In de Lonely Planet staat -en als zij het zeggen, is het natuurlijk waar- bij kustplaatsje Celestún eigenlijk maar één tip: Reserva de la Biosfera Ría Celestún. Prima, doen we.
In Mérida (fijne stad, fijne B&B) werk ik 's ochtends snel mijn ontbijt weg en ga ik op zoek naar het tweede klas busstation. Da's de enige plek waarvandaan bussen richting de Celestúnse kust vertrekken namelijk.
Tweede klas betekent in dit geval zoveel als, geen toilet in de bus en geen oorverdovende geluiden bij in het Spaans nagesynchroniseerde blockbusters. Hè, jammer. De bus is gelukkig wel net zo brrr. Voordelen zijn verder: gezellig tussen de locals en we nemen de 'landelijke route' zal ik maar zeggen. De bus lijkt op elke straathoek te stoppen om mensen in of uit te laten stappen, een jongeman oefent niet onverdienstelijk op zijn gitaar, twee Mexicanen helpen geduldig als ik per ongeluk muntjes over de grond laat rollen. Buiten staan tussen de koloniale huizen en moderne nieuwbouw overal nog lemen, wit-gestucte, met riet/takken-bedekte Maya-huisjes. Het heeft wel wat.
In Celestún ben ik de bus nog niet uit of er wordt gevraagd of ik voor het reservaat kom. Jazeker! Op het idyllische witte zandstrand ontmoet ik een Duits stel en een Oostenrijks stel met wie ik in een bootje stap. Zij zaten al een uur te wachten, dus we gaan meteen, des te beter voor mij.
De tocht over de zee is op de heenreis idyllisch (op de terugreis een ruige en onstuimige wildwaterbaan). Het water en de lucht kunnen bijna niet blauwer. Pelikanen dobberen rustig op de golven om ons heen en nemen af en toe een snoekduik om een visje op te diepen. Het strand lijkt het toppunt van tropisch, al is de ondergrond niet alleen maar van fijn wit zand, maar ook van keiharde witte (typisch voor deze regio) kalksteen gemaakt. Eenmaal afgeslagen in de baai, zijn de stranden verdwenen en bestaat de kustlijn uit mangroves. Door het zoute water zijn de wortels wit uitgeslagen, maar het bladerdak is groener dan groen.
Waarom dan dat roze? Omdat dit reservaat eigenlijk om één ding zo druk bezocht wordt. Zelfs het politiebureau annex gemeentehuis is om die reden babymeisje-roze geschilderd. (Dat feitje heb ik natuurlijk even gecheckt bij een oudere dame op het centrale plein.) Ja hoor, opeens doemen ze op in de verte: flamingo's! Het moeten er honderden zijn. Verenigd in allerlei subgroepjes. Enkele vliegen hoog voorbij, fel afstekend tegen de blauwe lucht.
De mannetjes (macho's) verenigen zich in clubjes van tien à vijftien stuks om vervolgens druk klapperend met hun vleugels een oorverdovende lokroep in te zetten. Als het hard en aantrekkelijk genoeg is, komt het vrouwtje (hembra) erop af. Zo'n vijf heren draaien rond haar heen om haar te overtuigen wie de beste partner is, maar zij is degene die uiteindelijk kiest. Tenzij ze niet roze genoeg is natuurlijk, dan valt ze buiten de boot.
Flamingo's leven samen in grote groepen, soms wel van een paar duizend vogels. Ze moeten circa twaalf uur per dag eten om zichzelf in leven te houden, dus ze laten schrikken door te dichtbij te varen is strikt verboden. Ook omdat ze vrij eenvoudig hun poten of vleugels breken.
Voor de ukkies in de groep wordt gezorgd middels een soort crèche. Zo'n drie volwassen flamingovrouwtjes (met roulatiesysteem) houden de kleintjes in de gaten, zodat papa en mama hun eigen dingen kunnen doen.
Tot zover de biologieles (als die überhaupt klopt). Waar het eigenlijk om gaat, is dat het echt superleuk is om steeds beter Spaans te kunnen! In plaats van een beetje voor spek en bonen bij een gesprek te hangen, krijg ik nu volgens mij zeker 75% van het gezegde mee. Ik kan doorvragen en vertalen voor anderen in plaats van dat ik zelf geholpen moet worden. Natuurlijk gebruik ik verkeerde woorden, zoals vandaag mond voor snavel en benen voor poten, maar de 'kapitein' begrijpt mij en ik hem. Het zijn van die kleine overwinningsmomentjes die het de moeite waard maken. Olé!
Geschreven door Karianne