Via twee boottochten bereikte ik vanuit de Raja Ampatarchipel de kust van Nieuw-Guinea, na Groenland het grootste eiland ter wereld. Hoewel dit eiland meer dan 25 keer zo groot is als België heeft het minder inwoners. Volgens een laatste screening van onze planeet zijn er nog 37 plaatsen op Aarde waar de natuur zo groot en onaangetast is dat men nog kan spreken van een uitgestrekte wildernis: het eiland Nieuw-Guinea is één van die overgebleven plaatsen.
Dit werd me reeds snel duidelijk toen ik twee binnenlandse vluchten diende te nemen over delen van het eiland om tot in mijn volgende bestemming Wamena te kunnen geraken, honderden kilometers inland gelegen en enkel bereikbaar met betrekkelijk kleine vliegtuigjes. Zoals bijna altijd heb ik een zitje aan het venster en het uitzicht werd volledig gedomineerd door ontoegankelijke woeste tropische bergoerwouden. Nog nooit heb ik zo lang gevlogen zonder enig teken van menselijke aanwezigheid te zien, zelfs niet wanneer dit over het Amazone- of Congowoud of Siberië was.
Het zijn echter niet enkel de ruige bergen die ervoor gezorgd hebben dat Nieuw-Guinea zo onaangetast is gebleven. Aanvankelijk had Europa tijdens hun veroveringsdrift van de wereld gewoonweg geen interesse in het eiland omdat het zo ver van de bestaande handelsroutes lag, weinig uitnodigende moerassen heeft aan de kusten en werd bewoond door een wild en veelal vijandig volkje.
Uiteindelijk werd Nieuw-Guinea dan toch verdeeld tussen Nederland en de Britten, die respectievelijk het westelijke en oostelijke deel voor zich namen. Dit is een grens die tot op vandaag voor problemen zorgt. Na de twee wereldoorlogen van vorige eeuw lag Europa zodanig in puin dat het niet meer in staat was om voluit de plak te zwaaien in haar voormalige kolonies en vele plaatsen in de wereld werden snel onafhankelijk. Zowat de hele politieke wereldkaart moest in de decennia erop meermaals hertekend worden.
Het oostelijk deel van Nieuw-Guinea werd na wat getouwtrek de onafhankelijke staat Papoea-Nieuw-Guinea en het westelijk deel dat tot Nederland behoorde werd even onder voogdij van het eveneens pas onafhankelijke Indonesië geplaatst en via een volksstemming mochten de lokale inwoners bepalen of ze al dan niet een soevereine staat wouden worden. Deze verkiezing is er echter nooit gekomen en Indonesië lijfde westelijk Nieuw-Guinea gewoon in omdat het ervoor ook onderdeel was van de Nederlandse kolonie 'Indonesië'.
De bevolking van westelijk Nieuw-Guinea (dat nu Papoea heet) wou echter geen onderdeel zijn van Indonesië en kwam in opstand. Het Indonesisch leger had echter niet veel moeite om met moderne oorlogsmiddelen de primitievelingen die vochten met hun boog en pijltjes te lijf gaan en tienduizenden kwamen om het leven.
Ondanks de zwakheid van de lokale bevolking blijft het toch een lastige zaak om ze te blijven onderdrukken en Indonesië past dezelfde techniek toe zoals China deed met Tibet: je verhuist gewoon zoveel mensen van uw eigen volk naar de onderdrukte regio tot een niveau dat je quasi een meerderheid vormt. Met zoveel Chinezen in Tibet en Javanen in Papoea kan men toch niet meer vragen om onafhankelijkheid? Je kan hier niet meer spreken van een (bijna) genocide omdat je de lokale inwoners niet meer massaal afslacht, maar wel van cultuurmoord (etnocide) omdat de mensen een minderheid beginnen vormen binnen hun eigen regio en zelfs via democratische wegen nog weinig kunnen bereiken.
Na de verhuis van ettelijke honderdduizenden Javanen naar Papoea en het feit dat er aardolie, koper en nikkel is gevonden is het voor de inboorlingen nog maar een illusie dat ze ooit onafhankelijk kunnen worden. Het is een onmogelijke strijd en mij lijkt dat ze best een deal proberen sluiten, bijvoorbeeld: wij beloven niet meer in opstand te komen wanneer we wat meer autonomie en een deel van de opbrengsten van de grondstoffen krijgen. Voor de regering van Indonesië moet dit toch aanvaardbaar zijn? In Wamena heb ik het er even met enkele mensen over gehad, maar - met alle respect - het ontbreekt de meesten aan voldoende niveau om hier een echt zinnig gesprek over te hebben.
Wamena is een zeer bizarre plaats om toe te komen. Het stadje dat eigenlijk een Indonesische creatie is, ligt ten midden van de nog behoorlijk traditionele Papoease Baliem-vallei. De twee bevolkingsgroepen leven er op het eerste gezicht nog vrij goed tezamen, maar vooraleer je naar de regio reist, moet je u er toch van vergewissen of er geen politieke onrusten zijn, die hier steeds elk moment kunnen uitbreken.
Toen ik van het vliegtuig stapte, geloofde ik mijn ogen niet: de eerste persoon die ik zag, was zo'n inboorling met een traditionele peniskoker! En dit was niet in de aankomsthal (voor zover je dit trouwens zo kunt noemen), maar op de landingsbaan! Wellicht kwam die man van één van de vele omliggende dorpjes die hoewel soms hemelsbreed maar enkele kilometers van Wamena liggen lichtjaren verwijderd zijn qua ontwikkeling en levensstandaard. Ik vermoed dat hij eens een vliegtuig van dichtbij wou zien en aan zijn brede lach en blik in zijn ogen kon ik al raden wat hij aan het denken was. Wellicht iets in de aard van 'Maar jongens toch, met wat gaan ze nu nog allemaal voor de dag komen!?'
