Op mijn rustdag heb ik toch nog van Everdingen naar Acquoy gelopen of noem het gestapt. Stapvoets trotseerde ik de blarenpijn. Gaan moest ik, want bij Fort Everdingen kon je alleen maar bier drinken in een proeflokaal. Erg lekker natuurlijk, maar eten had ik nodig.
De dichtstbijzijnde supermarkt die op zondag geopend is, was zo’n 2,5 km verderop. Ik besloot daarom toch maar richting Leerdam te gaan: boodschappen doen en toch ook wat kilometers maken. De route was echter saai: een lange asfaltweg. De hitte van het wegdek stoomde door mijn schoenzolen. En had ik al gezegd dat ik op blaren liep?
In slakkengang bereikte ik de supermarkt in Leerdam. Wat helemaal prima was, want hij ging toch pas om 12 uur open. Ik vulde mijn voorraden aan en sukkelde verder naar een camping in Acquoy. Aldaar moest ik even wachten op een stel met caravan dat min of meer gelijktijdig aankwam, maar daarna mocht ik mee op de golfkar naar het tentenveld. Daar werd ik rondgeleid. Het sanitair, de bibliotheek, de afvalbakken en een wasmachine. ‘O graag, mag ik een wasje draaien?’ Na vier dagen zweten is alles wel goor.
De rest van de middag lag ik (nog net niet met een kokosnoot of in de billen bloot) op mijn luie haidewiets en konden mijn voeten rusten. Maar het hoofd, het hart, de buik en de benen wilden maar één ding, namelijk: lopen. Mijn onderdanen zijn dictators geworden, de voeten dicteren dat de rest van mijn lijf nu rusten moet. Ik heb me er de hele dag mentaal tegen verzet, maar ‘s avonds kon ik niet meer. Een loopje naar het toilet deed al immense pijn. Voor het slapen gaan smeerde ik de blaren in met een dikke laag zalf met een pleister. Echte blarenpleisters heb ik niet en durf ik nog niet te gebruiken (daar heb ik eens een bloedblaar aan overgehouden).
De volgende ochtend, na een goede nacht, lag er voor mijn tent een vers croissantje voor me klaar, want ze hadden dus ook nog broodjesservice. Wat een heerlijkheid! Na de inpak ging ik weer in de benen en de voeten waren tevreden. Ik kon weer een beetje lopen.
Twee kilometer verderop in een natuurgebiedje liep ik door een drassig bos. Zakte ik met mijn rechtervoet een partij diep in de blubber! Modder in mijn schoen en aan mijn sok en broek. Met behulp van mijn stokken wist ik me eruit te klauteren. Wat een schrik. Fijn dat alles even schoon was, het was van korte duur…
Na dit stukje avontuur liep ik de rest van de dag weer over lange saaie asfaltwegen. Wandelknooppunten volgen is efficiënt, maar het zijn niet de mooiste routes. De eentonigheid werd tweemaal onderbroken door water wat ik mocht oversteken met een pont: de Waal en de Dode Maasarm.
Als ik na een etappe van 20 km aankom op natuurkampeerterrein Nederhemert, heb ik nog tijd om te pootjebaden in de rivier en wat te lanterfanten. De blaren zijn nog niet helemaal weg, maar ik zal de voeten vertroetelen. Ze eisen dat.
—-
Dag 4 Acquoy 14 km
Dag 5 Nederhemert 20 km
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel