Het overkomt me wel vaker op reis. Waarom heb ik in godsnaam Germaanse gestudeerd als ik hier moet terugvallen op een Engels dat vaak nauwelijks lager middelbaar niveau overstijgt. Het lijkt wat hooghartig, maar het is lastig om je eigen Engels naar een tijdloos en vervoegingsloos niveau te laten zakken en je accent aan te passen aan de persoon waarmee je spreekt. Het hoeft daarom nog geen “me Tarzan, you Jane”-Engels te zijn, maar het blijft aanpassen. Nu ja, de hele wereld moet zich aanpassen aan het steeds groeiende aantal “Englishes”. En daar valt voorlopig niets meer aan te veranderen. So be it. Zolang de communicatie maar lukt.
Voorlopig lijkt de jetlag mij links te laten liggen, maar ik weet dat ik nog een dag of twee moet wachten om te zien of dat beest mij zal gerust laten. In ieder geval, we zijn klaar voor de tweede dag Kathmandu, toch nog altijd een stad met een naam die magisch klinkt en herinneringen oproept aan mijn jeugd en de tijden van Woodstock.
Geduld is een mooie deugd, maar hier in Nepal moet je er toch wel heel veel hebben.
Na deze mooie dag is mijn hoofd toch weer wat geconnecteerd. Draadje per draadje komen de losse eindjes weer samen. En met het nodige geduld, want dat moet je hier wel hebben, wil je hier ergens geraken door dit doldwaze verkeer. Wie in België over file durft spreken, weet niet eens waarover hij het heeft. Buiten alle proporties hier. Ook al was Ubud toch nog erger.
Idem dito bij het eten. Besteld om 19.30 uur, bediend om 21.30 uur. Alles met de glimlach. Het leven kan eenvoudig zijn. En mijn verslag wat korter.
Onze eerste bestemming deze morgen was Pashupatinath aan de Bagmati, een zijarm van de Ganges waar er lijkverbrandingen aan de gang waren. Er kwam net een lijkstoet aan, waarbij het lichaam op de verbrandingsbaar werd gelegd en met hout bedekt. Het hoofd en de voeten bleven aanvankelijk vrij en de aanverwanten gingen rond de lijkbaar en kusten de voeten. Daarna werd het hele lijk onder hout en een soort takken bedolven. Er kwamen ook twee zakjes bij, waarschijnlijk om het vuur te versnellen. De oudste zoon – kaalgeschoren en met ontbloot bovenlijf – stak dan het vuur aan en al snel stond de vuurstapel in lichterlaaie. Tussen dood en verbranding zitten blijkbaar amper een paar uren. De assen worden via het water naar de Ganges getransporteerd.
Ik kan niet anders dan hier de parallel trekken met de Toraja, een parallel die net het tegenovergestelde doet. De afgestorvene wordt maanden in huisgehouden en krijgt een grootse begrafenisplechtigheid en wordt daarna begraven om later tijdens de ma’nene’ weer uit het graf gehaald te worden om te reinigen. Snelheid van handelen tegenover vertraging. En toch gaat het uiteindelijk om hetzelfde ritueel. De afgestorvene begeleiden naar zijn/haar hiernamaals volgens het gangbare geloof: hindoeïsme tegenover aluk to dolo (geloof in de voorouders). Hoe anders en toch hoe gelijk. Of zoals ze enkele uurgordels verder zeggen: same same but dipperent. En toch zit er in beide ceremonies enorm veel diepgang. Het zou natuurlijk fout zijn om te beweren dat het bij ons niet meer zo is, maar toch zijn leven en dood hier meer in evenwicht met elkaar.
Vandaar gaan we naar Patan, een soort tweelingstad van Kathmandu. Eigenlijk vind ik Durbar Square hier een stuk aangenamer dan in Kathmandu. Dat komt waarschijnlijk deels omdat het hier rustiger is. Minder volk, minder Nepalezen. Zij kiezen duidelijk voor het andere Durbar. Dat betekent overigens koninklijk paleis. Ook hier stappen we van de ene in de andere tempel en binnenkoer. Heel mooi en verzorgd.
Een absoluut hoogtepunt voor mij is het museum van Patan. Alle mogelijke beelden en beeldjes van hindoegoden. Gewoon schitterend. Hier had ik echt nog enkele uren langer kunnen ronddolen. Musealisch is het ook allemaal oké. Heel mooi en verzorgd opgesteld met heel duidelijke uitleg. UNESCO meer dan waardig. Nepal zorgt hier uitstekend voor zijn cultureel erfgoed. En dat is bemoedigend, want aardbevingen zorgen hier toch wel vaker voor een stap achteruit. En al zeker voor wat betreft het onroerend erfgoed, maar er is of wordt driftig gerestaureerd.
Een stuk triester – althans voor ons lijkt dat toch zo – is het bezoek aan de living goddess of Patan: Lalitpur. Een meisje wordt heel jong uitgekozen en verblijft tot aan haar eerste menstruatie in afzondering van de buitenwereld. In onze ogen een gruwelijk lot. Voor Nepalezen waarschijnlijk een normale zaak. Zij ontvangt en zegent gasten met de rode stip op het voorhoofd. Het meisje in Patan was tien en werd op haar vijfde uitverkoren, alhoewel dat woord toch een vreemde bijklank heeft als je het trieste gelaat van het meisje ziet. Privé-onderwijs in een verschrikkelijk kamertje. En na haar regeerperiode haveloos in de wereld teruggebracht waar haar een moeilijk bestaan wacht.
Op weg naar de bus geraken onze vrienden het spoor bijster. Zorgt voor enige opschudding. De reden: tussen het al onmogelijke verkeer is er een grote optocht met dans en muziek. Niet te geloven als je het niet hebt gezien. Maar onmogelijk om als groep bij elkaar te blijven, want de al overvolle straat stroomt gewoon over. Maar de processiegangers trokken zich hier niets van aan. Ze vierden blijkbaar het feest van het licht, maar de informatie is diffuus. Zou vijfentwintig jaar geleden zijn volgens de ene bron, terwijl de andere het op een jaarlijks gebruik houdt. Toch een indrukwekkende belevenis.
Door het vergeten kruimeltjes te strooien langs de wandelweg en het zeer drukke verkeer kunnen we pas om drie uur eten. Maar het zicht op de stupa van Bauddhanath maakt dit wel goed. Deze grote stupa ligt in mandalavorm op een plein dat wordt omzoomd door huizen. Het deed mij – weliswaar in lichte vorm – aan Lucca in Toscane denken. Ik bedoel daarmee het plein dat eigenlijk voor een wereld op zich zorgt. De stupa zelf is zeer groot en trekt ook heel wat Tibetaanse “expats” aan. Voor de vluchtelingen uit Tibet is het een bedevaartsoord na de annexatie van hun land door China.
Priesters ontvangen maar al te graag het offergeld en de vele zakjes popcorn. Dat eerste kennen we in alle godsdiensten, dat laatste lijkt dan weer heel vreemd. Wat doen die monniken met al dat popcorn. Of zouden die een grote filmzaal hebben, waar ze dat gezamenlijk opknabbelen.
Ondertussen is het halfzes en donker. Een rit van een uur om enkele kilometers af te leggen. Maar uiteindelijk geraken we op ons hotel om dan twee uur op ons avondeten te wachten.
Met andere woorden een gevulde dag die me toch weer heeft geconnecteerd met deze wereld, al is het dan via een fijn draadje dat tussen de andere draden zijn weg moet vinden. Nepal blijft boeien.
Geschreven door Paul.gaat.op.reis.en.neemt.mee