.
.
Op dinsdag 13 augustus 2019 fietsten we met volle rugzakken en een tas achterop respectievelijk in de hand tegen een uur of vijf van Freds’ huis naar de boot in de Bataviahaven. We hadden boodschappen bij ons en onze warme maaltijd al achter de rug.
We ruimden de spullen op, Fred vulde de watertank bij, de telefoons en de iPads werden aangesloten op het elektriciteitsnet - eerder die dag had Fred de boot al ‘aan de stroom’ gelegd - en tegen zessen zaten we als vanouds tegenover elkaar in de kajuit.
En ineens overviel het me: het gevoel dat ik thuis was. ‘Wat heerlijk om weer thuis te zijn,’ dacht ik, en vlak daarna: ‘Wat heerlijk dat ik me hier kennelijk zo thuis voel.’ Ik vertelde het aan Fred en hij had hetzelfde gevoel. De Wadjan is de afgelopen maanden dus echt ons huisje op het water geworden, waarin we alles onder handbereik hebben (kom daar maar eens om in een ‘echt’ huis!), hoewel we af en toe wel wat moeite moeten doen om die hand ook het gewenste item te laten bereiken.
Het fijne van leven in zo’n compact huisje - je zou het een ‘tiny house’ kunnen noemen - is dat je weinig tijd kwijt bent aan dagelijkse dingen zoals afwassen en opruimen en dergelijke. Het huisraad is zeer beperkt, wat je gebruikt moet je afwassen, anders staat het in de weg, dus dat doe je. Kleding zit in de bakskisten onder onze zitplaatsen, handig gesorteerd in doorschijnende plastic bakken (en het blijkt overigens toch weer te veel kleding te zijn), en het laten slingeren van kleding is niet aan de orde want daar is gewoon geen plek voor.
Al te veel voorraden aan eten kunnen we niet meenemen, want we hebben geen ijskast. In de achterkajuit hebben we wel een soort voorraadje, en daar putten we ook uit, maar omdat deze reis over de binnenwateren ging hoefden we niet voor ongeveer een week aan maaltijden mee te nemen, zoals we meestal doen als we het wad op gaan. We eten geen vlees, dus dat scheel al veel, qua ongemak van het ontbreken van een ijskast. Hoe dan ook: ons huisje op het water voelt echt als een thuis, dat werd me ineens heel duidelijk.
En met dat huisje gingen we woensdag 14 augustus het IJsselmeer op. De oude Zuiderzee is door de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen verdeeld in het Markermeer en het IJsselmeer. De allereerste keer dat we het IJsselmeer bevoeren, op weg naar de Wadderdag in Lelystad in 2010, onze eerste grote tocht met de Wadjan, hebben we geluk gehad, al waren we ons daar toen niet zo van bewust: toen we in Lemmer de sluis uit kwamen lag er een spiegelglad IJsselmeer voor ons. Werkelijk spiegelglad.
Dat hebben we sindsdien niet meer meegemaakt. Bij noordwestenwind, toch een vrij normaal verschijnsel in Nederland, is het met een Wadder niet prettig varen op Markermeer of IJsselmeer. Er ontstaan korte, knobbelige golven, die soms bijna dwars op je schip komen. Ze geven een buitengewoon onrustige deining.
Zondag werd echter voor 14 augustus al zuidwestenwind voorspeld, kracht 4 met uitschieters naar 5, dus dat leek ons gunstig voor het traject dat we moesten of wilden gaan varen: vanuit Lelystad naar Urk, en dan besluiten, afhankelijk van de omstandigheden: bij Urk door de sluis en via de Noordoostpolder naar Lemmer, als het op het IJsselmeer onaangenaam zou zijn, of helemaal door naar Lemmer via het IJsselmeer. Zo ongeveer het hele traject met de wind achter dus.
Gelukkig bleek de voorspelling uit te komen: zuidwestenwind kracht 4, toen we rond kwart voor acht de Houtribsluis verlieten en het IJsselmeer op voeren. Nog onder ‘dekking’ van de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen was er nauwelijks wind voelbaar, maar dat veranderde na verloop van tijd. We hadden echter nog niet veel last van de golven die ontstonden, omdat ze zoals verwacht allemaal van achter kwamen.
Toen we eenmaal wat verder gevorderd waren veranderde ook dat weer: de golven werden hoger, de wind werd sterker, het water werd ‘opener’. Desondanks vorderden we gestaag. Fred had al vrij snel besloten dat we helemaal door zouden varen naar Lemmer, dus koerste hij ook direct in de richting van de windmolens die langs de Noordoostpolder in het IJsselmeer staan.
Even na half elf waren we ruim voorbij Urk en hadden we het ‘straatje’ van windmolens duidelijk in zicht. Dat straatje zijn we gaan volgen.
Er was weinig andere scheepvaart op het IJsselmeer. Pas toen we Friese kust in zicht kregen zagen we meer boten vanuit Lemmer komen, en een enkele in de richting van Lemmer varen. We keken vooral uit naar de Chiton van Erik en Nelleke, die we in Namen ontmoetten en met wie we al die tijd contact hebben gehouden. We zagen ze voor het laatst ‘life’ in Verdun, en wisten dat ze van plan waren om vanuit Lemmer naar Medemblik te varen. We benijdden ze niet: dat traject met tegenwind leek ons geen pretje.
