eigen bed te slapen. Daarnaast gaat er morgen een basisdienstregeling in met de trein, waardoor thuiskomen vanuit de Achterhoek een wereldreis dreigt te worden. Met dit vooruitzicht ben ik blij met mijn beslissing nu naar huis te gaan. Het was al met al een goed weekend, ik ben ver gekomen en de rest volgt een andere keer. Voorlopig kan ik door de Coronatoestanden toch niet vertrekken naar Rome. We zullen zien hoe het verder loopt.
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel