De 16 oktober begon beslist gezond. Om zes uur het bed uit voor een wandeling door de bergen. Langs smalle paadjes of wat daarvoor door moest gaan wild zoeken en fotograferen. Gelukkig gingen er gidsen mee om alles aan te wijzen, want het bleek moeilijk zoeken in het regenwoud.
We waren nog maar net op weg toen we de Indringer hoorden schreeuwen. In dit gebied rond Anjozorobe leefden blijkbaar nog 20 Indri’ s die in kleine groepjes door het woud trokken. Het geluid is heel bijzonder zelfs al leek de afstand best groot. We hadden ons ingesteld op het fotograferen van kameleons dus met macro lens waren we enthousiast aan de wandeling begonnen. Tijdens het eerste deel van de wandeling kwamen we terecht op het boerderijtje waar we een dag eerder waren aangekomen. Ondanks de zondag en het vroege tijdstip werd er al heel hard gewerkt in de rijstvelden. Het was een waar geploeter in de modderige klei. De snelgroeiende bevolking heeft dringend meer rijst en meer andere landbouwproducten nodig om te kunnen eten. dus, in ons reisgroepje ging het al snel over het vernielen van de natuur om het areaal rijst te vergroten. Ik heb ze daarom maar met de Syngenta theorie over de groeiende wereldbevolking en de intensivering van de landbouw om de oren geslagen. Bij een aantal kwam dat warempel nog goed over ook, maar er zitten ook enkele wakker dier aanhangers in de groep fotografen. Toch maar enigszins rekening mee houden om de sfeer tot het eind goed te houden. Haha.
Na een paar uur wandelen ging het goede ontbijt er in als koek. Moest ook wel, want de gidsen stonden al te springen om te beginnen met de tweede wandeling van de dag om 9.00 uur. Dus knoopten we onze schoenen weer dicht, controleerden de batterijen van het toestel en sloten ons weer aan bij de groep voor een kortere fotografiewandeling. Ik had voor de kameleons die we vast zouden gaan zien het toestel met macro objectief en flitser meegenomen. Geen kameleon gezien. Maar wel een hele berg steile hellingen, scherpe afdalingen, glibberige paden en uitstekende boomwortels. Ook tijdens deze wandeling hoorden we de Indri’s weer hard roepen door het woud. De spanning liep daardoor op en de gidsen begonnen koortsachtig te zoeken in de boomkruinen. We hadden er niet op gerekend, maar we kwamen ze nog tegen ook, de Indri’s. De grootste lemuren van Madagaskar zaten er met tweeën ontspannen bij in een hoge boom lager op de helling, een flink eind van het pad. Met wat geklauter en door je aan takken vast te grijpen als je begon te glijden konden we toch aan de voet van de boom komen waar de Indri’s zaten. Die keken ons verwonderd aan terwijl ik met mijn macro lens de dieren die op een hoogte van een meter of 20 in de boom zaten probeerde te fotograferen. En dat worden dus automatisch klungelfoto’s. Jammer, maar we hebben ze in ieder geval gezien. Kunnen we ook weer afstrepen. Volgende keer hopen dat ik het juiste objectief bij me heb. Maar dat zul je altijd zien. Het meest bijzondere zet je niet vaak goed op de foto!
De korte wandeling werd langer en langer, maar na ruim drie uur klauteren en afdalen konden we weer aan het laatste maal bij deze lodge beginnen. Was weer perfect. Goede lodge die Akibia Lodge!
Na de lunch snel de koffers ingepakt voor de terugtocht naar Antananarivo. Zag niemand erg zitten door de hobbeltocht van de dag ervoor, maar dat was nu eenmaal het programma. De dragers hadden moeite met de zware koffers dus veel te laat vertrokken we uiteindelijk weer met de drie 4x4’s met 4 chauffeurs naar Tana zoals zij de hoofdstad noemen. De weg bleek nog steeds even rot als de dag daarvoor. Dus nek rug en schouders kregen het zwaar te verduren. In een dorpje kwam een van de chauffeurs ineens aanzetten met een plastic literfles olie die hij in de tank van zijn auto gooide. Die olie, niet die fles. Liep ie beter van zei hij. Tijdens de rit werd het donker en tussen spelende kinderen ossenkarren, brommertjes en enorme gaten in de weg slingerden we langzaam naar Tana. Tot de auto voor ons, de eerste auto ineens op een bergweg begon te slingeren. Hij bleek zonder diesel te staan. De chauffeurs hadden ook geen geld meer om diesel te kopen en er was trouwens ook helemaal geen diesel te koop in de omgeving. Dus werd wat vanuit onze tank gehaald en dat naar de eerste auto gepompt. Die bleek zijn tank niet leeg te hebben, maar vuil in zijn brandstof te hebben. Dus, in het donker werd geprobeerd de carburateur schoon te spoelen en zijn diesel te verdunnen met de betere diesel uit onze auto, terwijl wij in het donker midden op de weg probeerden weg te springen voor passerende auto’s of wat dat voor door moest gaan en die er toch reden als gekken. Uiteindelijk kregen ze de auto aan de praat en reden we naar een pompstation langs de ‘grote weg’ naar Tana. Met de laatste druppel kwamen we daar aan terwijl we nog steeds een heel eind verwijderd waren van de stad. Nu waren we wel bij een pompstation, maar de chauffeurs hadden nog steeds geen geld. Ze gaven ook aan nog steeds niet betaald te zijn, terwijl de reisorganisatie dit blijkbaar al lang had gedaan. Dus moest de reisleider Frank zijn knip trekken en al vast de fooien uitbetalen. Daarmee konden de chauffeurs precies een paar liter kopen om tot Tana te rijden, waar we laat op de avond aankwamen. Bij het hotel waar we toen aankwamen, gaf men aan dat de geboekte kamers weliswaar beschikbaar waren. Een diner was er echter niet betaald. Dus kregen we allemaal een pizzaatje voor iedereen bekaf zijn bed op zocht.
Geschreven door Peters.blog