Gisteren aan het eind van de middag en in de vooravond weer een harde wind: de camper stond te schudden. En daarna: weer een koude nacht.
We worden wakker met de zon: weer een prachtige dag voor ons. De temperatuur zal rond de 22 graden komen. Ik kom in gesprek met een jonge vrouw van 29 jaar. Ze reist alleen in een pick-up truck met in de laadbak een frame, waarop de helft van haar daktent rust, als hij opgezet is. Ze werkt als engineer in een mijn, verdient goed en gaat zo vaak als mogelijk met vakantie. Zij vindt Australië het veiligste land dat ze kent en zou ook best op de fiets over de Nullarbor durven. Tjonge, ver over de 1000 km, alleen roadhouses, geen dorpen. De afstand tussen de Roadhouses bedraagt gauw zo’n 200 km. Dan zou je moeten slapen op zo’n (voor ons) onheilspellende rustplaats, in het pikkedonker!! Geen haar op mijn hoofd, die daarover denkt!!
Eerst boodschappen doen in Maitland en daarna rijden we voor de koffie naar Point Pearce. Dit is een dorp in een aboriginal gebied. Het lijkt er uitgestorven, op een jonge moeder na, die joggend achter de wandelwagen loopt, in gezelschap van haar hond. Als we na de koffie het dorp weer verlaten krijgen we een vriendelijke groet van een man. Het geheel maakt een troosteloze indruk.
We rijden weer naar de kust: Port Victoria. Even gewandeld en rondgekeken bij de jetty en bij een plaats waar de (vissers)boten te water worden gelaten.
Lunchen doen we in Minlaton en we maken gebruik van internet in een heus internetcafé annex souvenirwinkel met zelfgemaakte spulletjes. (En ik kan het niet laten om voor de aller-allerjongste in onze familie iets te kopen :-) . Dit plaatsje ligt ongeveer midden op de laars van het schiereiland en we besluiten hier te blijven, vanwege de harde wind aan de kust. Op de camping hebben we een plek van zo’n 110 m2 ! Dat komt niet vaak voor.
Geschreven door Elskes.reisblog