We zijn aangekomen in Chisapani, het hoogste punt van onze vierdaagse trekking. 2215 meter boven de zeespiegel. Koud water in de douche. Kan natuurlijk niet verwonderen, want pani betekent water en chisa koud. Het is hier ook een stuk kouder, dus het zal een nacht worden met alle kleren aan. En dan ons klaarmaken voor de laatste dag. Terug naar beneden naar Kathmandu, 15 km te voet en daarna met de wagen.
Deze morgen opnieuw wakker geworden met het zicht op de bergketen. Alhoewel minder zichtbaar wegens nevel, maar toch weer mooi omdat die oranje kleuren altijd de horizon opfleuren. Het hotel waar we geslapen hebben ligt tegen een heuvel aan in Nagarkot en is blijkbaar zowat de laatste of de eerste plaats waar de “echte" trekkers de “gewone” wereld verlaten of terug binnentreden. Vanaf dit stadje is het inderdaad allemaal wat minder. Haast geen huisjes en slechts hier en daar een rustplaats. Het stadje zelf is levendig. Heel wat kinderen staan klaar om naar school te gaan. En wij dus klaar voor een mooie dag.
De eerste acht kilometers tot Chauki Bhanjyang leggen we af met een jeep. Bhuwan en de dragers staan in het bakgedeelte. Ze vinden dit leuk. Vooral omdat dit in Kathmandu niet mag. Ze bewegen op een heel natuurlijke wijze mee met alle mogelijke ongemakken van de weg, want er zijn wel heel wat putten. En ook smalle wegen langs indrukwekkende afgronden. Maar zoals vroeger vermeld, de Nepalezen zijn uitstekende chauffeurs. En bovendien erg rustig, geen agressie en hooguit claxonneren om te waarschuwen.
Het stuk te voet (een goeie zestien kilometer) gaat wat op en neer, maar valt wel best mee qua moeilijkheidsgraad, zodat ook Mie geen problemen heeft. Tijdens die wandelingen is er ook meer tijd voor aangename gesprekken. Over vroeger en nu, over liedjes en poëzie, over de kinderen, dus over van alles en nog wat. Of het leven zoals het is.
We stoppen bij een soort betonnen schuilhok, waar een soort winkeltje is ingericht. We drinken er thee. Vlak ervoor is een jonge vrouw de was aan het doen. Een kleine bron met koud water lijkt genoeg om de kleren weer proper te maken. Hoe ze die droog krijgen, is een andere zaak.
’s Middags komen we toch plots aan bij een plaatsje dat uitgeeft op de vallei en alweer een ander magnifiek uitzicht biedt. De noedels smaken ook hier uitstekend. Het is een beetje zoals nasi goreng: same same but (always slightly) different, maar altijd weer lekker. In het tuintje staat een soort romantische schommel, dus een obligate foto. Toch vreemd dat je zoiets hier vindt.
De bomen langs de weg zijn al wat tropisch van aard. Af en toe een riviertje. En net daar hoor je altijd veel meer vogels fluiten. Zoals de grijskopboszanger die ik via de uitstekende app Merlin opvang. Hoger in de lucht zie je heel vaak prooivogels bidden en cirkelen. We komen ook bij Dhap Dam, een groot stuwmeer dat nog maar net is aangelegd. De werken zijn nog in volle gang. Het zal toch weer de nodige elektriciteit leven in een maatschappij die ook op dat gebied hele stappen vooruitzet. Hier en daar ook de aanzet tot bestrating die de wereld ook dichter bij brengt in deze bergen.
Uiteindelijk stappen we toch Chisapani binnen. En het eerste dat opvalt, is een scheefgezakt huis, een overblijfsel van de aardbeving van 2015. Twintig meter verder staat onze lodge Dorje Lakpa. Very basic, maar oké. Wel wat koud en dus is het afwachten hoe de nacht zal zijn.
Bhuwan, onze gids, is voltijds aan Asian Trekking verbonden. Hij gaat mee als gids of hij werkt in het base camp van de Everest als kok. Hij droomt niet van de top, want hij is zijn beste vriend verloren in een lawine. De man is niet teruggevonden en hij kiest voor het leven. Een verstandige keuze.
Geschreven door Paul.gaat.op.reis.en.neemt.mee