‘Het gras zal altijd groener zijn daar in het land ver weg achter de heuvels,’ hoor ik Liesbeth List zingen als ik Zwitserland binnenloop. De zon en wolken spelen met het licht op de groene heuvels die voor me liggen. Daarachter ligt een bergje waar bovenop de b&b gevestigd is waar ik die nacht verblijf.
Zwitserland is nieuw voor me. Volgens mij heb ik een keer stilgestaan op het vliegveld van Genève vanwege een hartstilstand van een medepassagier. Ik heb toen enkel een paar uren lang de binnenkant van het vliegtuig gezien.
Afgelopen dagen heb ik wel een paar Zwitsers ontmoet. In Mouthier-Haute-Pierre heb ik aan de bar een biertje gedronken met een blaaskaak die op Leo Alkemade leek en in de jeugdherberg in Pontarlier deelde ik een kamer met een wandelaarster uit Bern. Zij vroeg me of ik al Zwitserse Franken had. ‘Ehm, nee…ik pin zoveel mogelijk.’
En dan ben ik in Zwitserland en bij het eerste dorpje kan ik een cola bij een klein kruideniertje niet pinnen. Alleen cash en Twint (een Zwitserse betaal-app) zijn mogelijk. Gelukkig accepteert de dame ook Euros.
Als ik het bergje voor me, heb beklommen, ben ik vlakbij mijn b&b, maar ik ben erg vroeg. In het dal aan de andere kant ligt het stadje Sainte-Croix. Ik besluit af te dalen om boodschappen te doen en Zwitserse Franken uit de muur te trekken. Ik vind het een feestje om weer eens ander geld in handen te hebben. Het papier van de Zwitserse Frank is lekker stevig, degelijk. Het hele land ziet er goed georganiseerd uit. Ze hebben geen last van ‘de Franse slag’.
Na de klim terug naar de b&b word ik welkom geheten door de gastheer die een ligstoel voor me klaarzet in de tuin en me aanbiedt om mijn was te doen. Die service is exclusief voor Via Francigena-wandelaars. Dus na een douche lig ik in de ligstoel, biertje erbij, naar de Tour de France-radio te luisteren: het lijkt wel vakantie. Dan komt er naast me nog een ligstoel te staan waar Elise plaatsneemt. Elise is een Française die in Zwitserland woont en werkt en nu een weekend een paar etappes van de Via Francigena loopt.
We hebben dezelfde etappe gelopen, maar we hebben elkaar onderweg niet gezien. Het is leuk om weer eens met iemand te kletsen, met iemand waar je een klik mee hebt, ondanks dat je een andere moedertaal hebt. En ik red me inmiddels weer aardig in het Frans. Hier in Zwitserland schaam ik me minder voor mijn accent, want dat Zwitsers Frans klinkt echt super grappig.
De volgende ochtend dalen Elise en ik samen af naar Sainte-Croix, maar we lopen niet hetzelfde tempo. We gaan daar ieder ons weg. Bij het station kijk ik naar de verschillende markeringen: er zijn meerdere opties om de route te vervolgen. Een dame in wandelkleding komt op me af. ‘Loop je de Via Francigena naar Rome? Dan kun je die of die kant op.’ Ze legt me beide opties uit. Ik kies voor de kortere, maar mooie route via de Gorges de Covatannaz.
Ik vind Zwitserland fantastisch! De mensen zijn vriendelijk én vrolijk, het landschap is prachtig, de wandelpaden zijn supergoed gemarkeerd. Dorpen liggen dicht bij elkaar en er zijn veel openbare toiletten. Herbevoorraden en toiletbezoek is een stuk makkelijker dan in Frankrijk. Het water uit de kraan is goed en zelfs de temperatuur is deze dagen aangenaam te noemen. Goed wandelweer. Al met al is Zwitserland een walhalla voor wandelaars. Ik geniet er enorm van, want binnen een week ben ik er alweer doorheen.
Nadeel van Zwitserland is dat alles erg duur is. Als ik hier zou willen wonen, moet ik Roger Federer versieren (hè bah, nee!) of een loterij winnen. Dus ik stap lekker door en zie binnenkort wat Italië me te bieden heeft. Ik verwacht lekker eten, extreme hitte en irritante Italianen. Ik hoop dat het met die laatste twee mee gaat vallen.
—
Dag 45 La Chaux/ Sainte-Croix 24 km
Dag 46 Orbe 23 km
Dag 47 Lausanne 32 km
Dag 48 Villeneuve 38 km
Geschreven door Tjam-aan-de-wandel