Daar zitten we dan op de Camping in Sant Joan de les Abadesses in een soort trekkershut met uitzicht op de frisgroene heuvels. Waarom die plaatsnamen hier altijd zo lang moeten zijn vragen we ons wel eens af. Misschien klinkt het ook mooier wannneer je in Hilversum-aan-de-voet-van-de-Utrechtse-Heuvelrug woont. Wanneer we warm willen douchen moeten we allle kranen 5 minuten openzetten, voordat het water ons hutje aan het einde van de camping bereikt heeft. Het voordeel is weer dat we op zondagochtend onze eigen “vroege vogels” hebben.
We zijn de grens tussen Frankrijk en Spanje overgegaan. In dit geval een pas van 1519 meter hoogte, die we op een mooie dag met prachtig weer namen. Dat was ondanks de hulpmotor best nog wel een dingetje. Leuk om te ervaren hoe anders je met het fietsen omgaat wanneer je voor het eerst op een E-bike een tocht maakt. De display geeft bij volle accu 5 blokjes aan en onderweg wordt elk blokje wat we missen uitgebreid besproken. Wanneer het aantal de 2 nadert moeten we toch echt gaan nadenken hoe we daarmee omgaan. Dan wordt het vervolg van de route en vooral de heuvels die komen gaan besproken en bepaald of we een stuk zonder ondersteuning moeten fietsen. Uiteindelijk blijkt de accu nooit leeg te zijn bij aankomst.
Na de Ardèche reden we verder naar het zuiden door de streek de “Gard”. Landelijke weggetjes werden afgewisseld met routes door bosgebied met grillige rotsen en dorpjes hoog op de heuvel, zoals Banne. De dagen tot aan de Pyreneeën werden trouwens voor een groot gedeelte gevuld met wijngaarden. De gekortwiekte wijnranken lieten hun eerste groen blaadjes zien en ‘s avonds was het tijd om een lokale wijn te proeven. Overdag bij een menu rond de middag was dat geen optie. Dit hadden we in het verleden al getest en bleek zware benen op te leveren. De route naar het middeleeuwse plaatsje St. Guilhem-Le-Desert was een cadeautje. Bij Brissac ontmoeten we de rivier de Hérault, die ons verder zal begeleiden. Soms fietsen we hoog boven het dal met uitzicht op mooie rotsformaties, dan dalen we weer snel af om vlak langs de rustig stromende rivier St. Guilhem te bereiken. In de zomer een soort Volendam, maar nu laat op de middag een relaxed plaatsje, waar je kunt dolen door de smalle straatjes, het middeleeuws klooster bezoekt en een biertje drinkt op het plein voor de kerk.
Dan volgt de Languedoc met uitgestrekte wijngaarden en nemen we een mooi fietspad langs het Canal du Midi, dat over 240 km de Atlantische oceaan met de Middellandse zee verbindt. Overnachten in een oud herenhuis, waar alles herinnert aan vervlogen tijden. Er loopt blijkbaar een waterafvoer langs onze kamer, want wanneer de buren gaan douchen hebben wij het idee dat we in een golfslagbad terecht zijn gekomen. Bijzondere ervaring om half acht ‘s ochtends , dat wel. Door naar Beziers, waar we het aaneengesloten negen-sluizencomplex bekijken en verder rijden over een spannend smal hobbelig pad langs het kanaaal. Je fietst er prachtig onder de platanen, maar dat betekent wel dat de wortels het fietsen een extra dimensie geven.
We verlaten het “Canal du Midi”, dat slingerend zijn weg naar Toulouse vervolgt, terwijl wij de Aude ingaan met zijn kastelen van de Katharen, die hoog boven ons op de bergen uittorenen. We komen bij “Chez Lola” terecht in Durban-Corbieres en gezien de weersverwachting blijven we er een dagje. Hier ‘s avonds de deur uitgaan met de mededeling dat je uit gaat eten kan wel eens tegenvallen. Het hotel uit het boekje van Benjaminse blijkt in de verkoop te staan en het café/restaurant blijkt gesloten, hoewel er een bord buiten staat met de uitnodiging voor het menu en “ouvert” erop geschreven. Gelukkig hebben we een eigen keuken en een noodmaaltijden bij ons en even later zitten we in het park onder de brug aan de linzenschotel.
Voordat we de lange helling naar de Col de Ares over de Pyreneeën opgaan, moeten we eerst twee heuvelruggen over. Het voordeel is wel dat je daarvandaan een mooi uitzicht hebt op de besneeuwde toppen van die bergketen en prachtige rotsformaties van de Roussillon. Geregeld fietsen we een stuk hoog boven het dal, genietend van de omgeving. Het zijn over het algemeen rustige weggetjes waarover we rijden en de auto’s die ons passeren houden afstand. Vaak lokale mannetjes die met een hand aan het stuur en een hand bungelend uit raampje ons rustig inhalen. Maar we zien ook een kentering in dit beeld, meer en meer hangt dat handje niet meer uit het raam, maar is het bezig met zijn eigenaar van een mobiel gesprek te voorzien. Wat moet je ook anders op zo’n lange rit door de bergen.
Vanuit Thuir rijden we eerst pal naar het zuiden en trotseren met standje Tour windkracht 5. Een mooie weg tussen kurkeiken slingert omhoog naar een colletje en we dalen af naar Ceret om daar onze lange klim naar de Col de Ares te beginnen. We hebben geluk, er ligt ook nog een Voie Verte over een oude spoorlijn, die ons moeiteloos in Amélie-les-Bains brengt. We slapen aan de weg vlak voor het plaatsje Prats-des-Mollo. Tenminste dat dachten we. Wanneer we een bord met de naam van onze Chambre d’hotes zien staan bij een zandweggetje dat steil omhoog de bergen opgaat, vragen we ons wel even af waar dat weggetje ons zal brengen. Maar we hebben nog twee blokjes en na 500 steile meters worden we verwelkomd door onze gastheer, die wel zin heeft in een praatje.
De volgende dag nog een klim van 800 meter en 30 lange kilometers afdalen naar die plaats met die lange naam. Een volgend land waar we maar een week blijven en de mooie streek rond Ripoll en Olot bezoeken.
Geschreven door Evarien-en-Hennie.reisverslag