We slapen dus onder de kerktoren, met alle gevolgen van dien. Om het half uur een klok die luidt. We hadden ons wel een rustiger nacht voorgesteld. Om 7u uit de veren en om 8u45 verzameling aan de poort.
We fietsen met een groep van 27. Deze morgen is het bijna windstil en het beetje dat waait duwt ons vooruit. Eerste stop bij “Wachten op hoog water”: een volle vrouw en een dunne vrouw in gelast staal. Dan gemoedelijk verder laverend tussen de schapen en hun fecaliën, naar Wierum. Hier stop aan het monument ter nagedachtenis van 1893, waarbij 17 schepen de zee kozen en slechts 4 ervan terugkeerden. 22 vissers vonden een zeemansgraf.
Ook hier veel gebouwen met rieten daken. Tegen de nok aan de voor en achterkant is er altijd een versiering met 2 zwanen en in het vlak een ventilatie gat ook wel het uilenbord genoemd. De uilen konden door het gaat binnen en buiten vliegen.
Dan komen we aan in Moddergat en Paesens ooit van elkaar gescheiden door de rivier Paesens.
Vanop de dijk een mooi panorama over het Waddengebied. Dit 400 km lange gebied met een oppervlakte van 10000 km², waarin 280 km² kwelder, 4120 km² bij eb droogvallende wadplaten en 2325 km² steeds overstroomde wadplaten. Ontstaan na de laatste ijstijd zo’n 10.000 jaar geleden.
Hier maken we een “schone schoenen” wandeling met een lokale gids op de rand van de kwelder. Veel uitleg over de bodem, fijne klei uit de Alpen, de vegetatie met schorrekruid, zeealsem en zeekraal. De rij houten palen zijn een overblijfsel van een vroegere bescherming tegen het geweld van stormen.
De dijken werden in 11de tot 13de eeuw aangelegd door monniken van de vele lokale kloosters. De enige overblijfselen zijn de kerken uit deze periode, de kloosters zijn verwoest en afgebroken.
De monniken brachten de kennis van de baksteen mee waarmee van toen af aan huizen en kerken gebouwd werden. Voordien haalde men natuursteen uit de Elzas per schip.
Terug op de dijk stoppen we aan een monument ter nagedachtenis aan een ander zeeramp in 1893 waarbij 17 schepen vergingen en 83 vissers verdronken. Dit leverde het dorpje de bijnaam van “weduwen en wezen dorp” op. De weduwen hadden geen inkomen meer en kregen slechts enkele kwartjes per maand, wat hen noopte om zelfs tot in Duitsland te gaan werken.
Het vissersleven was heel hard, de mannen op zee, de vrouwen aan land. Voor de visvangst in de winter werd gevist met lijnen met honderden haken waaraan pieren moesten gestoken worden. De vrouwen staken die met een drietand in de kwelder, zo’n 5000 stuks per schip. Verder moesten ze de kinderen opvangen, het huishouden doen en de vangst verkopen tot tientallen km in de ronde.
Dit alles kan je beleven in ’t Fiskerhúske, enkele typische vissershuisjes ingericht in de stijl van begin 1900. De muren bezet met geschonden blauwe tegeltjes, die de vissers gratis meekregen uit de steden, de mooiste voor thuis de rest als ballast in’t schip. Er is een steen in de figuur verkeerd geplaatst want alleen Hij is volmaakt. Het kleine wandklokje bood plaats aan het zakhorloge dat met de visser meeging naar de kerk en op zee.
Naast het museum kopen we een portie gerookte paling en in Wierum een andere (onherkenbare qua vorm) gerookte vis.
We trappen nu tegen een matige koelte tot stijve bries in terug naar de camper.
Moe maar voldaan nog even nagenieten van de laatste zonnestralen, apero en diner en naar bed.
Morgen naar Dokkum.
See you,
Sabine en Tony
Geschreven door Tgsvb.reizen