Mensen vragen mij de laatste weken vaak of ik wel eens bang ben onderweg. Nou, eigenlijk niet. In een grote stad kan ik banger zijn. Maar als ik ergens een beetje bang voor ben, dan zijn het de bergen. Ik weet namelijk niet wat ik kan verwachten en ik vind mezelf een slechte klimmer. Dus naarmate de bergen dichterbij komen, voel ik enige spanning. Het scheelt dat ik het meest dure deel van Zwitserland uit ben. Ik kan de etappes wat korter maken zonder geld in het water te gooien. Vanaf Saint-Maurice zijn er weer betaalbare pelgrimsaccommodaties te vinden. Ik verblijf bij de abdij van de Franciscaanse monniken en heb een brandschone eigen kamer. In Martigny slaap ik op de camping in een slaapzaal met twee andere wandelaarsters. En in Orsières beland ik in een gîte exclusief voor pelgrims.
Ik ben vroeg in de gîte aangekomen na de eerste van drie bergetappes. Het is me enorm meegevallen. Wel heb ik vlak na vertrek geschuild voor onweer onder een overdekte picknickplek bij het station van Martigny-La Croix. Met onweer loop ik de berg niet op. Gelukkig is de lucht na een half uur weer blauw. Het weer kan snel keren in de bergen.
In de gîte ben ik onder het genot van een kopje thee aan het nagenieten van de succesvolle eerste klim als er een andere pelgrim binnenkomt. Het is een gepensioneerde Italiaan die tot Kerstmis door Europa gaat rondlopen over diverse pelgrimspaden. Hij is nu van Rome onderweg naar Canterbury, de Via Francigena in de omgekeerde richting. Hij stelt mij weleens een vraag, maar als ik antwoord geef, praat hij er dwars doorheen. Binnen een half uur vind ik hem al irritant dus dit is irritante Italiaan Numero Uno! Wel biedt ie aan om pasta voor me te maken en waarom zou ik daar nee tegen zeggen?
Als we de boodschappen hebben ingeslagen en een biertje drinken, komt er nog een pelgrim binnen. Een Belg uit Gent, op weg naar Rome. We zijn allebei laaiend enthousiast dat we eindelijk iemand tegenkomen die Rome als eindbestemming heeft. En we kunnen nog Nederlands praten ook! Maar in het bijzijn van Numero Uno spreken we Engels. Wel zo sociaal.
De Belg eet mee want we hebben pasta voor een heel weeshuis en zo hebben we een gezellige en gemoedelijke avond. Samen eten verbroedert. Maar pelgrims kruipen vroeg in bed. Om 21 uur lig ik erin. Door alle indrukken en de warmte in de slaapruimte duurt het even voordat ik in slaap val, maar daarna slaap ik vast en diep.
Als ik rond half vijf in het pikkedonker de weg naar de trap zoek voor een toiletbezoek, schrik ik me het apenzuur: voor de trap ligt een onbekende man op een matras te slapen. Hoe laat is ie binnengekomen? Ik heb niks gehoord.
Rond zeven uur tref ik Numero Uno beneden aan. Hij heeft een volledige ontbijttafel voor mij en de Belg klaargezet en staat zelf op punt van vertrek. Hij vertelt dat hij de onbekende man ‘s nachts om twee uur naakt en snurkend op de keukenvloer aantrof. Hij vroeg wat ie daar deed, maar ze kwamen er niet goed uit omdat de onbekende man alleen maar Frans sprak. De man had ook een banaan en de chocolade van de Italiaan voor de helft opgegeten. De Italiaan lacht erom: ‘Ik deel alles met iedereen op mijn camino!’
Als Numero Uno vertrokken is en ik aan de koffie zit, komt de grote onbekende naar beneden. Ik groet hem in het Frans. Hij steekt zijn handen omhoog. Ik vraag of ie Engels spreekt, hij zegt: Entschuldigung. Ik vraag in het Duits waar hij vandaan komt. ‘Poland, Poland. Entschuldigung’. En hij schuifelt, nog steeds met zijn handen in de lucht, richting toilet. Ik zeg in alle talen dat het toiletpapier op is. En dan gaat de deur dicht en blijft hij lang in het hok.
De Gentenaar komt naar beneden en ik doe kort verslag van wat er gaande is. Ik vermoed dat de onbekende man geen pelgrim is, maar een zwerver of een dronkaard die de deurcode kent. Hij heeft geen rugtas maar een grote boodschappentas met wat kleding bij zich. Ik vind het ook vreemd dat ie tegen de Italiaan Frans sprak en tegen mij zegt dat ie uit Polen komt. Ik geloof er niks van.
Als de man uit het toilet komt, loop ik de deur uit: ‘Ik ga wc papier kopen.’
Bij terugkomst vertelt de Gentenaar dat hij de onbekende man heeft ontmaskerd. De man kon prima Zwitsers Frans spreken. Nadat ie betrapt was, ging hij er snel vandoor.
‘Zou toch onprettig zijn geweest als je vannacht alleen in deze gîte was geweest en je had die man ‘s nachts of ‘s ochtends naakt op de keukenvloer aangetroffen?’ zegt de Belg. Dat had ik inderdaad niet zo grappig gevonden, dus ik ben blij dat er anderen waren.
De kans is groot dat ik de Belg nog wel vaker tegenkom omdat we dezelfde bestemming hebben. We lopen echter niet samen verder, omdat we allebei graag alleen lopen en dan zien we wel of we elkaar weer zien.
Morgen de klim naar de top van de Col du Grand Saint-Bernard op 2500 meter hoogte. Het hoogste punt van de Via Francigena. Daarna daal ik af, Italië in. Ik ben er klaar voor!
—
Dag 49 Saint-Maurice 31 km
Dag 50 Martigny 19 km
Dag 51 Orsières 21 km
Dag 52 Bourg-Saint-Pierre 14 km
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel