We liggen in Hoei, ofwel Huy.
Het is dinsdag 4 juni. We dachten hier om een uur of twee vanmiddag aan te komen, maar dat liep anders...
Hoewel we beloofd hebben nog een verslag of ‘dag’ te wijden aan het zogenaamde ‘kribjevaren’ (ik moest er vanmiddag nog aan denken toen de grote vrachtboten die elkaar opvolgden weer enorme turbulentie veroorzaakten in het water, en hier op de Belgische Maas is dan geen kribje te vinden...) zal dit verslag zich concentreren rond het thema ‘de achterkant van de samenleving.’
Het is ons opgevallen dat spoorlijnen en waterwegen een duidelijk beeld geven van wat ik maar ‘de achterkant van de samenleving’ noem: de industrie, de havens, de overslaghavens, de plekken waar zand en grind wordt gewonnen, de elektriciteitscentrales, alle plekken waar je via snelwegen niet zo vaak komt, via provinciale wegen ook niet, maar per trein en per boot via de binnenwater dus wel...
Vandaag kregen we er een optimale portie van: tussen Luik en Hoei hebben we bijna niets anders gezien dan industrie.
En een kerncentrale. En een sluis die maar voor de helft geopend was.
De sluis vlak bij Luik namen we samen met twee andere plezierboten. We hadden een poosje voor die sluis liggen wachten toen die dicht bleek te gaan nadat er twee grote vrachtschepen waren ingevaren.
Gelukkig zag Fred dat een naastgelegen sluis aan bakboordzijde groen licht gaf. Die ging dus open voor ons: drie jachtjes.
Bij het schutten bleek dat wij, in de kleinere sluis, bijna net zo snel konden uitvaren als de twee grote schepen uit de grote sluis. Prima. Door naar Hoei.
We wijdden wat gedachten aan de achterkant van de samenleving, vorderden aardig, maar niet zo snel als onze collega pleziervaarders, die beduidend sneller vooruitkwamen.
Aangekomen bij sluis Neuville zagen we echter dat ze daar gewoon lagen te wachten. Niet op ons, natuurlijk, maar op een schutting.
De zware duwboot die als laatste de sluis vlak bij Luik was ingevaren lag er ook nog.
We waren om half een ter plekke en sloten aan bij de pleziervaart.
En ja hoor: achterop kwam een vrachtboot, die ons voorbij voer. En nog een.
In het begin van ons verblijf op de wachtplek hadden we nog zicht op de lichten (rood of groen of rood/groen) die aangeven of er al dan niet ingevaren kan worden.
Dat zicht werd al snel belemmerd.
Zo af en toe kwamen er boten uit de sluis, waarna we één vrachtschip in de sluis zagen verdwijnen.
Gelukkig kon ik mijn harmonica pakken en wat muziek maken.
Na een uur was mijn geduld op. Ik kreeg steeds sterker het gevoel dat de sluiswachter geen idee had dat er drie jachtjes lagen te wachten. In mijn allerbeste Frans heb ik hem daarop attent gemaakt via de marifoon.
Dat resulteerde erin dat hij zei dat we bij de volgende schutting mee zouden mogen.
De volgende schutting was de schutting ná de duwboot die al net zo lang lag te wachten als onze collega pleziervaarders.
En zo geschiedde. Sluis weer leeg - twee boten eruit - sluis werd ingevaren door twee vrachtschepen die na ons gearriveerd waren (ja, zo zijn de regels: vrachtverkeer gaat altijd voor pleziervaart!) en daarna door ons. Een kleine boot die net was aangekomen kon ook nog mee.
Een mooie ouderwetse uitdrukking die hier van toepassing is, zegt Fred net , en die deze regel verklaart, is ‘vrachtschippers zijn broodschippers’. En zo is het maar net.
We werden overigens goed geholpen door de echtgenote van een van de pas aangekomen broodschippers. Ze gingen met hun gigaschip voor ons liggen, zodat we opnieuw geen zicht hadden op het licht van de sluis. De vrouw stapte van boord om hun hondje uit te laten. Ik sprak haar aan. Ze leefde mee en was mét ons blij dat de sluis groen gaf voor ons...
Om half vier waren we er door.
En nu wachten we in Hoei/Huy al een uurtje op de havenmeester die ons een WiFi code gaat geven, in ruil voor havengeld. Een ligplaats krijgen we daar overigens ook voor...
Gelukkig heb ik veel MB’s aan data aangeschaft voor deze maanden, daardoor kan ik dit verslag nu posten.
En dan: een nawoord van Fred. Hij heeft ook niet stilgezeten het laatste uur...
En zijn woorden zijn een stuk poëtischer dan de mijne hier boven
Fantoom deining.
Tik......tiketik.........tik....tiketik...
Nee, dit keer geen duif.
Het is de waterketel die op het komfoor staat. De boot deint op het water van de jachthaven van Luik. Het is een beschutte haven maar de golven van het vrachtverkeer over de Maas rollen wel het haventje in.
Ik lig nog te doezelen onder mijn laken - een deken is te warm - en luister naar het getik van de waterketel. Bij elke golf gaat het van tik....tiketik......tik....tiketik. Het lijkt regelmatig maar is het niet. De golven rollen binnen, weerkaatsen tegen de walkant en rollen terug.
De deining is goed te voelen en ik probeer te voorspellen wanneer de volgende tik komt. De wet van de traagheid laat het water in de ketel net iets later klotsen dan de beweging van de golf.
Het lukt me aardig om een paar keer de tik of de tiketik te voorspellen maar telkens wordt dat na een tijdje ontregeld. Ik voel een deining die niet gevolgd wordt door een tik of een tiketik.
Doezelend denk ik over dit fenomeen na en kom tot de conclusie dat het het gevoel is dat je hebt na een tijdje varen en terugkomend aan wal, dat wiebelende gevoel, net of je nog aan het deinen bent, en dat dit gevoel ook aan boord voorkomt, zelfs tijdens het echte deinen. Ik besluit dat ik dat ‘fantoom deining’ ga noemen, een fenomeen waar de waterketel duidelijk geen last van heeft.
Kaja gaat naar het toilet, komt terug en zet de ketel naast het komfoor, zat van het getik.
We vallen samen al deinend weer in slaap.
Geschreven door Op.reis.met.de.wadjan