Kan het ooit beter worden? Je wordt wakker om zes uur – ’s morgens welteverstaan – en je zet je bril op (in het West-Vlaams: je doet hem aan) en je kijkt door het grote raam. En wat zie je? De Himalaya in volle glorie. En net voor de zon opkomt om halfzeven hangt er een soort rozige gloed over de bergketen. Je voelt je niet alleen in een andere wereld, je vertoeft ook in een andere wereld. Je stapt buiten op het terras en je wordt overvallen door de totale stilte die enkel onderbroken wordt door het geluid van de meest merkwaardige vogels, zoals de treurmanie en de mospnoepya. En dan denk je, wat een gelukzakken zijn die Nepalezen toch dat ze in zo’n land mogen leven. Niet fair natuurlijk, want ze moeten wel dagelijks opboksen tegen de onmogelijkheid van een rustig bestaan op alle andere vlakken. Gewoon van de dagelijkse voeding tot en met de gezondheidszorg. Een kommetje rijst is nogal wat anders dan een boterham met beleg. Of het toilet in het ziekenhuis van Bhaktapur. Dat het een hurktoilet is, dat is volkomen normaal. Maar het gebrek aan hygiëne in een ziekenhuis is eigenlijk stuitend. En voorspelt niet veel goeds voor de verzorging. Dus zoveel geluk hebben de Nepalezen toch niet. En dan rest er niets anders dan nederigheid en toch genieten van zoveel schoonheid. De Langtang – die ik nu weer rechts van mij zie, terwijl we het verkeer in Kathmandu trotseren – blijft op mijn netvlies gebrand. De met sneeuw bedekte driehoek die boven de heuvels vlak bij Kathmandu uitsteekt en vooral afsteekt tegen de horizon. Hij lijkt binnen handbereik en toch heel ver weg en ligt de hele dag te stralen in de zon. Neen, opstaan in Kontich heeft niet zoveel romantiek in zich. Dat is het gordijn opendoen en mijn CPAP-machine reinigen en klaarmaken voor de volgende nacht. Daar is weinig of geen poëzie aan. Maar daarna begint ons luxeleventje in vergelijking met het bestaan van de Nepalezen.
We zijn al vroeg op stap en rijden Kathmandu uit voor een dagwandeling. Die begint met een makkelijke klimtocht naar het boeddhistisch klooster van Namobuddha. De wandeling begint met een iets steiler gedeelte, maar gaat snel over in een rustige weg tot aan het begin van het klooster van Namobuddha. Hoe verder en hoger we stappen, hoe breder het uitzicht dat we krijgen op de bergketen. En ik krijg er maar niet genoeg van om telkens weer de camera in aanslag te houden. A mountain of beauty is a joy forever.
De boeddhistische tempel biedt alweer magnifieke vergezichten. Deze monniken hadden heel goed in het snotje waar ze hun klooster moesten bouwen. Het is dan ook heerlijk toeven op het terras met bijhorende cafetaria en een echte cappuccino vooraleer we het klooster zelf bezoeken. Dat houdt nogal wat trappenwerk in. Tenslotte komen we in de gebedsruimte terecht. Enkele monniken zijn er hun – naar mijn smaak erg monotone – gebeden aan het opzeggen. Lijkt soms meer op afratelen. Af en toe onderbroken door een soort muzikaal intermezzo met cimbalen, een soort tamtam, een tweetal fluiten en vooral twee lange hoornen die precies het geluid van een alpenhoorn produceren. In schril contrast tot het gefluit van de treurmania en de mospnoepya die volop petrol geven. Ook hier op het hoogste punt boven de 1700 meter.
Een verdere rondgang leert ons alweer dat boeddhistische plekken gewoon veel properder zijn dan hindoeïstische heiligdommen. Het zijn niet enkel de dierlijke offers die hieraan ten grondslag liggen. Uiteindelijk is het gewoon een vaststelling. Waarom dat zo is, weet ik ook niet. Maar in Namobuddha is het heel erg proper. En dat in tegenstelling tot de weg naar beneden. Een aantal plaatsen zijn gewoon storten. In één huis lijkt zelfs een alcoholicus te hebben gewoond, te oordelen aan de ontelbare legen flessen die voor het huis liggen. De dorpjes langs die straat op weg naar Panauti zijn ook duidelijk armer dan de vorige streken die we hebben bezocht. De huizen zijn armoediger, de kleren ook duidelijk ouder. Maar de mensen zijn altijd blijgezind. Zo lijkt het toch, want zonder uitzondering is de groet telkens namaste.
Op één bepaalde plek zijn ze rijst aan het wannen. Met een goeie, ouderwetse wan. Maar de wind wordt gemaakt door een soort ventilator. De combinatie van oud en minder oud wordt hier nog altijd gebruikt. Echt mechanisch wannen lijkt niet aan de orde. Financieel waarschijnlijk niet haalbaar.
Morgen is de laatste dag van de groepsreis, want morgenavond vertrekken de andere reizigers naar huis. Samen met Agnes en Lucas blijven we nog vier dagen voor een trekking door de vallei van Kathmandu. Maar eerst morgen lang uitslapen en van die vrije dag genieten.
Geschreven door Paul.gaat.op.reis.en.neemt.mee