De eerste augustus begon bewolkt en daardoor was het qua temperatuur lekker om te lopen. Ik passeerde rijstvelden en dorpjes, de wegen waren gemakkelijk en vlak. Wel kom ik ‘s ochtends langs een watertje waar ik lek gebeten word door muggen, ondanks citronella als parfum. Ook haalt een plant met doornen mijn arm open. Ik denk dat anderen dit pad skippen en via de weg lopen, of ik ben de eerste hier vandaag. Ze missen een prachtig dichtbegroeid pad, maar na drie spinnenwebben in mijn gezicht ben ik het toch ook een beetje zat. Met mijn wandelstokken zwaai ik voor me uit om te voorkomen dat het nog eens gebeurt.
Als ik weer op een grindpad uitkom, loop ik vrij snel het dorp Nicorvo binnen. Er is een pelgrimshuis, maar geen winkels of restaurants en ik wil nog wat verder. Van de abdij in Mortara heb ik echter nog geen antwoord ontvangen. Ik bel en vraag in het Italiaans of er plek is. Het antwoord is een waterval aan Italiaanse woorden. Ik begrijp alleen het eerste woord: ‘Si.’ Ik vraag of ze Engels spreekt en de dame begint keihard te lachen. Vervolgens spreekt ze in steekwoorden met af en toe een woord Frans: 1 persoon, 1 nacht, diner en ontbijt, 20 euro. Ik ben blij dit te begrijpen en zeg: ‘Va bene, grazie’.
Daarna stiefel ik naar Mortara. Het wolkendek breekt open en de temperatuur stijgt. Eenmaal in het centrum zie ik op een lichtbord van de apotheek dat het 38 graden is. Ik heb er inmiddels 32 km opzitten en zie dat ik aan de andere kant van het stadje moet zijn. In Google Maps typ ik het adres, nog zo’n 3 km te gaan. Ik loop en loop en kom bij een grote drukke weg uit. Volgens Google moet ik linksaf, over die weg dus…Vooruit dan maar.
Na 1,5 km sta ik bij een kerkgebouw met daaraan een gigantische muur met tierelantijnen. Is dit de abdij? Ik loop richting de poort waar een meneer mij vraagt: ‘Via Francigena?’ Ik antwoord in mijn gebrekkige Italiaans dat ik op zoek ben naar mijn overnachtingsadres. Wat volgt is een bijzonder ge-heen-en-weer en ik die wijzend op mijn telefoon probeer duidelijk te maken dat ik volgens Google Maps hier moet zijn. De meneer gaat steeds harder praten, maar ik begrijp slechts twee woorden: chiesa (kerk) en autostrada (die drukke autoweg van net). Met zijn gebaren erbij begrijp ik dat ik weer terug moet over die drukke autoweg. Tot slot zegt ie iets met ‘dormire sempre qui’. Dat begrijp ik en ik moet lachen: hier kun je voor altijd slapen, dit is de begraafplaats.
Vloekend op mezelf en op alle vrachtwagens die langs scheuren loop ik 1,5 km terug langs de drukke autoweg. Ik zie de abdij en snap niet dat ik het op de heenweg gemist heb, het zal de hitte zijn geweest. Ik heb bijna 39 km op mijn horloge staan en ik ben er klaar mee voor vandaag.
Een oudere dame doet de deur open en begeleid me naar een slaapzaal waar ze een stretcher met een smerig matras voor me openklapt. Ernaast liggen twee mannen die ik een paar dagen geleden trof tijdens het lopen en die toen heel vreemd deden.
Als ik ga douchen, blijken er geen sloten op de badkamer- en wc-deur te zitten. Ik voel me zeer ongemakkelijk, maar kan niet meer verder.
Boven het hoofdeinde van mijn stretcher hangt een portret van Paus Franciscus, opdat ie maar over me waken mag…;)
(wordt vervolgd)
—
Dag 62 Mortara 39 km
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel