Fred:
Gisterenmorgen, het was nog voor negenen, uit Dinant vertrokken. Rustig aan want de volgende sluis gaat pas om negen uur werken.
Het water is zo ’s morgens vroeg nog spiegelglad en we genieten van de liefelijke omgeving met huizen uit natuursteen opgetrokken met torenspitsen en koepeltjes, het beeld lijkt zo uit het sprookje van bijvoorbeeld De markies van Carrabas te komen. Het prikkelt de fantasie en we merken dat het uitmaakt of je met de auto door het landschap rijdt of via het water.
Voor ons doemt een muur van groen op, de waterweg splitst zich in tweeën, er staat een bord dat het verboden is elkaar in te halen, dus een versmalling van het vaarwater.
Midden in de Maas, op de punt van wat een eiland blijkt te zijn, staat een bord dat naar de bakboord vaarweg verwijst met het opschrift ‘kleine boten’, en een plaatje van een motorjacht.
Bescheiden als we zijn scharen we onszelf onder de ‘kleine boten’ en koersen bakboord uit.
Het eiland is weelderig begroeid en er staat een bescheiden huisje op.
Het eiland rondend merken we dat aan het eind van deze arm een stuw is waar we duidelijk niet verder kunnen.
Aan stuurboord kant is een trits rode en groene boeien, duidelijk de vaarweg aangevend.
Een ervaren en weldenkend mens ziet in deze trits boeien een waarschuwing.
Ik realiseerde me dat ik een verkeerde keuze had gemaakt en toch de andere zijarm had moeten kiezen.
Geen nood: tussen de boeien door was genoeg plek om over te kunnen steken en weer in het goede vaarwater te komen.
Helaas bleek ik wederom een inschattingsfout te hebben gemaakt. We hoorden flink geschuur en lagen stil.
(Het deed ons denken aan die keer op de Eems, toen we op een strekdam liepen: een doffe dreun en de voorsteven kwam omhoog, het middenschip voegde zich bij de stand van de voorsteven en we lagen stil, enkele centimeters hoger dan onze diepgang. Dat was uiteraard niet zoals de bouwer van de Wadders dat heeft bedoeld. Toen op de Eems hadden we de mazzel dat het water stijgende was. We kwamen na twintig minuten weer vlot.)
Bij een platbodem is het vastlopen ook meteen vastlopen en dat hadden we dan ook keurig gedaan.
Toen het water enigszins gekalmeerd was - dat gold niet voor onze hartslag - konden we zien dat onder ons een grote stalen pijp liep die keurig met boeien was gemarkeerd.
(Kaja: hier wil ik toch even iets aanvullen. Meestal worden dat soort dingen met gele ronde drijvers gemarkeerd, in mijn ogen was het een smalle - vier meter brede - vaarweg voor kleine boten, precies zoals zoals dat bord op het eiland ons beloofd had. Heel kleine boten, dat wel...)
Hard achteruit slaan - zo heet dat in scheepstermen als je op je schreden wil terugkeren - hielp niet en vooruit was geen goed plan want dan zou het roer het zwaar te verduren krijgen bij het ‘nemen’ van de pijp.
We hoopten op hulp maar liever niet van het convooitje schepen waar we al dagen mee optrokken: fouten moet je erkennen maar liever niet aan collega schippers. Ook al staan ze niet aan de wal: ze voelen zich toch de beste en ik ben daar geen uitzondering op.
Gelukkig kwam er een Belgisch scheepje uit de iets verderop gelegen sluis. Ze bekeken de situatie en hadden al snel door dat enige hulp noodzakelijk was. Deze schipper was duidelijk van het betere soort want hij voer door, rondde het eiland en kwam ons achterop.
Een lijn was snel overgegooid en vastgemaakt aan de achterbolder. Het schip voer het lijntje strak en gaf vol gas. Ik had de Wadjan al in haar achteruit gezet en met vereende paardenkrachten kwam de Wadjan langzaam los van de benarde positie op de pijp.