Later bleek dat wij te laat in de buurt van Lemmer waren om hen nog tegen te kunnen komen op het water. Ze waren wel op weg gegaan naar Medemblik, maar ook weer omgekeerd en via de grote sluis het Prinses Margrietkanaal op gegaan. Wij gingen door de stadssluis naar binnen - met de stille hoop dat we Erik en Nelleke ergens in Lemmer zouden aantreffen, we hadden ze niet gebeld om hen niet te storen tijdens de waarschijnlijk woelige overtocht, maar hielden er ook rekening mee dat ze helemaal niet waren uitgevaren - en voeren tussen dubbeldikke rijen aangemeerde jachten door het stadje, ook regelrecht naar het Prinses Margrietkanaal.
‘In Lemmer even een kopje koffie met een stuk appeltaart,’ hadden we onszelf beloofd, maar door de drukte ter plekke wisten we weer direct waarom we liever niet in het hoogseizoen op de Friese binnenwateren zijn.
Aan het eind van de Grutte Brekken vonden we een oppertje waar we om tien over half twee aanlegden, behoorlijk uit de wind. De plek werd in de loop van de middag door diverse andere boten aangedaan en weer verlaten, tegen het einde van de middag kwam er een vrij groot jacht met een Duitse familie achter ons liggen, en in het begin van de avond een klein zeiljacht vóór ons. Er was behoorlijk wat deining af en toe van speedboten, maar voor de rest was het goed te doen en aangenaam toeven daar.
De volgende ochtend, donderdag 15 augustus, was dat een tikje anders: de wind was iets meer naar het zuiden gedraaid, stond dus meer op de boeg van de boot, en de minstens een halve meter hoge de golven liepen tussen de boot en de wal door. Dat gaf heel wat beweging. We werden er niet beroerd van, maar het was ook niet echt aangenaam.
Om negen uur staken we van wal voor de tocht naar Sneek, waar we om vijf voor elf aanmeerden bij de werf van Abma. Al snel na aankomst heeft ‘onze’ monteur Henk - dezelfde die ons ook hielp voordat we echt konden vertrekken - naar het euvel van de weglekkende olie gekeken. De volgende ochtend zou er een onderdeel komen dat snel geplaatst kan worden en daarna zouden we onze reis vervolgen.
We konden bij Abma blijven liggen die nacht.
En dat bood ons de mogelijkheid om op donderdagmiddag Erik en Nelleke op de Wadjan te ontvangen voor een biertje en die avond met hen te gaan eten in Sneek. Zij lagen sinds die ochtend elf uur weer in hun Friese thuishaven Woudsend. Het werd een fijn weerzien met heerlijk eten in een tot pop-up restaurant omgebouwde slagerij aan de Houkesloot.
Op vrijdag 16 augustus maakten we weer kilometers: óp naar het Reitdiep, via het Prinses Margrietkanaal, het Van Starckenborgkanaal en het Aduarderdiep. Deze dag werd opnieuw besloten met een avond met vaarvrienden: Derk Jan en Björge van de Horus, die we in de haven van Schiermonnikoog leerden kennen. Ze wonen op een woonboot aan het Aduarderdiep, de Horus ligt er naast. Ze keken al naar ons uit toen we aan kwamen varen. Even na zes uur hadden we de Wadjan vastgelegd in het Reitdiep en gingen we lopend een stukje terug naar hun woonboot. Het werd weer een fijne avond, met heerlijke cider, heerlijk eten en soms intense gesprekken.
Op zaterdag 17 augustus begon het laatste deel van onze reis: via de zelfbedieningssluis Schaphalsterzijl naar Winsum, Onderdam en Warffum. We kwamen er om kwart voor een in de middag aan, en meerden de Wadjan af op de plek waar ze vóór ons vertrek ook lag. Die avond hebben we nog op de Wadjan geslapen, en sindsdien is er al weer veel gebeurd, maar dat is een heel ander verhaal...
Het is inmiddels maandag 26 augustus. Fred zit op dit moment in de trein op weg naar hier. Hij nam vanmorgen bij de Indonesische ambassade in Den Haag deel aan het protest tegen de onderdrukking van de oorspronkelijke bevolking van West Papua. Hij heeft in dit blog al geschreven over de Morgenstervlag die bij uit solidariteit voert op de Wadjan.
Morgen willen we weer gaan varen, het wad op. Of dat in één dag gaan lukken is maar de vraag: weer naar het Reitdiep, via de Zoutkamperril naar het Lauwersmeer en bij Lauwersoog door de sluis. Gunstig is wel dat het ergens laat in de middag hoog water zal zijn. Wie weet halen we Schiermonnikoog...
Hier eindigt voorlopig ons verslag. Er komt zoals beloofd nog een special, maar dat kan even op zich laten wachten. Eerst nog zo veel mogelijk genieten van het mooie weer... Onze reis is anders verlopen dan gedacht, en dat heeft zo zijn voordelen: we kunnen nu met stralend weer het wad op! En de twee ‘werelden’, dat wil zeggen: de binnenwateren en het wad, zijn niet te vergelijken en hebben elk hun eigen aantrekkingskracht. Het is een groot voorrecht dat we dit konden en kunnen doen.
Geschreven door Op.reis.met.de.wadjan