‘s Ochtends word ik wakker van een groep spreeuwen die de struik boven mijn tent als verzamelpunt hebben uitgekozen. Het geluid is immens, dus ik ga er maar uit. Wat is het vroeg.
Nadat ik op mijn gemak thee heb gedronken en mijn spullen ingepakt, maak ik die kerel wakker die niet gewekt is door de spreeuwen. ‘Loop je mee of ga je liever alleen verder?’
We vertrekken om half 9 aan een lange pittige tocht. Eerst is het nog bewolkt, maar het trekt snel open. Op de Gulperberg, bij het Mariabeeld, hebben we weids uitzicht. Helaas lopen we hierna weer verkeerd en de extra kilometers beginnen te tellen. De één: ‘Ik dacht dat jij navigeerde.’ De ander: ‘Ik dacht dat jij zat op te letten.’ Maar we maken er grappen om en corrigeren de route waar nodig.
Ter hoogte van Epen zijn een paar campings waar we kunnen verblijven, maar het is nog te vroeg. We voelen ons fit en willen verder. We passeren de grens met België en beklimmen de Hakkenberg. Die beklimming heeft een lange aanloop via bos en weilanden. De temperatuur stijgt en we houden halverwege pauze op een bankje in de schaduw. We eten droge worst met komkommer: zout en vocht. Gedurende de klim worden we steeds stiller. Ik heb last van brandende voetzolen en een klein beginnend blaartje op de zijkant (!) van mijn rechtervoet. Ik weet niet waar hij last van heeft, maar zijn praatjes en grapjes zijn klaar.
Op de top zonder uitzicht, midden in een bos geven we elkaar een high five en beginnen aan de tocht naar beneden. Die blijkt pittiger dan de klim. Het is een hol en smal pad met veel natte en gladde losse stenen. Bij elke stap is het opletten.
Als we op een wat breder pad uitkomen, vraagt ie: ‘Zullen we lunchen met soep?’
Het eerstvolgende bankje dat we tegenkomen wordt bezet door vier jongemannen die ook de Dutch Mountain Trail lopen. We passeren elkaar elke dag een keer of twee en stonden op dezelfde camping bij Vaals. We lopen naar het volgende bankje waar hij de soep opwarmt en ik om het hoekje een bewegwijzeringsbord zie staan naar ‘Gelato farm’, met een afbeelding van een ijshoorntje erbij. Als een kind zo blij, spring ik op: ‘IJs! Er is hier ijs in de buurt!’
Serieus: dit is een prachtige tocht over wandelpaadjes, maar je passeert geen dorp. Je loopt om elk dorp heen. Even wat te eten of te drinken halen, is er niet bij als je je aan de route houdt. Omdat we door het fout lopen al zoveel extra meters maken, zijn we minder geneigd nog ommetjes te maken om een dorpje te zien. En in dit stuk België is er al helemaal niks te vinden, op deze Gelato farm na. Google zegt dat het 650 meter is. Na de soep klimmen we ernaartoe. Dat was nog even een verrassing, de hoogtemeters waren me in Google niet opgevallen.
Bij aankomst zoekt hij het toilet op en ik trek mijn schoenen uit. Ik loop met mijn blote voeten door het keurig gemaaide gras in de voortuin van de Gelato farm. Er staat een dikke rij voor de ijssalon. Ik wacht wel even. Ik koel mijn voeten. Het gras voelt heerlijk zacht aan.
Als meneer terugkomt, begint ie weer te grappen en te grollen. De aap komt uit de mouw: hij moest gewoon nodig…
We halen een ijsje en bekijken de mensen om ons heen. Zoveel mensen bijeen hebben we de afgelopen dagen niet gezien. We verlaten de Gelato farm met hernieuwde energie. Deze ijs-oase was precies wat we nodig hadden.
Hierna lopen we Nederland weer in en Nederland weer uit. Waar we de Gulp oversteken, zie je de sporen van extreem hoog water: een omgevallen boom en het gras op de oevers ligt plat. Nu is de Gulp weer laag en kunnen we de nog intacte brug gewoon over. De hitte begint er wel weer in te hakken. De camping die we willen bereiken ligt ten noordoosten van Noorbeek. Als we de route nu goed volgen is het nog ruim 15 km en het is al bijna 16 uur. Ik stel voor om de route iets in te korten en niet om, maar door Noorbeek te lopen om te zien of we daar meteen iets te eten kunnen scoren. Hij heeft wat kilometers nodig om aan het idee te wennen, want hij wilt zich graag aan de route houden. Maar naarmate de tijd verstrijkt, zie ik dat hij het zich ook realiseert. Op een bankje naast de kerk in St Martens Voeren stippelen we een alternatieve route uit. We besluiten nog wel de top van de Kattenroth in onze route mee te nemen om geen enkele top over te slaan. Dat vinden we allebei een must: de 7 summits allemaal bereiken.
In Noorbeek vinden we alleen een eetcafé waarvan het terras al vol zit. Een meneer die in zijn achtertuin van een sigaretje zit te genieten, vragen we naar een snackbar of iets dergelijks. Of we verstaan hem niet, of hij ons niet, het is een raar gesprek. Ik zoek op Google en ontdek dat er bij de camping een brasserie zit. ‘Hup, omhoog. Nog één klim naar de camping!’
Om 18.30 u staat de tent en bezweet en al ploffen we neer op het terras van de brasserie. Koud bier en eten moet erin. Een douche kan later. De vier jongemannen van eerder komen ook het terras op, strompelend: zij hebben wel de officiële route gelopen.
Het was een pittige dag en we evalueren en kijken vooruit. Ik wil morgen naar Maastricht, hij wilt twee korte etappes: ‘Ik vond dit te zwaar. Het is wel vakantie.’
Laten we er een nachtje over slapen.
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel