We zijn inmiddels een week in het merengebied van Argentinië. Want zo staat de omgeving van San Carlos de Bariloche, waar we 28 oktober naar toe vlogen, bekend. Dit verslag wordt geschreven in San Martin de Los Andes, waar we voor drie dagen een mooi huis hebben gehuurd met uitzicht op de bergen. Kamperen is er hier in het zuiden van Argentinië nog niet bij, de campings zijn dicht en hoewel de zon vaak schijnt is het best fris met temperaturen rond de 10 tot 15 graden. Dus nu ‘s avonds om 8 uur, lekker de kachel aan en zicht op de bergen waar de zon achter verdwijnt.
We gaan wel een heel nieuwe reis meemaken de komende zes weken. De overdaad aan felle kleuren van het noorden zijn ingeruild voor vele tinten groen van loof- en naaldbomen, geel van de brem en wit van de sneeuw op de bergen en vulkanen. Was het noorden droog met vele “Rio’s Seco”, die volledig droog stonden, hier zorgt het vele smeltwater ervoor dat het water met donderend geraas naar beneden komt en de meren vult. Geen kleine struikjes meer, maar woudreuzen, die tientallen meters de hemel in reiken boven ons. En verder natuurlijk de temperatuur die nu 15 á 20 graden lager is. Dat was wel even wennen in het begin, maar wanneer de zon schijnt is het best lekker om actief bezig te zijn. Gebruiken we ook dat andere deel van onze garderobe eens, die onder in onze bagage was achtergebleven.
We begonnen in Bariloche, waar Aerolinas Argentinas ons naar toe had gebracht. Daar haalden we een nieuwe auto op, deden ruim inkopen bij de supermarkt en vertrokken naar het noorden. Ook hier in Bariloche moet je goed oppassen wanneer je de straat oversteekt, want verkeersregels en Argentijnen, dat past niet altijd. Terwijl Evarien de eerste stappen op een zebrapad zet, komt er van achteren om de bocht een politieagente in haar dienstauto, mobiel bellend, zonder sirene aangereden. Zonder ons überhaupt opgemerkt te hebben rijdt ze vlak voor ons langs. Ze had het waarschijnlijk heel druk met het halen van de lunch voor haar en haar collega’s. Ging gelukkig goed, maar oppassen is het devies, want je ziet maar weer: “de politie is niet altijd je beste vriend”. Trouwens richting aangeven deed ze ook niet, maar dat hoort in Argentinië blijkbaar niet bij de verplichte lesstof. Wel de alarmlichten, die worden te pas en onpas gebruikt, b.v. wanneer je een ijsje bij de heladeria gaat halen.
We vertrekken naar Villa La Angostura aan één van de vele meren die deze streek rijk is. Onze route is onderdeel van de “Ruta de las Siete Lagos”, een bekende en prachtige tocht langs 7 meren. We gaan hier een wandeling maken door het Parque Nacional Arrayanes op een langgerekt schiereiland. Het gaat uiteindelijk een pittige wandeling van 25 km worden, heen en terug over het “Peninsula Beatriz”. Voor het park is de entree 400 peso p/p. Hennie denkt nog, nu hij pensionado is geworden, dat hij onder het lage tarief valt, maar dat blijkt alleen voor Argentijnse Pensionados van toepassing te zijn. We lopen door bossen met woudreuzen van tientallen meters hoog en hebben uitzicht op het meer en de besneeuwde bergen. Maar de attractie hier zijn de Arrayana’s, bomen met een lichtbruine, kaneelkleurige kale stam. Op de terugweg horen we zwaar geroffel en hoog in de boom zien we de “Carpintero Gigante”, de Magelhaenspecht. Wel toepasselijk om deze specht de timmerman te noemen.
De reis gaat door over de Ruta de los Siete Lagos naar het plaatsje Junin de los Andes, vanwaar we in het Parque Nacional Lanin, de gelijknamige vulkaan gaan opzoeken. Dat is best wel lastig. De eerste dag gaan we via Ruta 60 het park in. In Junin, 60:km oostelijk van de vulkaan in het Andesgebergte was het prachtig weer. Dat betekent nog niet dat het verderop goed weer is horen we later. Bij de “guardaparque” aangekomen, enkele kilometers van de grens met Chili, is het enige beeld dat we van de vulkaan krijgen de screensaver op de computer. We maken toch een mooie wandeling door een landschap met brede graspollen, bomen vol met mossen en de mooie Auerecaria bomen, de “slangenboom “ die hier wel 40 meter hoog kan worden. De poema zien we niet, maar wel zijn sporen in het zand. Blijkbaar is Hennie’s Spaans van voldoende kwaliteit om tolk te spelen tussen de parkwachter en twee Russen, die nog geen woord Spaans kennen. We leren hier ook dat de regen uit het westen, Chili, komt en er hier tegen de Andes wel 3000 millimeter per jaar kan vallen.
De volgende dag een tweede, ditmaal geslaagde poging, naar de “Volcan Lanin”. We maken mooie wandelingen met zicht op de 3776 meter hoge vulkaan en spotten er veel vogels. In het park krijgen we al aardig grip op de gravel. De wegen in het park zijn over het algemeen onverhard en we vragen ons af hoe lang zo’n huurauto hier meegaat, terwijl we verder hobbelen. Na onze trip lijkt het ons al wel verstandig de schokbrekers te vervangen.
Vanuit San Martin de los Andes maken we een aantal mooie wandelingen. We zijn hier in 2005 ook geweest, verbleven op de camping Quila Quina en maakten een trektocht langs het meer. Nu doen we het anders en maken een aantal dagwandelingen. Het is lente, de brem bloeit uitbundig en overal hoor je de vogels. Het is wel een beetje een “sentimentel journey”, want elke keer frissen we ons geheugen weer op en komen beelden van toen terug. We stellen ons hier lopend voor dat Evarien en Hennie ons hier tegemoet komen lopen, wel 14 jaar jonger natuurlijk.
Morgen een lange tocht naar het zuiden, naar El Bolson en een aantal mooie parken. Wel eerst een ontbijt met “media lunas”, een soort croissantjes, maar wel met een lekker zoet laagje erop, want zoet moet het zijn hier in Argentinië. Maar onderweg weten we al waar we gaan lunchen, bij een restaurantje met overheerlijke empanada’s. We zien er naar uit.
Geschreven door Evarien-en-Hennie.reisverslag