De lokale inwoners van de Baliem-vallei worden Dani genoemd en dit volkje dat pas in 1930 door een verkennende Amerikaanse piloot werd ontdekt, leefde tot enkele Nederlandse christelijke zendelingen arriveerden nog letterlijk in het stenen tijdperk: ze hadden enkel stenen werktuigen of iets dat gemaakt was van hout of botten. Metaalbewerking was hen nog totaal vreemd, evenals een geschreven taal.
Hun cultuur werd voornamelijk gekenmerkt door stammenoorlogen met koppensnellen en kannibalisme en dit alles was tot halverwege vorige eeuw nog wijd verspreid. Een vijand doden en opeten vormde een onderdeel van hun animistische geloof en het ritueel betekende dat je de levenskracht van de gedode op die manier kon overnemen. De Nederlanders hebben het koppensnellen en kannibalisme eruit gekregen en de Dani zijn nu zelfs christenen (weliswaar met nog een zwaar animistisch ondertoontje zoals bijvoorbeeld het geloof dat geesten van voorouders invloed hebben op dagdagelijkse gebeurtenissen).
Deze kerstening was de eerste moderniseringsgolf die zich over de Baliem-vallei verspreidde en niet veel later werd ze gevolgd door de tweede: de komst van de vele Javanen die van Wamena zelfs een stadje maakten.
Als je naar de Baliem-vallei reist, is dit uiteraard om te proberen om een zo traditioneel mogelijke cultuur aan te treffen. Hiervoor moet je voor meerdere dagen de bergen intrekken en te voet is de enigste optie. Ik heb een trektocht gedaan van vijf dagen en die was door het moeilijke terrein, het weinige comfort en de hitte overdag nog behoorlijk zwaar. Elke avond en nacht viel de regen met bakken uit de hemel zoals dit enkel in de tropen kan en het deed riviertjes behoorlijk opzwellen en de al slechte steile wandelpaden veranderen in glibberige modderpoelen.
Op mijn tweede dag diende ik na een halve dag zwaar stappen nog drie uren naar boven te klauteren tot aan een piepklein dorpje waar ik kon overnachten. Ik kwam er zo uitgeput toe dat ik na een paar obligatoire handjes schudden en een liter water drinken me in een toegewezen hutje neerlegde op een bedje van gedroogd gras en nog even vriendelijk knikte naar nieuwsgierige kinderen die giechelend naar me keken vanuit de hutopening vooraleer ik alsof in een transcendente roes pardoes in slaap viel. Pas vele uren later werd ik plots wakker , in het pikdonker, en een rammelende maag joeg me uit mijn hut om een maaltijd bij elkaar te scharrelen.
Het Dani-volk houdt van westerlingen, maar zijn vaak ietwat verlegen in hun contact leggen. Meestal is een begroeting zeer uitgebreid elkaars hand schudden en lang 'Wa, wa, wa, wa,...' zeggen, wat zoveel betekent als 'respect' tonen of 'dank u' zeggen.
Hoe primitief vele inboorlingen hier nog mogen leven in de bergen (sommige baby's delen bijvoorbeeld de moederborst met een big) de modernisering die hun stamgenoten in de stad Wamena ondergaan zal zich in de komende jaren verder verspreiden tot in de meest afgelegen dorpjes. De traditionele Dani-cultuur is op sterven na dood, wellicht gaat het om de laatste generatie.
Uiteraard ben ik blij dat het koppensnellen en kannibalisme verleden tijd is (anders zou ik hier overigens niet beginnen rondstappen), maar van één ding ben ik toch verschoten: een vrouw verkrachten is legaal! Je dient wel één varken te betalen aan de familie van de getroffene.
Het onderwerp kwam ter sprake toen ik met enkele mannen in een hut 's avonds aan het eten was. Mijn reiservaring zorgde ervoor dat ik niet als een blanke moraalridder hen direct de huid vol schold, maar ik moest het toch even kunnen plaatsen.
Terwijl wij in Europa reeds 5.000 jaar geleden het steentijdperk hebben verlaten is dit bij de Dani nog maar enkele decennia geleden. Alles is voor deze mensen zo snel aan het veranderen. Een vrouw verkrachten is hier iets wat je in een primitief, instinctief kader moet zien en niet als iets waarmee je een ander persoon zwaar en doelbewust mee wilt kwetsen. Voor zover ik het de voorbije vijf dagen heb gezien gaan de mannen zeer hartelijk om met de vrouwen en het gebruik zal naar mijn inziens snel verdwijnen.
Uiteraard legde ik de visie van het westen uit en ze zullen dit binnenkort wellicht ook overnemen, zoals al de rest. Trouwens hoeveel onschuldige vrouwen hebben wij niet op de brandstapel gezet omdat we ze betichtten van hekserij? Gelijke rechten voor vrouwen is ondanks onze duizenden jaren beschaving er ook maar beginnen komen in de vorige eeuw. Zelfs vandaag, in een periode dat we zo overvol zijn van onze eigen waarden en normen, verdient een vrouw bij ons nog steeds minder dan een man voor hetzelfde werk of stromen ze moeilijker door naar topfuncties ondanks gelijke capaciteiten. Elke cultuur dient blijvend te evolueren en door de vooruitstomende veranderingstrein waarin we inzitten veel sneller en sneller dan gelijk welke vorige periode in onze menselijke geschiedenis.
Geschreven door KevinYayoiTravel