We zijn weer vertrokken voor wat een mooie dag moet worden. Wat minder geslapen omdat mijn CPAP wat begon te pruttelen wegens een teveel aan waterdruppels in de toevoerslang. Of was het misschien omdat ik redactiewerk voor Reineringen had gedaan. Om vragen voor te zijn: dat is het tijdschrift van onze heemkundige kring. En dat redactiewerk vergt toch heel wat aandacht. Helemaal anders dan bij Volkskunde. Eerste statie is Sanur Lodge, de opvolger van Puri Kelapa (klappertempel, klapper is een ander woord voor kokosnoot). Dat hotel was eigenlijk een besloten hofje in Sanur. Afgesneden van de drukke buitenkant. Een paradijsje, een hofje van Eden. Het hofje was een weelderige tuin, perfect onderhouden, met zwembad en de mooie en gerieflijke lodges eromheen. Wie ooit meeging, zal dit wel bevestigen. Ook omdat daar “ons” Nyoman werkte. Ik ken niemand die haar klanten vriendelijker en beter bedient. Altijd goedgezind, ook al heeft ze haar enige zoon verlopen. De gracieuze manier waarop ze met het grootste gemak vier pinten op haar hoofd draagt en toch sierlijk beweegt, is ongeëvenaard. Dat was Puri Kelapa. Was. De bazen besloten te verhuizen en de dag erop lag alles aan diggelen. Via vrienden heb ik zo’n zwart-wit geblokte standbeeldschort uit de tuin van Puri Kelapa kunnen krijgen, je kunt die elke zomer in onze tuin zien. Voor mij is het pure nostalgie. Nu is er dus Sanur Lodge en dat wil ik even checken met het oog op volgend jaar en om Nyoman even goeiedag te zeggen. Voor Nyoman - en toch ook voor mij, hoor - was het weerzien emotioneel. Na twee zinnen sprak ze al over haar enige zoon. Ze was al een alleenstaande moeder. Hij is drie jaar geleden tijdens COVID-19 gestorven. Problemen met zijn maag, maar onrechtstreeks door de pandemie. Je zag dat ze het moeilijk had, want doorgaans zijn Balinezen, a fortiori, vrij gesloten en merk je niet gauw emoties. Bij ons afscheid zag ik duidelijk tranen in haar ogen. Ze is nu 54, we ontmoetten haar voor het eerst toen ze 24 was. Een mooie vrouw in vele opzichten. En nu zonder man en zonder kind. Kinderen horen sowieso niet voor hun ouders te sterven. O ja, Chris wou het niet geloven, maar ze kan vijf flesjes Bintang dragen. Het hotel is een poging tot imitatie van Puri Kelapa. De veertig kamers van toen vielen minder op dan de achttien kamers van nu. Alles samengeperst op een veel kleinere ruimte. Maar de kamers zijn nog altijd prima. Dus geen probleem. En de meeste mensen die er werken, dragen nog altijd een T-shirt van Puri Kelapa. Het museum van Bali is echt wel de moeite waard. Maar hoewel westers en oosters toerisme (Sanur en Kuta) hier overal om de hoek schuilt, zijn er geen tien bezoekers, onszelf inbegrepen. Jammer. Volgens Lonely Planet is dit het British museum en the Smithsonian van de Balinese cultuur, maar ze “could use a dose of curatorial energy”. Uiteraard schuilt daar een stuk waarheid in, maar tegelijk een neokolonialistische houding. Kijk eens hoe goed wij zijn, van ons kun je nog wat leren. Want door wat zij schrijven, zullen mensen niet onmiddellijk naar het museum gaan. Dus geen inkomsten en zo geraak je in een spiraal. Ja, de vitrines konden wel een wasbeurt gebruiken. En ja, een oude telefoon en een oud geweer werken als een tang op een varken naast buitengewoon mooie artefacten uit het hindoeverleden. Zo’n zinnetje is echter een sluipende moordenaar. Misschien was daarom het geweer toch op zijn plaats … Het museum telde nog drie andere gebouwen, waarvan één helemaal aan de keris was gewijd. Hier heeft UNESCO goed werk verricht. Wat de kerkhoven en UNESCO betreft, voorlopig Im Westen nichts Neues. Een ander gebouw toonde heel wat fertiliteitsbeeldjes, met opvallend vele en mooie fallusbeelden. Op naar Jimbaran. In 1993 was dit een vissersdorpje waar ze toen nog niet vaak in contact kwamen met buitenlanders. We hebben er zelfs een hanengevecht meegemaakt. Er werd toen volop gegokt. Nu vind je er het ene Visrestaurant naast het andere. We hebben er een heerlijke gegrilde visschotel gegeten: een vis, garnalen, inktvis, schelpen, krab en kreeft. A real treat. Nieuw voor mij is het bezoek aan het reusachtige beeld van Garuda Wisnu Kencana. Het is gigantisch en men heeft er letterlijk bergen moeten voor verzetten. De plannen zijn nog goedgekeurd door Suharto. Vijf jaar geleden pas geopend. Je moet het gezien hebben, al heeft het een groot pretparkgehalte. Op naar de Pura Luhur van Uluwatu. De apen - al dan niet hiervoor getraind - zijn nog agressiever geworden. We zien hoe enkele mensen hun zonnebril en gsm kwijtraken. De verzorgers krijgen hier en daar wat terug in ruil voor eten. Wij zijn supervoorzichtig. We genieten van de mooie zonsondergang en praten met een jong koppel uit Kerala in India, gemengd christen en hindoe. Een leuke babbel. De kecak is zoals altijd onderhoudend. Het continue cakcakcak van de zeventig apen is toch wel de moeite waard. Dit zal niet de meest authentieke kecak zijn, maar wel de mooiste bühne. Nu, authentiek is niet het juiste woord, want het is een stukje invented tradition, waarbij twee dingen zijn samengevoegd. De trancedans van de apen met een verhaal uit de ramayana. Het verhaal van Rama, Sita en Hanuman. De bedenker hiervan is de Duitse kunstenaar Walter Spies die zorgde voor een voorstelling van ongeveer een uur voor zijn buitenlandse gasten. Dit was nog behapbaar in plaats van de urenlange gigs in Balinese traditie. Zelfs Charly Chaplin was ooit bij hem op bezoek. Daar zijn beelden van. Spies, een vriend van Blanco, kende een triest einde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij op transport gezet, maar haast onmiddellijk werd het schip getorpedeerd. Toch weer een volle dag. Het is negen uur. We moeten nog iets gaan eten. En drinken. Al was het maar om de nederlaag van den Antwerp door te spoelen.
Geschreven door Paul.gaat.op.reis.en.neemt.mee