Onder het uiten van veel dankbetuigingen van onze kant werd de lijn ingehaald waarmee de verbinding met onze reddingsboot verbroken was.
We voeren terug, namen ditmaal de goede arm van de rivier en konden de sluis binnenvaren.
De sluiswachter, die het gehele tafereel vanaf zijn hoge positie had kunnen volgen, kwam heel belangstellend vragen of we geen averij hadden opgelopen. Gelukkig was dat niet het geval en we konden doorvaren, op naar het volgende avontuur!
Kaja:
We moesten bij de daaropvolgende sluis een poos wachten tot de sluiswachter zijn werk ging hervatten. Omdat het wel erg lang duurde voeren we uiteindelijk de openstaande sluis in, ondanks het rode licht, omdat dat de enige manier was om vast te maken. Toen de sluiswachter aankwam zei hij dat we nog even moesten wachten op drie andere bootjes. Dat maakte ons convooitje weer compleet.
Met zijn vieren kwamen we ook bij de sluis aan de grens. Onze lijnen werden vriendelijk aan stuurboord aangenomen en vastgelegd, op bolder die twee meter van de sluiswand stonden. Een voorproefje wellicht van wat ons te wachten staat.
Eenieder begaf zich toen we op hoogte waren naar het kantoor. Daar werd door drie eigenaren een vignet aangeschaft voor kortere of langere tijd, en Fred en ik toonden het vignet dat we al in Nederland via internet hadden aangeschaft.
Fred:
Doorvarend kwamen we aan in Givet, het eerste Franse stadje waar we overnachtten.
Meteen water ingeslagen en geprobeerd ons aan te melden bij de capitainerie maar die was gesloten en ging pas weer om half zes open.
Teruglopend naar de boot zagen we Erik en Nelleke aan komen varen. Ze zijn nog niet eerder genoemd in onze verslagen maar we lagen een aantal dagen naast ze in Namen en we hebben een leuk contact.
Natuurlijk ijl ik te hulp bij het aanleggen, maar daarbij heb ik mij wederom overschat.
Bij mijn poging indruk te maken op de dames grijp ik de door Nelleke aangeboden voorlijn en begeef mij op de vingersteiger om de lijn aan het oog op de punt van de steiger vast te maken. Op zich alweer een ondoordachte actie want een voorlijn - het woord zegt het al - maak je voor vast.
De drijvende vingersteiger is smal en van een dusdanige constructie dat er overheen lopen eerder valt onder de behendigheidsspelen dan een veilige manier om de wal te bereiken.
Enfin, ondanks de waarschuwingen van Kaja begaf ik me toch op deze evenwichtsbalk.
Van bukken om het lijntje te beleggen kwam het echter niet, de kleine golfjes die hun boot maakte waren voldoende om de vingersteiger te veranderen in een kermisattractie. Op en neer en van links naar rechts neigend probeerde het geval zich van mij te ontdoen. Uiteraard onder deels hilarische en deels bezorgde kreten van de omstanders.
Nu is een nat pak halen geen ramp maar de mens heeft toch de neiging zijn rechtopstaande positie in deze wereld te behouden en al zwalkend en deinend trok ik mij terug richting hoofdsteiger die ik- toch wel trots op mijzelf- veilig bereikte.
Het verdere aanleggen van het schip verliep vanaf de stabielere hoofdsteiger en we konden eindelijk Erik en Nelleke gepast begroeten.
Kaja:
Na een rustperiode hebben we bij hen op de Chiton een glaasje gedronken, waarna we met z’n vieren een hapje zijn gaan eten in Givet.
En inmiddels is het dinsdagochtend. We gaan hier niet vroeg vertrekken. Eerst boodschappen doen straks, en dan maar verder zien.
Geschreven door Op.reis.met.de.wadjan